Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
1.Het onderzoek ter terechtzitting
2.Tenlastelegging
3.Voorvragen
4.Vrijspraak
5.Beslissing
niet bewezenen spreekt verdachte daarvan vrij.
Rechtbank Amsterdam
In deze strafzaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 23 juni 2022 uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van het medeplegen en medeplichtig zijn aan het witwassen van een geldbedrag van € 41.232,75 en een Rolex-horloge. De rechtbank heeft het vonnis op tegenspraak gewezen na onderzoek op de terechtzittingen van 18 maart 2021 en 9 juni 2022. De officier van justitie, mr. B.H.R. Hogewind, heeft de vordering ingediend, terwijl de verdachte werd bijgestaan door haar raadsvrouw, mr. S.G.H. Langeweg. De rechtbank heeft vastgesteld dat de zaak tegen de verdachte gelijktijdig, maar niet gevoegd is behandeld met de strafzaak tegen een medeverdachte.
De tenlastelegging omvatte het (mede)plegen van het (schuld)witwassen van een geldbedrag en een Rolex-horloge in de periode van 1 januari 2017 tot en met 13 april 2018. De verdediging stelde dat het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk moest worden verklaard, omdat het in strijd met het gelijkheidsbeginsel had gehandeld door de zaak van de verdachte niet te seponeren, terwijl een derde persoon, wiens gedragingen vergelijkbaar waren, niet was vervolgd. De rechtbank oordeelde echter dat het Openbaar Ministerie een ruime discretionaire bevoegdheid heeft en dat het niet vervolgen van een derde niet automatisch leidt tot niet-ontvankelijkheid van de vervolging tegen de verdachte.
Uiteindelijk heeft de rechtbank de verdachte vrijgesproken van het primair en subsidiair ten laste gelegde. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor het witwassen van het geldbedrag en het Rolex-horloge. De rechtbank concludeerde dat de herkomst van de contante geldbedragen die de verdachte had gestort, kon worden verklaard door haar salaris, en dat er geen witwasvermoeden bestond. De beslissing van de rechtbank werd genomen door mr. O.P.M. Fruytier, voorzitter, en mrs. M.C. Eggink en C.M. Delstra, rechters, in aanwezigheid van griffier mr. M. Utlu.