ECLI:NL:RBAMS:2022:3605

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
31 maart 2022
Publicatiedatum
27 juni 2022
Zaaknummer
13/751047-21
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Europees strafrecht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering van overlevering op grond van artikel 6a OLW in verband met de Nederlandse nationaliteit van de opgeëiste persoon

Op 31 maart 2022 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de weigering van overlevering op basis van een Europees Aanhoudingsbevel (EAB) uitgevaardigd door het Amtsgericht Köln. De zaak betreft een vordering ex artikel 23 van de Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie, die dateert van 18 augustus 2021. De opgeëiste persoon, geboren op de Nederlandse Antillen in 1977, heeft de Nederlandse nationaliteit en is beschuldigd van illegale handel in verdovende middelen, waarvoor een vrijheidsstraf van twee jaar is opgelegd in Duitsland.

Tijdens de openbare zitting op 17 maart 2022 werd de identiteit van de opgeëiste persoon bevestigd en werd vastgesteld dat de termijn van 90 dagen voor de beslissing op het overleveringsverzoek was verstreken. De rechtbank oordeelde dat er geen grondslag meer bestond voor gevangenhouding. De verdediging betoogde dat de overlevering geweigerd moest worden op grond van artikel 6a OLW, omdat de opgeëiste persoon de Nederlandse nationaliteit heeft en de tenuitvoerlegging van de straf in Nederland kan plaatsvinden.

De rechtbank concludeerde dat de weigeringsgrond van artikel 6a OLW van toepassing was, aangezien de opgeëiste persoon een onherroepelijke vrijheidsstraf had opgelegd gekregen in Duitsland. De rechtbank besloot de overlevering te weigeren en gelijktijdig de tenuitvoerlegging van de vrijheidsstraf in Nederland te bevelen. Tevens werd de gevangenhouding van de opgeëiste persoon bevolen tot aan de tenuitvoerlegging van de straf. De uitspraak is gedaan door mr. M. van Mourik, voorzitter, en mrs. A.J.R.M. Vermolen en W.B. van Bockel, rechters, in aanwezigheid van griffier mr. F.A. Potters.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/751047-21 (EAB I)
RK nummer: 21/4616
Datum uitspraak: 31 maart 2022
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 18 augustus 2021 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
Dit EAB is uitgevaardigd op 10 november 2020 door het
Amtsgericht Köln(Duitsland) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon]
geboren te [geboorteplaats] (Nederlandse Antillen) op [geboortedag] 1977,
verblijvende op het adres:
[adres] ,
hierna te noemen de opgeëiste persoon.

1.Procesgang

De vordering is behandeld op de openbare zitting van 17 maart 2022. Het verhoor heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie, mr. M. Diependaal. De opgeëiste persoon is bijgestaan door haar raadsman, mr. D.W.H.M. Wolters, advocaat te Hoofddorp en door een tolk in de Spaanse taal.
De rechtbank stelt vast dat in de onderhavige zaak de termijn van 90 dagen waarbinnen de rechtbank ex artikel 22 OLW op het overleveringsverzoek moet beslissen, reeds is verstreken. Dat betekent dat de rechtbank de beslistermijn niet meer kan verlengen en dat als gevolg daarvan geen grondslag meer bestaat voor gevangenhouding.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht. De opgeëiste persoon heeft ter zitting verklaard dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat zij de Nederlandse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

In het EAB wordt melding gemaakt van een vonnis van het
Amtsgericht Kölnvan 28 april 2017
met dossiernummer 83 Ls – 182 JS 142/17 91/17, onherroepelijk op 6 mei 2017.
In het EAB staat vermeld dat de opgeëiste persoon in persoon is verschenen bij het proces dat tot de beslissing heeft geleid.
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf voor de duur van twee jaren, door de opgeëiste persoon te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat. De opgeëiste persoon dient de straf nog geheel te voldoen. De vrijheidsstraf is aan de opgeëiste persoon opgelegd bij het hiervoor genoemde vonnis.
Dit vonnis betreft het feit zoals dat is omschreven in onderdeel e) van het EAB.

4.Strafbaarheid: feit vermeld op bijlage 1 bij de OLW

Onderzoek naar de dubbele strafbaarheid van het feit waarvoor de overlevering wordt verzocht, moet achterwege blijven, nu de uitvaardigende justitiële autoriteit het strafbare feit heeft aangeduid als een feit vermeld in de lijst van bijlage 1 bij de OLW. Het feit valt op deze lijst onder nummer 5, te weten:
illegale handel in verdovende middelen en psychotrope stoffen
Uit het EAB volgt dat op dit feit naar het recht van Duitsland een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste drie jaren is gesteld.

5.Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 6a OLW

De opgeëiste persoon heeft de Nederlandse nationaliteit. De raadsman heeft betoogd dat de overlevering om die reden op grond van 6a OLW dient te worden geweigerd, met bevel dat de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf door Nederland wordt overgenomen.
Op grond van artikel 6a OLW kan de overlevering van een Nederlander worden geweigerd, indien de overlevering is gevraagd ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een haar bij onherroepelijk vonnis opgelegde vrijheidsstraf en de rechtbank van oordeel is dat de tenuitvoerlegging van die straf kan worden overgenomen.
De rechtbank moet daarom beoordelen of de tenuitvoerlegging van de in Duitsland
opgelegde vrijheidsstraf kan worden overgenomen.
De in artikel 6a, tweede lid, aanhef en onder a, OLW van overeenkomstige toepassing verklaarde weigeringsgronden staan niet in de weg aan overname van de tenuitvoerlegging van die vrijheidsstraf.
Het feit is naar Nederlands recht strafbaar en levert op:
-
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder A van de Opiumwet gegeven verbod;
-
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod;
-
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.
Uit de Nederlandse kwalificaties volgt dat de opgelegde vrijheidsstraf niet de toepasselijke Nederlandse wettelijke strafmaxima overstijgt.
De opgelegde sanctie is naar haar aard niet onverenigbaar met Nederlands recht. Voor een aanpassing van de opgelegde vrijheidsstraf overeenkomstig artikel 6a, derde tot en met vijfde lid, OLW is daarom geen plaats.
De rechtbank concludeert op grond van het voorgaande dat de tenuitvoerlegging van de opgelegde vrijheidsstraf kan worden overgenomen. Zij is dan ook bevoegd om de overlevering overeenkomstig artikel 6a, eerste lid, OLW te weigeren. In dit geval ziet zij geen aanleiding om af te zien van de uitoefening van die bevoegdheid.
De rechtbank zal daarom de overlevering weigeren en gelijktijdig de tenuitvoerlegging van die vrijheidsstraf in Nederland bevelen. Daarbij zal de rechtbank op grond van artikel 27, vierde lid, OLW de gevangenhouding van de opgeëiste persoon tot aan de tenuitvoerlegging van die vrijheidsstraf bevelen.

6.Slotsom

Nu is vastgesteld dat de weigeringsgrond van artikel 6a OLW van toepassing is, dient de overlevering te worden geweigerd.

7.Toepasselijke wetsbepalingen

De artikelen 2 en 10 Opiumwet en 2, 5, 6a en 7 OLW.

8.Beslissing

WEIGERTde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan het
Amtsgericht Köln(Duitsland).
BEVEELTde tenuitvoerlegging van de in overweging 3 bedoelde vrijheidsstraf in Nederland.
BEVEELTde gevangenhouding van
[opgeëiste persoon]tot aan de tenuitvoerlegging van de vrijheidsstraf. Dit bevel is apart opgemaakt.
Aldus gedaan door
mr. M. van Mourik voorzitter,
mrs. A.J.R.M: Vermolen en W.B. van Bockel, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. F.A. Potters griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 31 maart 2022.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.