ECLI:NL:RBAMS:2022:3607

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
18 mei 2022
Publicatiedatum
27 juni 2022
Zaaknummer
13/751696-21
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overlevering op basis van Europees Aanhoudingsbevel met betrekking tot fraude en verduistering

Op 18 mei 2022 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een opgeëiste persoon op basis van een Europees Aanhoudingsbevel (EAB) uitgevaardigd door het District Court Liptovský Mikuláš in Slowakije. De vordering tot overlevering werd ingediend door de officier van justitie en betreft een strafrechtelijk onderzoek naar fraude, waarbij de opgeëiste persoon wordt verdacht van verduistering van een gehuurd voertuig. De zaak werd behandeld op openbare zittingen op 2 maart en 4 mei 2022, waarbij de opgeëiste persoon niet aanwezig was. De rechtbank constateerde dat de termijn van 90 dagen voor het nemen van een beslissing op het overleveringsverzoek was verstreken, maar oordeelde dat de overlevering toch kon worden toegestaan omdat voldaan was aan de eisen van dubbele strafbaarheid. De rechtbank concludeerde dat het feit waarvoor de overlevering werd verzocht, naar Nederlands recht als verduistering kan worden gekwalificeerd, en dat er geen weigeringsgronden waren voor de overlevering. De rechtbank heeft de overlevering toegestaan, en er staat geen gewoon rechtsmiddel open tegen deze uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER
Parketnummer: 13/751696-21
RK nummer: 21/3838
Datum uitspraak: 18 mei 2022
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 12 juli 2021 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
Dit EAB is uitgevaardigd op 7 mei 2021 door
the District Court Liptovský Mikuláš(Slowakije) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon]
geboren te [geboorteplaats] (Slowakije) op [geboortedag] 1984,
verblijvende op het adres:
[adres] ,
hierna te noemen de opgeëiste persoon.

1.Procesgang

De vordering is behandeld op de openbare zitting van 2 maart 2022. Het onderzoek heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie, mr. M. Westerman en de raadsman van de opgeëiste persoon, mr. A.M.C.J. Baaijens, advocaat te Utrecht. De opgeëiste persoon is niet verschenen.
Het onderzoek ter zitting is voor bepaalde tijd geschorst, omdat uit de overgelegde stukken onvoldoende is gebleken dat de oproeping voor de zitting op juiste wijze is betekend aan de opgeëiste persoon.
De rechtbank heeft de behandeling in gewijzigde samenstelling hervat op de openbare zitting van 4 mei 2022 in de stand waarin het zich bevond op het moment van schorsing van 2 maart 2022. Het onderzoek heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie, mr. M. Diependaal en de gemachtigd raadsman van de opgeëiste persoon, mr. A.M.C.J. Baaijens, advocaat te Utrecht. De opgeëiste persoon is niet verschenen.
De rechtbank stelt vast dat in de onderhavige zaak de termijn van 90 dagen waarbinnen de rechtbank ex artikel 22 OLW op het overleveringsverzoek moet beslissen, reeds is verstreken. Dat betekent dat de rechtbank de beslistermijn niet meer kan verlengen en dat als gevolg daarvan geen grondslag meer bestaat voor gevangenhouding.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht en vastgesteld dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat de opgeëiste persoon de Slowaakse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

In het EAB wordt melding gemaakt van een arrestatiebevel van
the District Court Liptovský Mikuláš(Slowakije)
van 15 januari 2020, referentienummer 21Tp/2/2020.
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van een door de justitiële autoriteiten van de uitvaardigende lidstaat ingesteld strafrechtelijk onderzoek ter zake van het vermoeden dat de opgeëiste persoon zich schuldig heeft gemaakt aan een naar Slowaaks recht strafbaar feit.
Dit feit is omschreven in onderdeel e) van het EAB.

4.1 Strafbaarheid: feit vermeld op bijlage 1 bij de OLW

De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft het strafbare feit aangeduid als een feit vermeld in de lijst van bijlage 1 bij de OLW, te weten het onder nummer 8 vermelde feit:
fraude, met inbegrip van fraude waardoor de financiële belangen van de Gemeenschap worden geschaad zoals bedoeld in de Overeenkomst van 26 juli 1995 aangaande de bescherming van de financiële belangen van de Europese Gemeenschappen
Daaruit zou moeten volgen dat op dit feit naar het recht van Slowakije een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste drie jaren is gesteld.
De rechtbank constateert, met de officier van justitie, dat in het EAB echter is vermeld dat op dit feit in Slowakije een maximale gevangenisstraf is gesteld voor de duur van twee jaren. Gelet hierop kan dit feit niet als lijstfeit worden aangemerkt. De rechtbank zal daarom ten aanzien van dit feit nagaan of aan het vereiste van dubbele strafbaarheid is voldaan, gelet op de eisen die in artikel 7, eerste lid, aanhef en onder a 2°, OLW zijn neergelegd.
4.2
Feit waarvoor dubbele strafbaarheid is vereist
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de overlevering dient te worden geweigerd nu het gaat om een feit dat naar Nederlands recht niet strafbaar is. Het gaat om een civiele aangelegenheid – te weten wanprestatie – waardoor er geen sprake is van een strafrechtelijk element.
De rechtbank overweegt als volgt. Het feit kan niet aangeduid worden als een feit waarvoor het vereiste van toetsing van dubbele strafbaarheid niet geldt nu geen sprake is van een strafmaximum van ten minste drie jaren. Overlevering kan in dat geval worden toegestaan, indien voldaan wordt aan de eisen die in artikel 7, eerste lid, aanhef en onder a 2°, OLW zijn neergelegd.
Met de officier van justitie stelt de rechtbank vast dat hieraan is voldaan.
Het feit levert naar Nederlands recht op:
verduistering
Uit de feitomschrijving in het EAB en de aanvullende informatie van de uitvaardigende justitiële autoriteit van 9 augustus 2021 blijkt dat de opgeëiste persoon een voertuig had gehuurd voor een bepaalde periode en vervolgens nimmer heeft teruggebracht. Dit kan naar Nederlands recht worden gekwalificeerd als verduistering, zodat voldaan is aan het vereiste van dubbele strafbaarheid. Het is niet nodig dat de feitomschrijving naar Nederlands recht een identieke kwalificatie oplevert als in Slowakije. De rechtbank moet beoordelen of de feitelijke elementen in de feitomschrijving in het EAB ook in Nederland zouden kunnen worden bestraft als het feit hier was begaan. Dat het feit mogelijk ook een civielrechtelijke wanprestatie oplevert, neemt niet weg dat sprake is van een naar Nederlands recht strafbaar feit.

5.Slotsom

Nu is vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW, er ook overigens geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg staan en er geen sprake is van een geval waarin aan het EAB geen gevolg mag worden gegeven, dient de overlevering te worden toegestaan.

6.Toepasselijke wetsartikelen

De artikelen 321 Wetboek van Strafrecht en 2, 5 en 7 OLW.

7.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan
the District Court Liptovský Mikuláš(Slowakije) voor het feit zoals dat is omschreven in onderdeel e) van het EAB.
Aldus gedaan door
mr. M.E.M. James-Pater, voorzitter,
mrs. J.P.W. Helmonds en M.M. L.AT. Doll, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. F.A. Potters, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 18 mei 2022.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.