ECLI:NL:RBAMS:2022:3573

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
6 mei 2022
Publicatiedatum
24 juni 2022
Zaaknummer
C/13/716228 / KG RK 22-417
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Burgerlijk procesrecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot verlenging van de termijn voor het instellen van de eis in de hoofdzaak in een beslagprocedure

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Amsterdam op 6 mei 2022 een beschikking gegeven in een verzoek van Eurotop Holding B.V. om de termijn voor het instellen van de eis in de hoofdzaak te verlengen. Eurotop Holding had eerder verlof gekregen om beslag te leggen op de goederen van de gerekestreerde, en de termijn voor het instellen van de eis was oorspronkelijk vastgesteld op zes maanden na het eerste gelegde beslag. Eurotop Holding verzocht om een verlenging van deze termijn met zes maanden, omdat zij getuigenverhoren wilde afwachten die in de zomer van 2022 zouden plaatsvinden. De voorzieningenrechter heeft de partijen gehoord op 3 mei 2022, waarbij Eurotop Holding haar verzoek heeft toegelicht en de gerekestreerde bezwaar heeft gemaakt tegen de verlenging.

De voorzieningenrechter overweegt dat de gevraagde verlenging in dit geval alleen in het belang van Eurotop Holding is. Volgens de Beslagsyllabus is het gebruikelijk dat een verlenging van de termijn slechts eenmalig en in bijzondere omstandigheden maximaal een maand wordt toegestaan. De voorzieningenrechter concludeert dat Eurotop Holding al een ruime termijn van zes maanden heeft gehad om de eis in de hoofdzaak in te dienen en dat er geen bijzondere omstandigheden zijn die een verdere verlenging rechtvaardigen. Daarom wordt de termijn voor het instellen van de eis in de hoofdzaak met veertien dagen verlengd, te rekenen vanaf 8 mei 2022. De voorzieningenrechter benadrukt dat deze verlenging binnen acht dagen na 8 mei 2022 aan de gerekestreerde moet worden meegedeeld om haar werking te behouden.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht, voorzieningenrechter civiel
zaaknummer / rekestnummer: C/13/716228 / KG RK 22-417 IHJK/MvG
Beschikking van de voorzieningenrechter van 6 mei 2022
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
EUROTOP HOLDING B.V.,
gevestigd te Apeldoorn,
verzoekster bij verzoekschrift van 12 april 2022,
advocaten mr. M.W.E. Evers, mr. J.L.M. Wonders en mr. C.L. Kruse te Amsterdam,
tegen
[gerekestreerde],
wonende te [woonplaats] ,
gerekestreerde,
advocaten mr. A. Fuijkschot en mr. J. Oerlemans te Den Bosch.
Partijen zullen hierna Eurotop Holding en [gerekestreerde] worden genoemd.

1.De procedure

1.1.
Bij beschikking van 5 november 2021 heeft de voorzieningenrechter van deze rechtbank aan Eurotop Holding verlof verleend om ten laste van [gerekestreerde] (repeterend) beslag te leggen. De voorzieningenrechter heeft de termijn waarbinnen de eis in de hoofdzaak dient te worden ingesteld bepaald op zes maanden na het eerste gelegde beslag. Eurotop Holding heeft vervolgens, en voor het eerst op 8 november 2021, beslag gelegd onder de Rabobank, ABN Amro Bank en [naam bv] ., op de woning van [gerekestreerde] , op een aan hem toebehorende onroerende zaak in [woonplaats] en op de door hem gehouden aandelen in [naam bv] .
1.2.
Bij verzoekschrift van 12 april 2022 heeft Eurotop Holding op grond van artikel 700 lid 3 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) verzocht om de termijn voor het instellen van de eis in de hoofdzaak te verlengen met zes maanden, te rekenen vanaf 8 mei 2022.
1.3.
[gerekestreerde] heeft op voorhand aan de voorzieningenrechter bericht dat hij bezwaar heeft tegen de termijnverlenging.
1.4.
De voorzieningenrechter heeft partijen vervolgens op 3 mei 2022 gehoord. Beide partijen hebben producties en een pleitnotitie in het geding gebracht
1.5.
Beschikking is bepaald op heden.

2.De beoordeling

2.1.
Het verzoek van Eurotop Holding strekt tot het verkrijgen van verlenging van de termijn waarbinnen de eis in de hoofdzaak moet worden ingesteld. [gerekestreerde] heeft niet ingestemd met een verlenging.
2.2.
In de Beslagsyllabus staat dat indien de gevraagde verlenging alleen in het belang van de beslaglegger is, als uitgangspunt geldt dat slechts eenmalig een verlenging van veertien dagen, en in bijzondere omstandigheden maximaal een maand, wordt toegestaan.
2.3.
In dit geval wordt er vanuit gegaan dat verlenging alleen in het belang van Eurotop Holding is, die de uitkomsten van door haar geëntameerde getuigenverhoren wil afwachten. Eurotop Holding heeft aangevoerd dat zij er belang bij heeft de bodemprocedure pas aanhangig te maken nadat de voorlopige getuigenverhoren, die in juni, juli en/of augustus 2022 worden gehouden, hebben plaatsgevonden. Zij stelt dat het horen van getuigen cruciaal is, omdat Eurotop Holding nader bewijs wenst te vergaren en zij mogelijk naar aanleiding daarvan meer duidelijkheid krijgt over de omvang van haar vordering.
2.4.
Niet valt in te zien waarom Eurotop Holding bijna een half jaar na het eerst gelegde beslag, niet op korte termijn de eis in de hoofdzaak aanhangig kan maken. Het verzoek tot het leggen van beslag met de aan haar vordering ten grondslag liggende stellingen en rechtsgronden heeft Eurotop Holding uitgebreid gemotiveerd. Mogelijk is het uit proceseconomisch oogpunt efficiënter als de uitkomsten van de voorlopige getuigenverhoren bij de eis in de hoofdzaak worden meegenomen, maar het is niet noodzakelijk om daar op te wachten. Op grond van artikel 130 Rv is Eurotop Holding in de bodemprocedure bevoegd haar vordering of de gronden daarvan te veranderen of te vermeerderen zolang de rechter nog geen eindvonnis heeft gewezen.
2.5.
[gerekestreerde] heeft aannemelijk gemaakt dat hij er belang bij heeft te weten waar hij aan toe is en waar hij zich tegen moet verweren.
2.6.
De voorzieningenrechter ziet in hetgeen Eurotop Holding heeft aangevoerd onvoldoende aanleiding om van het onder 2.2. genoemde beginsel af te wijken. Eurotop Holding heeft al een ruime termijn van zes maanden gehad om de eis in de hoofdzaak in te dienen. Voor een verlenging met nog eens zes maanden, zoals verzocht, bestaat geen aanleiding. Van een bijzondere omstandigheid is immers geen sprake. De termijn voor het instellen van de eis in de hoofdzaak zal met veertien dagen worden verlengd.

3.De beslissing

De voorzieningenrechter
3.1.
verlengt de termijn voor het instellen van de eis in hoofdzaak met veertien dagen, te rekenen vanaf 8 mei 2022, en bepaalt dat deze verlenging om haar werking te behouden binnen acht dagen na 8 mei 2022 bij deurwaardersexploot of aangetekende brief aan gerekestreerde, naast de specifiek in de wet genoemde partijen, moet zijn meegedeeld.
Deze beschikking is gegeven door mr. I.H.J. Konings, voorzieningenrechter, bijgestaan door mr. M.F. van Grootheest, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 6 mei 2022. [1]

Voetnoten

1.type: MvG