In deze strafzaak heeft de rechtbank Amsterdam op 16 juni 2022 uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van medeplichtigheid aan het aanbieden van effecten door Stichting Rentecertificaten Nederland (SRN) zonder een door de Autoriteit Financiële Markten (AFM) goedgekeurde prospectus. De rechtbank heeft vastgesteld dat er onvoldoende bewijs is dat de verdachte behulpzaam is geweest bij de strafbare handelingen van SRN. De tenlastelegging betrof het opzettelijk aanbieden van effecten aan veertien beleggers in de periode van 1 juli 2016 tot en met 1 mei 2018, zonder dat er een algemeen verkrijgbare prospectus was. De rechtbank heeft de tenlastelegging verbeterd door te verduidelijken dat de prospectus goedgekeurd moest zijn door de AFM of een toezichthoudende instantie van een andere lidstaat.
Tijdens de zitting op 2 juni 2022 heeft de officier van justitie betoogd dat het tenlastegelegde feit bewezen kon worden, terwijl de verdediging aanvoerde dat niet kon worden bewezen dat SRN de Wft had overtreden en dat de verdachte niet medeplichtig was aan de handelingen van de stichting. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de verdachte, ondanks zijn contacten met de AFM en De Nederlandse Bank over de prospectusplicht, niet op enige wijze behulpzaam is geweest bij de strafbare handelingen van SRN. Daarom heeft de rechtbank de verdachte vrijgesproken van de hem ten laste gelegde feiten.