ECLI:NL:RBAMS:2022:3644

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
23 juni 2022
Publicatiedatum
29 juni 2022
Zaaknummer
13/659055-19
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte voor medeplegen van witwassen van een geldbedrag en een Rolex-horloge

In de strafzaak tegen de verdachte, geboren in 1988, heeft de rechtbank Amsterdam op 23 juni 2022 uitspraak gedaan. De verdachte werd beschuldigd van het medeplegen van witwassen van een geldbedrag van € 41.232,75 en een Rolex-horloge. De zaak werd behandeld op tegenspraak na terechtzittingen op 18 maart 2021 en 9 juni 2022. De officier van justitie, mr. B.H.R. Hogewind, vorderde bewezenverklaring van het witwassen, terwijl de verdediging vrijspraak bepleitte. De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet voldoende bewijs had geleverd dat het geldbedrag van € 12.714,- en het Rolex-horloge van misdrijf afkomstig waren. De rechtbank concludeerde dat de verdachte een concrete, verifieerbare verklaring had gegeven voor de herkomst van het geldbedrag en het horloge, en dat het Openbaar Ministerie onvoldoende onderzoek had gedaan naar deze verklaringen. Daarom sprak de rechtbank de verdachte vrij van de tenlastelegging en gelastte de teruggave van het Rolex-horloge aan de verdachte.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Parketnummer: 13/659055-19 (Promis)
Datum uitspraak: 23 juni 2022
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] ( [geboorteland] ) op [geboortedag] 1988,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres [adres] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 18 maart 2021 en 9 juni 2022.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. B.H.R. Hogewind, en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. D. Fontein, naar voren hebben gebracht.
De zaak tegen verdachte is gelijktijdig, maar niet gevoegd behandeld met de strafzaak tegen medeverdachte [medeverdachte] (13/650609-18).

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is – kort gezegd – ten laste gelegd dat hij zich in de periode van 1 januari 2017 tot en met 13 april 2018 te Amsterdam schuldig heeft gemaakt aan het (mede)plegen van het (schuld)witwassen van een geldbedrag van € 41.232,75,- en een Rolex-horloge.
De tekst van de integrale tenlastelegging is opgenomen in een bijlage die aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde feit en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Vrijspraak

4.1
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie vindt bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het witwassen van het Rolex-horloge en een geldbedrag van € 37.892,75,-, door dit geldbedrag en horloge voorhanden te hebben en de werkelijke herkomst ervan te verhullen. Zij heeft hiertoe het volgende aangevoerd.
De officier van justitie stelt voorop dat de pleegperiode moet worden ingekort van 1 januari 2017 tot en met 13 april 2018, nu verdachte op die laatste datum werd aangehouden en hij zodoende daarna geen contante stortingen meer kan hebben gedaan. Er moet dan ook worden uitgegaan van een totaalbedrag aan stortingen van € 37.892,75.
Aan de gedragingen van verdachte kan een vermoeden van witwassen worden ontleend. Zo gebruikte verdachte een bankpas en creditcards van familieleden en kennissen en gebruikte hij deze onder andere om dure auto’s te huren. De rekeningen van deze personen werden gevoed door contante stortingen en overschrijvingen, terwijl verdachte niet beschikte over legale inkomsten of over enig ander vermogen. Het is een feit van algemene bekendheid dat met het bankieren op andermans naam geprobeerd wordt de werkelijke herkomst van het geld te verhullen. Tijdens zijn aanhouding zijn meerdere bankpassen, een Rolex-horloge en een stortingsbewijs van een biljet van € 500,- aangetroffen. Verdachte is bovendien een aantal keer aangetroffen in het bijzijn van personen met criminele antecedenten en heeft gebruik gemaakt van
money transfersin plaats van girale overschrijvingen. Voornoemde witwastypologieën rechtvaardigen het vermoeden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan witwassen.
Van verdachte mag in deze situatie worden verlangd dat hij een concrete, verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring geeft dat de voorwerpen niet van misdrijf afkomstig zijn. De verklaring van verdachte dat hij inkomsten heeft verkregen uit het zwart werken als kok en cateraar, het restaurant in [land] en de verkoop dan wel het verhypothekeren van een stuk grond, is niet of onvoldoende onderbouwd. Ook de door de verdediging nader ingediende stukken werpen geen ander licht op de witwasverdenking. Nu verdachte geen concrete, verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring heeft gegeven, heeft het Openbaar Ministerie geen nader onderzoek hoeven te verrichten. De officier van justitie vindt dan ook dat verdachte moet worden veroordeeld voor het witwassen. Zij heeft de rechtbank verzocht verdachte vrij te spreken van het tenlastegelegde medeplegen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft vrijspraak bepleit. Hij heeft hiertoe, kort samengevat, het volgende aangevoerd.
Alleen van een aantal bedragen van in totaal € 12.714,- kan worden vastgesteld dat verdachte dit voorhanden heeft gehad. Dit is over een periode van vijftien maanden geen exorbitant hoog bedrag. Er zijn bovendien weinig witwastypologieën aan de orde. Zo heeft verdachte een nagenoeg blanco strafblad en zijn de
money transferseenvoudig te verklaren. Hij heeft slechts één keer de beschikking gehad over een biljet van € 500,-. Verdachte gebruikte andermans creditcards en bankpas, omdat hij zelf geen officieel inkomen had en zijn pinpas kwijt was geraakt in [land] en geen nieuwe kon aanschaffen. De feiten en omstandigheden rechtvaardigen geen witwasvermoeden.
Indien de rechtbank van oordeel is dat wel sprake is van een witwasvermoeden, heeft verdachte een concrete, verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring afgelegd voor de herkomst van de vermogensbestanddelen. Het geld is afkomstig uit koken, een stuk grond in [land] , gokken en een restaurant in [land] . Verdachte heeft hierover tijdens het onderzoek twee keer verklaard. Ook zijn – ter ondersteuning van deze verklaring – voorafgaand en na de vorige zitting stukken ingediend.
Ten aanzien van het Rolex-horloge heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat weliswaar sprake is van een gerechtvaardigd vermoeden van witwassen, maar dat verdachte een concrete, verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring heeft afgelegd. Verdachte heeft het Rolex-horloge tijdens een gokwedstrijd gewonnen. Bij verdachte is een op zijn naam staande Platinum Favorites Card van Holland Casino aangetroffen, hetgeen steun biedt voor de verklaring dat verdachte regelmatig gokte.
Het had op de weg van het Openbaar Ministerie gelegen om onderzoek te doen naar de verklaringen van verdachte over de herkomst van het geldbedrag en het Rolex-horloge. Dit heeft niet plaatsgevonden, terwijl dit wel mogelijk was geweest. Nu, bij gebrek aan onderzoek door het Openbaar Ministerie, niet met voldoende mate kan worden uitgesloten dat de voorwerpen een legale herkomst hebben, dient verdachte te worden vrijgesproken.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
Wettelijk kader
De rechtbank stelt voorop dat voor een bewezenverklaring van het in de delictsomschrijving van artikel 420bis/420quater, eerste lid, onder b, Wetboek van Strafrecht opgenomen bestanddeel ‘afkomstig uit enig misdrijf’, niet is vereist dat uit de bewijsmiddelen moet kunnen worden afgeleid dat het desbetreffende voorwerp afkomstig is uit een nauwkeurig aangeduid misdrijf.
Dat een voorwerp ‘afkomstig is uit enig misdrijf’ kan, indien op grond van de beschikbare bewijsmiddelen geen rechtstreeks verband valt te leggen met een bepaald misdrijf, niettemin bewezen worden geacht, indien het op grond van de vastgestelde feiten en omstandigheden niet anders kan zijn dan dat het voorwerp uit enig misdrijf afkomstig is.
Indien door het Openbaar Ministerie feiten en omstandigheden zijn aangedragen die een vermoeden rechtvaardigen dat het niet anders kan zijn dan dat een voorwerp uit enig misdrijf afkomstig is, mag van de verdachte worden verlangd dat hij een concrete, verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring geeft voor zijn stelling dat het voorwerp niet van misdrijf afkomstig is. De omstandigheid dat een dergelijke verklaring van de verdachte mag worden verlangd, houdt niet in dat het aan de verdachte is om aannemelijk te maken dat het voorwerp niet van misdrijf afkomstig is. Indien de verdachte de hiervoor bedoelde verklaring heeft gegeven, ligt het op de weg van het Openbaar Ministerie om nader onderzoek te doen naar die verklaring. Mede op basis van de resultaten van dat onderzoek zal moeten worden beoordeeld of, ondanks de verklaring van de verdachte, het witwassen bewezen kan worden op de grond (dat het niet anders kan zijn dan) dat het voorwerp uit enig misdrijf afkomstig is. Indien een hiervoor bedoelde verklaring van de verdachte is uitgebleven, mag de rechtbank die omstandigheid betrekken in haar bewijsoverwegingen.
4.3.2
Witwasvermoeden contant geld
Aan verdachte is onder meer witwassen van een bedrag van € 41.232,75 tenlastegelegd. Het geldbedrag ziet op contante stortingen in de periode van 1 januari 2017 tot en met 5 mei 2018 op een bankrekening van medeverdachte [medeverdachte] (zijn moeder), een bankrekening van [persoon 1] (zijn zusje), twee bankrekeningen op naam van [persoon 2] (hierna: [persoon 2] ) en op een bankrekening van [persoon 3] (hierna: [persoon 3] ). Verdachte was bij zijn aanhouding in het bezit van een creditcard op naam van zijn moeder, een creditcard op naam van [persoon 2] en een bankpas op naam van zijn zusje. Verdachte heeft erkend van deze drie passen gebruik te hebben gemaakt en contante stortingen te hebben gedaan op de bankrekeningen van zijn moeder en zusje.
De rechtbank stelt voorop dat niet bewezen kan worden dat verdachte voor 9 juni 2017 contante stortingen heeft gedaan, nu hij tot die datum in [land] verbleef. Ditzelfde geldt voor contante stortingen na 13 april 2018, omdat verdachte vanaf die datum gedetineerd raakte. Verdachte zal van die betreffende stortingen dan ook worden vrijgesproken.
Verdachte heeft erkend contante stortingen te hebben gedaan tot een bedrag van € 12.714,-. De rechtbank overweegt dat op basis van het dossier niet kan worden vastgesteld dat verdachte de overige tenlastegelegde contante geldbedragen heeft gestort. Hiervoor is redengevend dat medeverdachte [medeverdachte] heeft verklaard dat zij zelf veelvuldig contante stortingen deed op haar eigen bankrekeningen en ook in sommige gevallen op de betaalrekening van haar dochter. Zij heeft onderbouwd weergegeven om welke reden en op welke wijze zij geld heen en weer schoof tussen haar betaal-, leefgeld- en beheerrekening en waarom zij soms gebruik maakte van de rekening van haar dochter. Verder blijkt uit het dossier niet welke overige contante stortingen verdachte op de rekeningen van [persoon 2] en [persoon 3] zou hebben gedaan. [persoon 2] heeft zich beroepen op haar zwijgrecht en van [persoon 3] ontbreekt een verklaring. Verder is van belang dat verdachte niet exclusief de beschikking had over de bankrekeningen van zijn moeder, zusje, [persoon 2] en [persoon 3] . Gelet hierop acht de rechtbank bewezen dat verdachte in de tenlastegelegde periode contante stortingen heeft verricht tot een bedrag van € 12.714,-.
De rechtbank stelt vast dat het onderzoek geen direct bewijs heeft opgeleverd dat dit geldbedrag van € 12.714,- uit enig misdrijf afkomstig is. Dit betekent dat eerst moet worden vastgesteld of de aangedragen feiten en omstandigheden zodanig zijn dat er zonder meer van een vermoeden van witwassen sprake is. In dat verband leidt de rechtbank uit het dossier en het onderzoek ter terechtzitting de volgende feiten en omstandigheden af.
Verdachte had geen beschikking over een legaal inkomen. Hij heeft grote bedragen contant geld gestort op rekeningen die niet op zijn naam staan en had bankpassen van een aantal van deze rekeningen in zijn bezit. Ook had hij een stortingsbewijs van een biljet van € 500,-, terwijl deze niet voorkomen in het normale betalingsverkeer. De rechtbank stelt dan ook vast dat op grond van het voorgaande sprake is van een gerechtvaardigd vermoeden van witwassen van het geldbedrag van € 12.714,-.
Van verdachte mag dan worden verlangd dat hij een concrete, verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring geeft voor zijn stelling dat deze voorwerpen niet van misdrijf afkomstig zijn.
4.3.3
Verklaring van verdachte en onderzoek van het Openbaar Ministerie naar aanleiding daarvan
Het stuk grond
Verdachte heeft verklaard dat hij een volmacht had van zijn moeder om een stuk grond in [land] , dat op naam stond van een stichting waarbij zijn moeder betrokken was, als onderpand voor een lening van € 15.000,- te gebruiken. Verdachte heeft bij de politie en ter zitting verklaard dat hij dit geldbedrag contant heeft meegenomen naar Nederland. Ter onderbouwing van zijn standpunt heeft verdachte een verklaring overgelegd van [persoon 4] van 14 mei 2020, waarin zij verklaart dat zij op 7 juni 2017 het stuk grond aan verdachte heeft verkocht en dat zij de grond voor € 5.000 weer heeft teruggekocht. Verder heeft verdachte overgelegd een volmacht van 8 juni 2017 van medeverdachte [medeverdachte] aan verdachte om het stuk grond namens haar te verkopen en over te dragen en een ‘borderel’ ter inschrijving van een hypotheek op dat stuk grond van 13 juni 2017 tot meerdere zekerheid van terugbetaling van een geldlening ten bedrage van € 15.000,- aan een stichting, waarin de moeder van verdachte betrokken is. Daarnaast zijn met betrekking tot deze grond concrete overschrijvingen van medeverdachte [medeverdachte] aan [persoon 4] ter aflossing te zien. Alhoewel de overgelegde stukken nog vragen oproepen, is de rechtbank van oordeel dat verdachte hiermee wel een voldoende concrete, verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring heeft gegeven dat het geldbedrag van € 15.000,- niet van enig misdrijf afkomstig is. Naar het oordeel van de rechtbank had het Openbaar Ministerie nader onderzoek naar die verklaring kunnen verrichten. Dit heeft het echter nagelaten.
Het restaurant
Verdachte heeft bij de politie en tijdens beide onderzoeken ter terechtzitting verklaard dat hij samen met [persoon 5] (hierna: [persoon 5] ) een restaurant in [land] heeft beheerd en dat hij hiervoor via zogenaamde
money transfersin totaal € 6.000,- heeft ontvangen. Uit het dossier blijkt dat op 13 juni 2017 middels drie transacties in totaal € 6.000,- van [persoon 5] aan verdachte hebben plaatsgevonden. [persoon 5] heeft hierover via haar advocaat een verklaring afgelegd. In deze verklaring staat dat [persoon 5] en verdachte in november 2016 een samenwerkingsverband zijn aangegaan tot exploitatie van een Japans restaurant genaamd [naam restaurant] , dat aan dit verband in december 2017 een einde is gekomen en dat [persoon 5] op 13 juni 2017 in drie tranches € 6.000,- aan winstdeling aan verdachte heeft overgemaakt. De rechtbank is van oordeel dat verdachte hiermee een concrete, verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring heeft gegeven dat hij
€ 6.000,- aan contant geld heeft ontvangen dat niet van misdrijf afkomstig is. Ook naar deze verklaring had het Openbaar Ministerie dus nader onderzoek kunnen verrichten, maar ook in dit geval heeft het dit nagelaten.
Koken
Verdachte heeft bij de politie verklaard dat hij wel eens kookte op feestjes en daarvoor zwart uitbetaald kreeg. Ter terechtzitting van 9 juni 2022 heeft verdachte dit herhaald. Ook heeft de verdediging op de zitting van 9 juni 2022 een brief van [persoon 6] overgelegd, waarin zij verklaart dat verdachte voor haar cateringbedrijf werkt en dat verdachte daarvoor een vergoeding in contanten ontvangt. De verdediging heeft deze verklaring onderbouwd met foto’s van verdachte in een keuken.
De rechtbank is van oordeel dat de verklaring die verdachte over zijn inkomsten uit het koken heeft gegeven niet als een concrete en verifieerbare verklaring kan worden aangemerkt, nu niet kan worden vastgesteld wanneer en hoeveel inkomsten verdachte precies met deze werkzaamheden heeft verdiend. De brief van [persoon 6] is bovendien pas ter zitting overgelegd, en daarom niet meer te verifiëren. Deze verklaring van verdachte geeft onvoldoende aanleiding tot een nader onderzoek door het Openbaar Ministerie.
Gokken
Verdachte heeft zowel bij de politie als tijdens het onderzoek ter terechtzitting verklaard dat hij meerdere keren per week gokte en daarmee geld verdiende. Op de zitting van 9 juni 2022 heeft verdachte verklaard dat hij, voordat hij in 2016 naar [land] was vertrokken, een Platinum Favorites Card van Holland Casino had. Een dergelijke kaart krijg je alleen wanneer je het casino veelvuldig bezoekt. Deze kaart had na terugkomst in Nederland echter zijn waarde verloren op het moment dat de politie hiernaar onderzoek deed, nu verdachte een tijd in [land] had verbleven en het Holland Casino in die periode dus niet bezocht. Volgens verdachte is dit er de reden van dat er op de kaart geen bezoeken zijn geregistreerd.
De rechtbank is van oordeel dat, hoewel niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijk, deze verklaringen onvoldoende concreet en niet verifieerbaar zijn. Het door verdachte geboden tegenwicht tegen het vermoeden van witwassen geeft dan ook onvoldoende aanleiding tot een nader onderzoek door het Openbaar Ministerie.
4.3.4
Conclusie contant geld
Gelet op het voorgaande heeft verdachte met betrekking tot het stuk grond (€ 15.000,-) en het restaurant (€ 6.000,-) concrete, verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaringen afgelegd. Hoewel het Openbaar Ministerie hiernaar nader onderzoek had moeten doen, is dit nagelaten. Aldus kan niet worden vastgesteld dat het niet anders kan zijn dan dat het geldbedrag van € 12.714,- van enig misdrijf afkomstig is.
Dit betekent dat niet is bewezen dat verdachte dit geldbedrag heeft witgewassen, zodat hij hiervan moet worden vrijgesproken.
4.3.5
Geen witwasvermoeden Rolex horloge
Onder verdachte is na zijn aanhouding een Rolex horloge, type GMT-Master II, in beslag genomen. Het horloge is getaxeerd op een bedrag van € 5.500,-. Anders dan de officier van justitie ziet de rechtbank onvoldoende aanleiding om ten aanzien van dit horloge een witwasvermoeden aan te nemen. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat verdachte weliswaar gedurende de periode van ongeveer 10 maanden in Nederland voorafgaande aan zijn aanhouding niet over een aantoonbare inkomstenbron beschikte, maar dat hij daarvoor in [land] wel geld verdiende met het restaurant dat hij samen met [persoon 5] runde. Verdachte heeft verklaard dat hij het horloge al voor zijn komst naar Nederland in juni 2017 in bezit had. Daarnaast weegt de rechtbank mee dat het horloge weliswaar niet goedkoop is, maar ook geen exorbitant hoge waarde heeft. Al met al vindt de rechtbank deze omstandigheden onvoldoende om het vermoeden op te baseren dat het niet anders kan dan dat het horloge uit enig misdrijf afkomstig is. Aan beoordeling van de verklaring die verdachte over de herkomst van het horloge heeft gegeven, komt de rechtbank dan ook niet toe. Verdachte zal daarom ook van het witwassen van het horloge worden vrijgesproken.
4.3.6
Het beslag
De officier van justitie heeft gevorderd dat het in beslag genomen Rolex-horloge verbeurd wordt verklaard. De verdediging heeft verzocht de teruggave van het Rolex-horloge aan verdachte te gelasten.
De rechtbank overweegt dat het dossier geen kennisgeving van inbeslagneming (kvi) van het Rolex-horloge bevat. In het relaas van het dossier wordt echter wel verwezen naar een kvi van het horloge met documentnummer [documentnummer] . De rechtbank gaat er daarom vanuit dat er op het horloge zowel conservatoir als strafvorderlijk beslag rust. Met betrekking tot het strafvorderlijk beslag zal de rechtbank de teruggave van het horloge aan verdachte gelasten.

5.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart het ten laste gelegde
niet bewezenen spreekt verdachte daarvan vrij.
Gelast de teruggave aan verdachte van het Rolex horloge, type GMT-Master II.
Dit vonnis is gewezen door
mr. O.P.M. Fruytier, voorzitter,
mrs. M.C. Eggink en C.M. Delstra, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M. Utlu, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 23 juni 2022.
[...]
  • [...]
  • [...]
  • [...]
  • [...]
  • [...]