ECLI:NL:RBAMS:2022:3629

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
29 juni 2022
Publicatiedatum
28 juni 2022
Zaaknummer
13/089273-20
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis van de rechtbank Amsterdam inzake woninginbraak met valse sleutel

In deze strafzaak heeft de rechtbank Amsterdam op 29 juni 2022 uitspraak gedaan tegen een 31-jarige Amsterdammer, die op 22 november 2019 samen met anderen heeft ingebroken in een woning in de wijk IJburg. De verdachte is veroordeeld tot een taakstraf van 120 uur en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 2 maanden. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan diefstal in vereniging door middel van een valse sleutel en medeplegen van vernieling van een camera en alarmsysteem. De rechtbank heeft de verklaringen van de verdachte en de bewijsmiddelen in het dossier gewogen. De verdachte heeft bekend dat hij op de betreffende datum in de woning is geweest en dat hij met een valse sleutel toegang heeft verkregen. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de verdachte moet worden vrijgesproken van een derde feit, omdat de herkenning door verbalisanten op basis van camerabeelden onvoldoende betrouwbaar was. De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd, en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De rechtbank heeft ook de vordering van de benadeelde partijen beoordeeld, waarbij de vordering van een slachtoffer tot schadevergoeding is afgewezen omdat deze niet voldoende was onderbouwd. De rechtbank heeft de schadevergoedingsmaatregel opgelegd voor de materiële en immateriële schade die door de bewezenverklaarde feiten is veroorzaakt.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Parketnummer: 13/089273-20
Datum uitspraak: 29 juni 2022
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren op [geboortedag] 1991 in [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres
[adres] , [woonplaats] .

1.Onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 15 juni 2022. Verdachte was hierbij aanwezig.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie, mr. S.H.S. Kurniawan-Ayre, en van wat verdachte en zijn raadsvrouw, mr. T.E. Korff, naar voren hebben gebracht.
De rechtbank heeft ook kennis genomen van wat door de benadeelde partij [benadeelde partij] en namens hem door [naam 1] van Stichting Slachtofferhulp Nederland naar voren is gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is - kort gezegd - ten laste gelegd dat hij zich in Amsterdam heeft schuldig gemaakt aan
diefstal in vereniging door middel van een valse sleutel in een woning aan de [adres] op 22 november 2019;
medeplegen van vernieling van een camera en alarmsysteem in een woning aan de [adres] op 22 november 2019;
diefstal in vereniging door middel van een valse sleutel in een woning aan de [adres] op 16 december 2019.
De tekst van de volledige tenlastelegging is opgenomen in
bijlage Idie aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.

3.Waardering van het bewijs

3.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat feit 1 op grond van de bewijsmiddelen in het dossier wettig en overtuigend kan worden bewezen. Verdachte heeft op zitting bekend dat hij op 22 november 2019 samen met anderen in de woning aan de [adres] is geweest, dat ze daar zijn binnengekomen met een valse sleutel en dat zij daar spullen hebben weggenomen. Met deze verklaring, de aangifte, het aanvullende contact met aangever en het proces-verbaal van het forensisch onderzoek in de woning kan ook feit 2 wettig en overtuigend worden bewezen.
De officier van justitie heeft zich ook op het standpunt gesteld dat feit 3 wettig en overtuigend kan worden bewezen op grond van de aangifte, de omschrijving van de camerabeelden bij de hoofdingang van het complex en de herkenning van verdachte door de verbalisanten op basis van (
stillsvan) deze camerabeelden. De officier van justitie vindt de herkenningen van verdachte voldoende betrouwbaar. Het gaat om twee afzonderlijke herkenningen waarbij uit de processen-verbaal blijkt dat beide verbalisanten verdachte verschillende keren zijn tegengekomen in hun werkzaamheden. Zij hebben bovendien duidelijk omschreven aan welke persoonskenmerken zij verdachte hebben herkend. Daarbij komt dat de tweede verbalisant kennelijk ook de (bewegende) camerabeelden heeft gezien.
3.2.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft geen bewijsverweer gevoerd ten aanzien van feit 1 en feit 2.
De verdediging heeft bepleit dat verdachte van feit 3 moet worden vrijgesproken, omdat hij heeft ontkend dat hij bij de diefstal betrokken is geweest en de herkenningen door de verbalisanten onvoldoende betrouwbaar zijn. Hiervoor is het volgende aangevoerd. De
stillsvan de camerabeelden zijn van matige tot slechte kwaliteit waardoor geen specifieke, onderscheidende persoonskenmerken kunnen worden waargenomen. Daarom kan onvoldoende gewicht aan de herkenningen worden toegekend. Dat de verbalisanten hebben vermeld dat zij verdachte in hun werkzaamheden zijn tegengekomen, maakt dit niet anders, mede omdat niet bekend is hoe vaak en hoe recent dit is geweest. Ander bewijs waaruit volgt dat verdachte betrokken zou zijn geweest bij de diefstal ontbreekt.
3.3.
Oordeel van de rechtbank
Feit 1: diefstal in vereniging door middel van valse sleutel - [adres]
De rechtbank oordeelt - met de officier van justitie en de verdediging - dat de diefstal in vereniging door middel van een valse sleutel aan de [adres] wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard op grond van de bewijsmiddelen in het dossier en de bekennende verklaring van verdachte op zitting.
Feit 2: medeplegen vernieling van camera en alarm - [adres]
De rechtbank oordeelt - met de officier van justitie en de verdediging - dat het medeplegen van de vernieling van een camera en alarm aan de [adres] wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard op grond van de bewijsmiddelen in het dossier en de verklaring van verdachte op zitting over feit 1. Immers, vast staat dat de camera is vernield ten tijde van de diefstal en verdachte heeft bekend dat hij samen met anderen die diefstal heeft gepleegd.
Feit 3:vrijspraakdiefstal in vereniging door middel van valse sleutel - [adres]
Met de verdediging oordeelt de rechtbank dat verdachte moet worden vrijgesproken van feit 3. De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
Verdachte heeft betrokkenheid bij de diefstal ontkend. De betrokkenheid van verdachte zou moeten worden gebaseerd op de herkenningen van verdachte door de verbalisanten op basis van
stillsvan de camerabeelden van de hoofdingang van het complex aan de [adres] . De rechtbank is vanwege de volgende redenen van oordeel dat deze herkenningen onvoldoende betrouwbaar zijn. In het proces-verbaal herkenning door verbalisant Van Delden is opgenomen dat hij verdachte heeft herkend aan zijn gezicht, zijn profiel en postuur. De rechtbank oordeelt dat dit niet alleen onvoldoende specifieke persoonskenmerken zijn, maar ook dat het gezicht, profiel en postuur van de persoon onvoldoende duidelijk zijn te zien op de
stills. Daarnaast blijkt uit het proces-verbaal herkenning door verbalisant AML19652 dat deze verbalisant verdachte heeft herkend mede op basis van videobeelden. Bewegende camerabeelden maken echter geen onderdeel uit van het dossier, waardoor de rechtbank deze herkenning niet kan controleren op betrouwbaarheid. De
stillsdie zijn bijgevoegd in het proces-verbaal van AML19652 zijn naar het oordeel van de rechtbank bovendien onvoldoende duidelijk om een betrouwbare herkenning op te kunnen baseren. Tot slot heeft te gelden dat beide verbalisanten hebben vermeld dat zij verdachte tijdens hun werkzaamheden verschillende keren zijn tegengekomen, maar niet hebben omschreven hoe vaak en hoe recent dat is geweest en hoe specifiek dit contact is geweest. De rechtbank is vanwege het voorgaande van oordeel dat de herkenningen van verbalisanten niet voor het bewijs kunnen worden gebruikt.
Het dossier bevat geen andere bewijsmiddelen op grond waarvan de betrokkenheid van verdachte bij de diefstal kan worden vastgesteld. De rechtbank spreekt verdachte daarom vrij van feit 3.

4.Bewezenverklaring

De rechtbank verklaart op grond van de bewijsmiddelen in
bijlage IIbewezen dat verdachte
1.op 22 november 2019 te Amsterdam tezamen en in vereniging met anderen met het oogmerk van wederrechtelijk toe-eigening uit een woning gelegen aan de [adres] heeft weggenomen:
- diverse sieraden en
- contant muntgeld en
- een laptop en
- een beautycase en
- een paspoort op naam van [naam 3] en
- een huwelijksboekje en
- persoonlijke papieren en
- een set Apple airpods,
toebehorende aan [naam 2] en/of [naam 3] , terwijl verdachte en mededaders zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft door middel van een valse sleutel, te weten een nagemaakte sleutel;
2.op 22 november 2019 te Amsterdam tezamen en in vereniging met anderen opzettelijk en wederrechtelijk het camera/alarmsysteem in een woning gelegen aan de [adres] toebehorende aan [naam 2] en/of [naam 3] heeft vernield.
In de tenlastelegging onder 1 staat vermeld: ‘ [adres] ’. De rechtbank heeft dit verbeterd gelezen als: ‘ [adres] ’. Naar het oordeel van de rechtbank is hier sprake van een kennelijke en kenbare misslag. Door de verbetering is verdachte niet in zijn verdediging geschaad.
Voor zover in de tenlastelegging andere taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in zijn verdediging geschaad.

5.Strafbaarheid van de feiten

De bewezenverklaarde feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

6.Strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering van de straffen

7.1.
Eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de door haar bewezen bevonden feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van elf maanden, met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, waarvan vier maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar.
7.2.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht om bij de strafoplegging voor feiten 1 en 2 rekening te houden met het reclasseringsadvies van 1 april 2022, de overschrijding van de redelijke termijn en het feit dat verdachte hinder heeft ondervonden door het conservatoir beslag.
7.3.
Oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen straffen zijn in overeenstemming met de ernst van de bewezenverklaarde feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn gepleegd en de persoon van verdachte, zoals daarvan op zitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan een woninginbraak door middel van een nagemaakte sleutel. Verdachte en zijn mededaders hebben in de woning spullen weggenomen. Met dit handelen is schade en overlast veroorzaakt bij de slachtoffers. Daarnaast is een woning bij uitstek de plek waar men zich veilig moet kunnen voelen. Het handelen van verdachte en zijn mededaders heeft een inbreuk gemaakt op dit gevoel van veiligheid van de bewoners. Dat is ook het geval bij het gebruik van een valse sleutel: de bewoners meenden onbezorgd hun woning te kunnen binnenstappen en werden pas nadat zij zelf de deur open hadden gedaan geconfronteerd met de inbraak. Bovendien zorgen woninginbraken voor gevoelens van angst, onrust en onveiligheid in de maatschappij. Tijdens deze woninginbraak hebben verdachte en zijn mededaders ook een camera en alarm vernield. Ook hiermee is schade en overlast veroorzaakt bij de slachtoffers.
De rechtbank heeft gekeken naar het strafblad van verdachte en gezien dat verdachte in de vijf jaar voorafgaand aan het plegen van de woninginbraak niet is veroordeeld voor vermogensdelicten en nooit is veroordeeld voor vernieling.
De rechtbank heeft bij strafoplegging aansluiting gezocht bij de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht van de rechtbanken en hoven voor een woninginbraak.
De rechtbank weegt als strafverzwarende omstandigheden mee dat de diefstal in vereniging is gepleegd en dat gebruik is gemaakt van een valse sleutel.
Als strafverminderende omstandigheden weegt de rechtbank mee dat verdachte zijn leven in positieve zin heeft veranderd en dat hij op zitting verantwoordelijkheid heeft genomen voor zijn daden, de ernst hiervan inziet en schuldbewust is.
De rechtbank weegt ook mee als strafverminderende omstandigheid de overschrijding van de redelijke termijn met zeven maanden, die niet aan de verdediging te wijten is.
De rechtbank houdt bovendien rekening met het reclasseringsadvies van 1 april 2022, waarin de reclassering heeft geadviseerd om een zo groot als mogelijk deel van de straf voorwaardelijk op te leggen zonder bijzondere voorwaarden. De rechtbank heeft hierin ook gelezen dat er contra-indicaties zijn voor het opleggen van een gevangenisstraf, namelijk werk en inkomen, en dat er geen contra-indicaties zijn voor het opleggen van een taakstraf. De rechtbank is echter van oordeel dat de ernst van de feiten wel degelijk een gevangenisstraf rechtvaardigt.
De rechtbank vindt het gelet op het voorgaande passend en noodzakelijk om een gevangenisstraf op te leggen van twee maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar en daarnaast een taakstraf van 120 uur met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.

8.Beslag

Onder verdachte zijn de volgende voorwerpen in beslag genomen:
  • 880 EUR (Omschrijving: G5841156, 5841156 IBG 22-11-19);
  • 1 STK Sleutelbos (Omschrijving: 5841146 met 2 sleutels en label met tekst [adres] , 5841146);
  • 1 STK Panty (Omschrijving: 5841163, Zwart);
  • 1 STK Panty (Omschrijving: 5841164, Bruin);
  • 1 STK Sleutel (Omschrijving: 5841724 sleutel met wit labeltje en tekst opp7, 5841724);
  • 1 STK Sleutel (Omschrijving: met oranje label met tekst ijtje sous japon, 5841771);
  • 1 STK Zak (Omschrijving: 5843491, merk: H&M);
  • 1 STK Sleutel (Omschrijving: PL1300-2019246660-G5841757, Huissleutel);
  • 1 STK Sleutel (Omschrijving: PL1300-2019246660-G5841763, Huissleutel);
  • 1 STK Personenauto [kenteken] (Omschrijving: G5511684 datum inbeslagname is 04/05/20, Zwart, merk: Volkswagen).
8.1.
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie vindt dat het geld onder conservatoir beslag moet blijven, dat de auto kan worden teruggegeven aan verdachte en dat de overige voorwerpen moeten worden verbeurd verklaard, omdat de door de officier van justitie bewezen bevonden feiten met deze voorwerpen zijn begaan en/of deze bestemd zijn voor het begaan van soortgelijke feiten.
8.2.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft geen standpunt kenbaar gemaakt over de in beslag genomen voorwerpen.
8.3.
Oordeel van de rechtbank
Teruggave aan verdachte
De rechtbank gelast de teruggave van het geld aan verdachte, omdat de rechtbank geen verband ziet tussen dit geld en de door de rechtbank bewezenverklaarde feiten.
Teruggave rechthebbende
De rechtbank oordeelt dat de auto moet worden teruggegeven aan verdachte, omdat niet is komen vast te staan dat de bewezenverklaarde feiten met behulp van de auto zijn begaan of de auto is verkregen uit de bewezenverklaarde feiten. De rechtbank overweegt hierbij dat de auto feitelijk niet zal worden teruggegeven aan verdachte, zolang het conservatoir beslag op die auto voortduurt.
Verbeurdverklaring
De rechtbank oordeelt dat de overige in beslag genomen voorwerpen moeten worden verbeurd verklaard, omdat de door de rechtbank bewezenverklaarde feiten met deze voorwerpen zijn begaan en/of deze bestemd zijn voor het begaan van soortgelijke feiten.

9.Vorderingen tot schadevergoeding

9.1.
Vordering tot schadevergoeding van het slachtoffer [naam 2]
In het dossier is een vordering tot schadevergoeding gevoegd. De rechtbank begrijpt de vordering tot schadevergoeding van het slachtoffer [naam 2] zo dat hij in totaal € 500,- aan schadevergoeding heeft geëist voor de diefstal uit zijn woning en de vernieling van de camera en het alarm. De schade bestaat uit een materieel deel van € 200,- en een immaterieel deel van € 300,-, te vermeerderen met de wettelijke rente. Daarnaast is verzocht om de schadevergoedingsmaatregel op te leggen. Tot slot heeft het slachtoffer de hoofdelijke veroordeling gevorderd.
9.1.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd om de vordering van materiële schade geheel toe te wijzen en de vordering van immateriële schade gedeeltelijk toe te wijzen voor € 250,-, omdat de onderbouwing van de immateriële schade ook betrekking heeft op de vernieling in de schuur en die niet ten laste is gelegd. De officier van justitie heeft gevorderd om de schadevergoeding te vermeerderen met de wettelijke rente, de schadevergoedingsmaatregel op te leggen en de hoofdelijkheid uit te spreken.
9.1.2.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht om de vordering tot schadevergoeding geheel af te wijzen, omdat deze onvoldoende is onderbouwd.
9.1.3.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank oordeelt het volgende. Op de vordering tot schadevergoeding is het parketnummer 13/064153-20 vermeld. Dit is het parketnummer van de zaak van een van de medeverdachten ( [medeverdachte] ). Het slachtoffer heeft zich in deze zaak dus niet als benadeelde partij gevoegd. De rechtbank verklaart het slachtoffer dan ook niet-ontvankelijk in zijn vordering tot schadevergoeding.
Schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank overweegt echter dat de schadevergoedingsmaatregel uit artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht een strafrechtelijke sanctie is die los van een voegingsprocedure kan worden opgelegd. Zo kan de schadevergoedingsmaatregel worden opgelegd als het slachtoffer niet in zijn vordering tot schadevergoeding kan worden ontvangen.
De rechtbank overweegt dat het vaststaat dat door de bewezenverklaarde feiten 1 en 2 rechtstreeks materiële en immateriële schade is toegebracht aan het slachtoffer. De camera en het alarm zijn vernield. De rechtbank begroot de materiële schade die hierdoor is veroorzaakt naar maatstaven van billijkheid op € 200,-.
De rechtbank ziet dat het slachtoffer in de vordering tot schadevergoeding heeft omschreven welke psychische gevolgen de feiten voor hem hebben gehad. Het slachtoffer heeft slapeloze nachten en geen rustgevoel meer in zijn huis. Gezien de bewezenverklaarde feiten is naar het oordeel van de rechtbank een ernstige inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van het slachtoffer. Daardoor is sprake van een aantasting in de persoon op andere wijze, als bedoeld in artikel 6:106, aanhef en onder b, van het Burgerlijk Wetboek. De rechtbank houdt bij het begroten van de hoogte van de immateriële schade rekening met vergoedingen die in soortgelijke zaken zijn toegekend. De rechtbank begroot de immateriële schade naar maatstaven van billijkheid op € 300,-.
Gelet op het voorgaande, legt de rechtbank aan verdachte de schadevergoedingsmaatregel op voor het bedrag van € 500,-. Dit schadebedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment waarop de strafbare feiten zijn gepleegd, te weten 22 november 2019. Bovendien geldt dat verdachte en de mededaders hoofdelijk aansprakelijk worden gesteld voor dit schadebedrag. Dit betekent dat zij samen, en ieder afzonderlijk, verantwoordelijk zijn voor het betalen van het totale schadebedrag.
9.2.
Vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde partij]
De benadeelde partij [benadeelde partij] heeft in totaal € 12.499,12 aan schadevergoeding gevorderd voor het feit waarvan verdachte onder feit 3 werd beschuldigd, bestaande uit € 12.129,12,- aan vergoeding van materiële schade en € 370,- aan vergoeding van immateriële schade. De benadeelde partij heeft gevorderd om de schadevergoeding te vermeerderen met de wettelijke rente en om de schadevergoedingsmaatregel op te leggen. Tot slot heeft de benadeelde partij de hoofdelijke veroordeling van verdachte en de mededader(s) gevorderd.
De rechtbank oordeelt het volgende. Omdat verdachte wordt vrijgesproken van feit 3, komt de rechtbank niet toe aan een inhoudelijke beoordeling van de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij en verklaart de rechtbank de benadeelde partij niet-ontvankelijk in zijn vordering.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen en maatregel zijn gegrond op de artikelen:
- 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 33, 33a, 36f, 47, 57, 311 en 350 van het Wetboek van Strafrecht.

11.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder 3 is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezenverklaarde levert op:
Feit 1:
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van een valse sleutel;
Feit 2:
medeplegen van opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een
taakstraf van 120 (honderdtwintig) uur, met bevel dat vervangende hechtenis zal worden toegepast van 60 (zestig) dagen voor het geval dat verdachte de taakstraf niet naar behoren heeft verricht.
Beveelt dat de tijd die door verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in
voorarrestis doorgebracht, bij de uitvoering van die straf
in minderingzal worden gebracht naar de maatstaf van 2 (twee) uur per dag.
Veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstraf van 2 (twee) maanden.
Beveelt dat deze gevangenisstraf
nietzal worden
ten uitvoer gelegd, tenzijlater anders wordt gelast.
Stelt daarbij een
proeftijd van 2 (twee) jaarvast.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast als veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Verklaart
verbeurd:
  • 1 STK Sleutelbos (Omschrijving: 5841146 met 2 sleutels en label met tekst [adres] , 5841146);
  • 1 STK Panty (Omschrijving: 5841163, Zwart);
  • 1 STK Panty (Omschrijving: 5841164, Bruin);
  • 1 STK Sleutel (Omschrijving: 5841724 sleutel met wit labeltje en tekst opp7, 5841724);
  • 1 STK Sleutel (Omschrijving: met oranje label met tekst ijtje sous japon, 5841771);
  • 1 STK Zak (Omschrijving: 5843491, merk: H&M);
  • 1 STK Sleutel (Omschrijving: PL1300-2019246660-G5841757, Huissleutel);
  • 1 STK Sleutel (Omschrijving: PL1300-2019246660-G5841763, Huissleutel).
Gelast de
teruggaveaan verdachte van:
  • 880 EUR (Omschrijving: G5841156, 5841156 IBG 22-11-19);
  • 1 STK Personenauto [kenteken] (Omschrijving: G5511684 datum inbeslagname is 04/05/20, Zwart, merk: Volkswagen).
Verklaart
[naam 2] niet-ontvankelijkin zijn vordering.
Legt verdachte hoofdelijk de
verplichtingop ten behoeve van [naam 2]
aan de Staat € 500,-(vijfhonderd euro) te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 22 november 2019 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald, behalve voor zover dit bedrag al door of namens een ander is betaald. Als er niet wordt betaald, kan gijzeling worden toegepast van
10 (tien) dagen. De toepassing van die gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Verklaart de
benadeelde partij [benadeelde partij] niet-ontvankelijkin zijn vordering.
Dit vonnis is gewezen door
mr. M.M.L.A.T. Doll, voorzitter,
mrs. Ch.A. van Dijk en A. Das, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M. van der Post, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 29 juni 2022.