ECLI:NL:RBAMS:2022:3620

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
16 juni 2022
Publicatiedatum
28 juni 2022
Zaaknummer
81-065091-21
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in zaak tegen Stichting Rentecertificaten Nederland wegens medeplichtigheid aan het aanbieden van effecten zonder goedgekeurde prospectus

In deze strafzaak heeft de rechtbank Amsterdam op 16 juni 2022 uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van medeplichtigheid aan het aanbieden van effecten door Stichting Rentecertificaten Nederland (SRN) zonder een door de Autoriteit Financiële Markten (AFM) goedgekeurde prospectus. De rechtbank heeft vastgesteld dat er onvoldoende bewijs is dat de verdachte behulpzaam is geweest bij de strafbare handelingen van SRN. De tenlastelegging betrof het opzettelijk aanbieden van effecten aan veertien beleggers in de periode van 1 juli 2016 tot en met 1 mei 2018, zonder dat er een algemeen verkrijgbare prospectus was. De rechtbank heeft de tenlastelegging verbeterd door te verduidelijken dat de prospectus goedgekeurd moest zijn door de AFM of een toezichthoudende instantie van een andere lidstaat.

Tijdens de zitting op 2 juni 2022 heeft de officier van justitie betoogd dat het tenlastegelegde feit bewezen kon worden, terwijl de verdediging aanvoerde dat niet kon worden bewezen dat SRN de Wft had overtreden en dat de verdachte niet medeplichtig was aan de handelingen van de stichting. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de verdachte, ondanks zijn contacten met de AFM en De Nederlandse Bank over de prospectusplicht, niet op enige wijze behulpzaam is geweest bij de strafbare handelingen van SRN. Daarom heeft de rechtbank de verdachte vrijgesproken van de hem ten laste gelegde feiten.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
VERKORT VONNIS
Parketnummer: 81-065091-21
Datum uitspraak: 16 juni 2022
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren op [geboortedag] 1989 te [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres
[adres] , [woonplaats] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 2 juni 2022.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. M.I.M. Geertsema en van wat de raadsman van verdachte mr. J.P. Plasman naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is – kort gezegd – ten laste gelegd dat hij medeplichtig is geweest aan het in de periode van 1 juli 2016 tot en met 1 mei 2018 – tezamen en in vereniging – opzettelijk aanbieden van effecten aan veertien beleggers zonder dat ter zake de aanbieding een prospectus algemeen verkrijgbaar was.
De tekst van de gehele tenlastelegging is opgenomen in een bijlage die aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.
Verbeterde lezing van de tenlastelegging
Artikel 5:2 (oud) van de Wet op het financieel toezicht (Wft) verbood kort gezegd en voor zover van belang, het aanbieden van effecten aan het publiek tenzij een prospectus algemeen verkrijgbaar is
dat is goedgekeurd door de Autoriteit Financiële Markten of door een toezichthoudende instantie van een andere lidstaat.
In de tenlastelegging ontbreken de hierboven cursief geschreven woorden.
Gezien de bewoordingen van artikel 5:2 Wft (oud) in samenhang met de inhoud van het dossier, kan het niet anders dan dat de opsteller van tenlastelegging met de woorden “een prospectus” heeft bedoeld “een prospectus dat is goedgekeurd door de Autoriteit Financiële Markten of door een toezichthoudende instantie van een andere lidstaat”.
De rechtbank leest de tenlastelegging daarom aldus verbeterd.

3.Waardering van het bewijs

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het tenlastegelegde feit bewezen kan worden.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat niet kan worden bewezen dat Stichting Rentecertificaten Nederland (SRN) artikel 5:2 van de Wft heeft overtreden. De handelingen van verdachte kunnen bovendien op geen enkel moment medeplichtigheid aan het handelen van de stichting opleveren. De raadsman verzoekt daarom verdachte vrij te spreken.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
Op 23 juni 2016 is SRN door medeverdachte, [medeverdachte] , opgericht. Enig bestuurder van SRN was de medeverdachte. SRN is beherend vennoot van de op 1 juli 2016 opgerichte commanditaire vennootschap Nederlandse Rentecertificaten (CVNR) en stille vennoot van CVNR is Pulsar Capital B.V., opgericht op 23 juni 2016, waarvan de verdachte enig aandeelhouder en bestuurder is. SRN is, volgens de medeverdachte, opgericht met het doel geld van particulieren te beleggen. Over de periode 1 juli 2016 tot en met 1 mei 2018 hebben in totaal veertien particulieren tot een bedrag van in totaal € 632.848,46 ingelegd. Het in te leggen geld hebben zij overgemaakt op de rekening van de CVNR. CVNR heeft de ingelegde gelden belegd bij het online beleggingsplatform Interactive Brokers.
Het verwijt dat verdachte kort gezegd wordt gemaakt is dat hij medeplichtig is geweest aan het door SRN aanbieden van effecten aan het publiek, zonder dat daarvoor een door de AFM goedgekeurd prospectus was afgegeven. De medeplichtigheid van verdachte zou er in zijn gelegen dat hij voorafgaand aan de oprichting van SRN meermalen (email)contact heeft gehad met de Autoriteit Financiële Markten (AFM) en De Nederlandse Bank (DNB) inzake de prospectusplicht.
De rechtbank is van oordeel dat, wat er ook zij van de verdenking jegens SRN, de handelingen van verdachte die ter verfeitelijking van de medeplichtigheid zijn opgenomen in de tenlastelegging, niet kunnen worden beschouwd als handelingen die op enige wijze behulpzaam zijn geweest bij de strafbaar geachte handelingen van SRN. Niet valt in te zien hoe het doen van navraag over de prospectusplicht, op enige wijze heeft bijgedragen aan het handelen in strijd met die prospectusplicht. De rechtbank zal verdachte daarom vrijspreken.

4.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart het tenlastegelegde
niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door
mr. M. Vaandrager, voorzitter,
mr. G.H. Marcus en mr. J.M.R. Vastenburg, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M.M. van der Beek, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 16 juni 2022.