ECLI:NL:RBAMS:2022:3611

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
18 mei 2022
Publicatiedatum
27 juni 2022
Zaaknummer
13/752009-21
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering van overlevering op basis van artikel 6a Overleveringswet en de beoordeling van de identiteit en rechtspositie van de opgeëiste persoon

Op 18 mei 2022 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de vordering tot overlevering van een opgeëiste persoon op basis van een Europees Aanhoudingsbevel (EAB) uitgevaardigd door de rechtbank van eerste aanleg Suceava in Roemenië. De vordering tot overlevering werd ingediend door de officier van justitie op 18 februari 2022. De opgeëiste persoon, geboren in 1953, heeft de Nederlandse nationaliteit en is in Nederland ingeschreven. Tijdens de openbare zitting op 4 mei 2022 werd de zaak behandeld, waarbij de opgeëiste persoon werd bijgestaan door zijn raadsman, mr. S. de Goede.

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon vastgesteld en onderzocht of de overlevering kon worden geweigerd op grond van artikel 12 van de Overleveringswet (OLW). De verdediging stelde dat de opgeëiste persoon niet op de hoogte was van het proces en dat er geen adequate rechtsbijstand was verleend. De officier van justitie betoogde echter dat de dagvaarding in persoon was betekend en dat de opgeëiste persoon op de hoogte was van zijn verdedigingsrechten. De rechtbank oordeelde dat de opgeëiste persoon wel degelijk op de hoogte was van de zitting en het vonnis, en dat de weigeringsgrond van artikel 12 OLW niet van toepassing was.

Vervolgens werd ook de weigeringsgrond van artikel 6a OLW beoordeeld, die stelt dat de overlevering van een Nederlander kan worden geweigerd indien de tenuitvoerlegging van de opgelegde straf in Nederland kan plaatsvinden. De rechtbank concludeerde dat de feiten waarvoor de overlevering werd verzocht, ook naar Nederlands recht strafbaar zijn en dat de opgelegde vrijheidsstraf kan worden overgenomen. De rechtbank besloot daarom de overlevering te weigeren en gelijktijdig de tenuitvoerlegging van de vrijheidsstraf in Nederland te bevelen, met opheffing van de overleveringsdetentie.

De uitspraak is gedaan door mr. M.E.M. James-Pater als voorzitter, bijgestaan door mrs. J.P.W. Helmonds en M.M.L.A.T. Doll, en is openbaar uitgesproken op 18 mei 2022. Tegen deze uitspraak staat geen gewoon rechtsmiddel open.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/752009-21
RK nummer: 22/933
Datum uitspraak: 18 mei 2022
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 18 februari 2022 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
Dit EAB is uitgevaardigd op 3 augustus 2021 door de rechtbank van eerste aanleg Suceava (Roemenië) en het strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon]
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1953,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[adres] ,
hierna te noemen de opgeëiste persoon.

1.Procesgang

De vordering is behandeld op de openbare zitting van 4 mei 2022. Het verhoor heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie, mr. M. Diependaal. De opgeëiste persoon is bijgestaan door zijn raadsman, mr. S. de Goede, advocaat te Breda, die waarneemt voor mr. J.C. Sneep, advocaat te Breda.
Op grond van artikel 22, derde lid, OLW heeft de rechtbank de termijn waarbinnen zij op grond van het eerste lid van dit artikel uitspraak moet doen met dertig dagen verlengd omdat zij die verlenging nodig heeft om over de verzochte overlevering te beslissen.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht. De opgeëiste persoon heeft ter zitting verklaard dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat hij de Nederlandse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

In het EAB wordt melding gemaakt van een vonnis van 21 april 2021 van de rechtbank van eerste aanleg Suceava (Roemenië), onherroepelijk op 13 juli 2021, met dossiernummer 2006/314/20919.
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf voor de duur van drie jaren en vier maanden. De opgeëiste persoon dient de gehele straf nog te ondergaan. De vrijheidsstraf is aan de opgeëiste persoon opgelegd bij het hiervoor genoemde vonnis.
Dit vonnis betreft de feiten zoals dat zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB.
3.1
Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 12 OLW
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de overlevering moet worden geweigerd op grond van artikel 12 OLW, omdat zich geen van de situaties als bedoeld in artikel 12, sub a tot en met c, OLW voordoet en er geen verzetsgarantie als bedoeld in artikel 12, sub d, OLW aan de opgeëiste persoon is verstrekt. De opgeëiste persoon was niet op de hoogte van het proces en hij heeft de kennelijk van overheidswege toegewezen advocaat niet gemachtigd. Er heeft op 7 september 2020 wel een verhoor van de opgeëiste persoon plaatsgevonden via videoverbinding met Roemenië, waarbij de opgeëiste persoon is bijgestaan door zijn Nederlandse advocaat mr. S. Krijnen, maar de opgeëiste persoon is niet bekend met de in het EAB genoemde Roemeense advocaat. In het EAB is daarnaast vermeld dat de opgeëiste persoon in persoon is gedagvaard en dat hij in persoon het vonnis heeft ontvangen met de mededeling dat hij hoger beroep kan instellen, maar dit ontkent de opgeëiste persoon ten stelligste. Niet duidelijk is op welk adres de stukken zouden zijn uitgereikt. Ook is er geen reden om af te zien van toepassing van de weigeringsgrond. De opgeëiste persoon heeft alleen een oproep ontvangen voor het verhoor via videoverbinding, hij heeft geen adres hoeven opgeven en evenmin blijkt dat hij in kennis is gesteld van de verplichting een adreswijziging door te geven. De opgeëiste persoon is niet aanwezig geweest bij de zitting, maar heeft niet geprobeerd zich hieraan te onttrekken. Het is derhalve niet duidelijk of de opgeëiste persoon van zijn verdedigingsrechten gebruik heeft kunnen maken, of dat het aan hem te wijten was dat hij wellicht niet van zijn verdedigingsrechten gebruik heeft kunnen maken. Subsidiair heeft de raadsman verzocht om aanhouding om de Roemeense autoriteiten vragen te stellen over de zittingen, de gemachtigde advocaat en de betekeningen.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de overlevering kan worden toegestaan. De dagvaarding is, blijkens de informatie in het EAB, in persoon betekend aan de opgeëiste persoon. Daarnaast is na de zitting het vonnis aan de opgeëiste persoon in persoon betekend met de mededeling dat hij hoger beroep kan instellen, hetgeen hij niet heeft gedaan. De weigeringsgrond van artikel 12 OLW is derhalve niet van toepassing.
Oordeel van de rechtbank
Uit het EAB blijkt dat de opgeëiste persoon niet in persoon is verschenen bij het proces dat tot het vonnis heeft geleid dat aan het EAB ten grondslag ligt.
De omstandigheden als bedoeld in artikel 12, aanhef en onder a en c, OLW doen zich echter voor omdat de opgeëiste persoon de dagvaarding in persoon heeft ontvangen en dus op de hoogte is gebracht van datum en plaats van de terechtzitting, en de opgeëiste persoon het vonnis met de relevante instructies over het instellen van verzet of hoger beroep in persoon heeft ontvangen op 29 juni 2021. Dat de opgeëiste persoon ontkent de dagvaarding en het vonnis met instructies in ontvangst te hebben genomen is, gelet op het wederzijdse vertrouwen waarop het systeem van het EAB berust, onvoldoende om aan de informatie in het EAB te twijfelen.
Nu zich de omstandigheden als bedoeld in artikel 12, aanhef en onder a en c, OLW voordoen, is de weigeringsgrond van artikel 12 OLW niet van toepassing. Het verweer van de raadsman slaagt dan ook niet. De rechtbank ziet ook geen aanleiding om de zaak aan te houden voor het opvragen van nadere informatie.

4.Strafbaarheid: feiten vermeld op bijlage 1 bij de OLW

Onderzoek naar de dubbele strafbaarheid van de feiten waarvoor de overlevering wordt verzocht, moet achterwege blijven, nu de uitvaardigende justitiële autoriteit de feiten heeft aangeduid als feit vermeld in de lijst van bijlage 1 bij de OLW. De feiten vallen op deze lijst onder nummer 20, te weten:
oplichting
Uit het EAB volgt dat op deze feiten naar het recht van Roemenië een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste drie jaren is gesteld.

5.Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 6a OLW

De opgeëiste persoon heeft de Nederlandse nationaliteit. Op grond van artikel 6a OLW kan de overlevering van een Nederlander worden geweigerd, indien de overlevering is gevraagd ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een hem bij onherroepelijk vonnis opgelegde vrijheidsstraf en de rechtbank van oordeel is dat de tenuitvoerlegging van die straf kan worden overgenomen.
De rechtbank moet daarom beoordelen of de tenuitvoerlegging van de in Roemenië
opgelegde vrijheidsstraf kan worden overgenomen.
De in artikel 6a, tweede lid, aanhef en onder a, OLW van overeenkomstige toepassing verklaarde weigeringsgronden staan niet in de weg aan overname van de tenuitvoerlegging van die vrijheidsstraf
De feiten zijn naar Nederlands recht strafbaar en leveren op:
oplichting;
medeplegen van valsheid in geschrift.
Uit de Nederlandse kwalificaties volgt dat de opgelegde vrijheidsstraf niet de toepasselijke Nederlandse wettelijke strafmaxima overstijgen.
De opgelegde sanctie is naar haar aard niet onverenigbaar met Nederlands recht. Voor een aanpassing van de opgelegde vrijheidsstraf overeenkomstig artikel 6a, derde tot en met vijfde lid, OLW is daarom geen plaats.
De rechtbank concludeert op grond van het voorgaande dat de tenuitvoerlegging van de opgelegde vrijheidsstraf kan worden overgenomen. Zij is dan ook bevoegd om de overlevering overeenkomstig artikel 6a, eerste lid, OLW te weigeren. In het onderhavige geval ziet zij geen aanleiding om af te zien van de uitoefening van die bevoegdheid.
De rechtbank zal daarom de overlevering weigeren en gelijktijdig de tenuitvoerlegging van die vrijheidsstraf in Nederland bevelen. Daarbij zal de rechtbank op grond van artikel 27, vierde lid, OLW de gevangenhouding van de opgeëiste persoon tot aan de tenuitvoerlegging van die vrijheidsstraf bevelen.

6.Slotsom

Nu is vastgesteld dat de weigeringsgrond van artikel 6a OLW van toepassing is, dient de overlevering te worden geweigerd.

7.Toepasselijke wetsbepalingen

De artikelen 47, 225 en 326 van het Wetboek van Strafrecht en 2, 5, 6a, en 7 Overleveringswet.

8.Beslissing

WEIGERTde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan de rechtbank van eerste aanleg Suceava (Roemenië) voor de feiten zoals die zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB.
BEVEELTde tenuitvoerlegging van de in overweging 3 bedoelde vrijheidsstraf in Nederland.
HEFT OPde overleveringsdetentie van
[opgeëiste persoon] .
BEVEELTde gevangenhouding van
[opgeëiste persoon]tot aan de tenuitvoerlegging van de vrijheidsstraf. Dit bevel is apart opgemaakt.
Aldus gedaan door
mr. M.E.M. James-Pater, voorzitter,
mrs. J.P.W. Helmonds en M.M.L.A.T. Doll, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. F.A. Potters, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 18 mei 2022.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.