ECLI:NL:RBAMS:2022:3512

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
14 april 2022
Publicatiedatum
22 juni 2022
Zaaknummer
1399308517
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Proces-verbaal
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van verzoek tot vonnis conform afspraken in strafzaak

Op 14 april 2022 vond een openbare terechtzitting plaats bij de Rechtbank Amsterdam in de strafzaak met parketnummer 13/993085-17. De verdachte was niet aanwezig, maar werd vertegenwoordigd door zijn raadsman, mr. A.H.J. Strak. Tijdens de zitting werd het verzoek van het Openbaar Ministerie en de verdediging besproken om een vonnis te wijzen conform gemaakte afspraken. De voorzitter, mr. M. Vaandrager, en de rechters P.L.C.M. Ficq en M.T.C. de Vries, gaven aan dat de rechtbank niet akkoord kon gaan met de voorgestelde gang van zaken. De rechtbank oordeelde dat de tijd die was gereserveerd voor de behandeling van de zaak, namelijk dertig minuten, onvoldoende was voor een zorgvuldige afdoening van de zaak, gezien de complexiteit en de noodzaak om de verdachte uitgebreid te bevragen. De rechtbank wees het verzoek af, omdat het maken van procesafspraken zonder wettelijke basis niet wenselijk was en er bovendien een principieel bezwaar bestond tegen het afzien van verdedigingsrechten. De rechtbank benadrukte dat het strafproces in alle openbaarheid moet plaatsvinden en dat de verdachte tot op heden het ten laste gelegde had ontkend. De zaak werd aangehouden en de volgende zitting werd gepland op 18 augustus 2022.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Parketnummer: 13/993085-17
PROCES-VERBAAL
TERECHTZITTING
Proces-verbaal van de in het openbaar gehouden terechtzitting van bovengenoemde rechtbank, meervoudige strafkamer, op 14 april 2022.
Tegenwoordig:
mr. M. Vaandrager, voorzitter,
mrs. P.L.C.M. Ficq en M.T.C. de Vries, rechters
en mr. J.W.M. Steenbakkers, griffier.
Het Openbaar Ministerie wordt vertegenwoordigd door mr. O.J.M. van der Bijl, officier van justitie.
De voorzitter doet de zaak tegen na te noemen verdachte uitroepen.
De verdachte, opgeroepen als:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1984,
wonende te [adres] ,
is niet verschenen.
Ter terechtzitting is aanwezig mr. A.H.J. Strak, advocaat te Rotterdam, die verklaart raadsman van verdachte te zijn.
Voor zover op deze zitting verklaringen zijn afgelegd zijn deze steeds zakelijk weergegeven.
De raadsman voert het woord:
Ik kan toelichten waarom cliënt er niet is. Ik had vorige week telefonisch contact met cliënt en het idee was dat de zaak vandaag pro forma behandeld zou worden. Ik heb hem toen telefonisch en schriftelijk bericht dat hij niet hoefde te komen. Na het e-mailbericht van de rechtbank van afgelopen dinsdag heb ik gisteren geprobeerd hem nog te bereiken maar dat is niet gelukt. Cliënt heeft mij wel gemachtigd.
De officier van justitie draagt de zaak voor.
De voorzitter deelt mee dat zij op 10 maart 2022 een e-mailbericht van de officier van justitie heeft ontvangen met daarbij een brief van 7 februari 2022, waarin melding wordt gemaakt van afspraken die het Openbaar Ministerie met de verdediging heeft gemaakt over hoe deze strafzaak verder dient te worden afgehandeld.
De raadsman voert het woord:
We hebben in overleg met de officier van justitie afspraken gemaakt. De officier van justitie heeft de afspraken op papier gezet en van te voren aan mij gestuurd. Ik heb deze met cliënt besproken en geaccordeerd. De afspraken zijn tot stand gekomen na de vorige zitting. De officier van justitie liet ten tijde van de schorsing al doorschemeren dat hij het mogelijk niet nodig vond om een onvoorwaardelijke gevangenisstraf te eisen. Dat vond cliënt positief want hij wil niet naar de gevangenis. Het eerste telefonisch contact met de officier van justitie was in november 2021. Hij vroeg of cliënt bereid was om tot afspraken te komen en hij liet doorschemeren welke kant hij op wilde. Ik heb dit met cliënt besproken en ik heb in januari 2022 de officier van justitie bericht dat cliënt ermee akkoord ging. Toen is het voorstel op papier gezet dat begin februari aan de rechtbank gestuurd is. Primair gaat het cliënt erom dat er geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf komt. Dan zou zijn leven op losse schroeven komen te staan. Cliënt is voor het eerst gehoord in 2016 en toen is er in zijn zaak een hele tijd niets gebeurd. In de zaken van de medeverdachten heeft overleg met de rechter-commissaris plaatsgevonden over onderzoeken, maar daar zijn wij buiten gelaten. In 2019 is het verder gegaan en vervolgens heeft het nog lang geduurd. Dat ligt buiten de schuld van cliënt. Hij wil graag verder met zijn leven. Cliënt weet wat voor straf de medeverdachte [naam] heeft gekregen en de angst dat hij ook naar de gevangenis zou moeten hing bij cliënt steeds als het zwaard van Damocles boven zijn hoofd. Hij wil deze strafzaak graag kunnen afronden. Dat is met name de reden dat dit akkoord is bereikt. U, voorzitter, vraagt of er naast het document dat de officier van justitie per e-mailbericht heeft gestuurd nog een ander document met handtekeningen is. Nee, dat is er niet. Indien de rechtbank wenst dat cliënt nog op zitting verschijnt om te vertellen dat hij het begrijpt en ermee eens is, dan zal hij komen. Ik dwing cliënt niet om iets te accepteren.
De voorzitter vraagt of er afspraken zijn gemaakt over het afzien van het instellen van hoger beroep. De officier van justitie geeft aan dat daarover geen afspraken zijn gemaakt. Wel is afgesproken dat de officier van justitie geen ontnemingsvordering zal indienen. De officier van justitie geeft aan dat hij al niet voornemens was om een ontnemingsvordering in te dienen. De raadsman geeft aan dat hij verzocht heeft om dat erin te zetten omdat de officier van justitie daarover op de eerste behandeling ter zitting wel had gesproken. De officier van justitie merkt op dat hij ook als de zaak niet conform het voorstel zou worden afgehandeld, niet van plan is een ontnemingsvordering in te dienen, omdat de bedragen die verdachte heeft ontvangen niet zodanig zijn dat daarvoor een ontnemingsprocedure gestart gaat worden.
De voorzitter merkt op dat, vóór de totstandkoming van de afspraken, het standpunt van verdachte was dat hij geen opzet heeft gehad en niet wist wat er aan de hand was. Zij vraagt de raadsman of dat standpunt gewijzigd is.
De raadsman voert het woord:
Hij heeft de feiten inderdaad niet bekend maar in het kader van de afspraken heeft cliënt er geen bezwaar tegen dat de veroordeling op zijn uittreksel uit de Justitiële Documentatie zou komen te staan. Hij is inderdaad akkoord gegaan omdat hij bang is voor een onvoorwaardelijke gevangenisstraf.
De voorzitter zegt dat aan verschillende rechtbanken afspraken tussen procespartijen zijn voorgelegd. In sommige gevallen heeft de rechtbank de regie genomen en in sommige gevallen de procespartijen en soms heeft de rechtbank de afspraken gevolgd en soms niet. In grote lijnen kan gezegd worden dat verschillende rechtbanken vinden dat de rechtbank wel zelf moet kunnen oordelen over de bewezenverklaring en de straf. De voorzitter vraagt de officier van justitie en raadsman hoe zij de rol van de rechtbank voor zich hebben gezien toen de officier van justitie voor de behandeling van de zaak een half uur inplande, bijvoorbeeld ten aanzien van het voorhouden van het dossier en of er wel of niet een bekentenis zou zijn en over mogelijke vragen over de totstandkoming van de procesafspraken.
De raadsman voert het woord:
Dat hangt af van welke werkwijze u volgt. Hier wordt door rechtbanken verschillend mee om gegaan. De rechtbank Limburg heeft er niet veel aan gedaan, maar de rechtbank Rotterdam wel. De rechtbank Rotterdam heeft het dossier als voorgehouden beschouwd en in het vonnis de bewijsmiddelen opgenomen die zij van toepassing achtte. In mijn ogen hoeft de rechtbank bij een behandeling niet het hele dossier voor te houden, maar ik kan me voorstellen dat u verdachte wel wil spreken om te horen dat hij instemt met de afspraken en dat ik hem niet gedwongen heb.
De officier van justitie voert het woord:
Wij hebben aangegeven hoe wij voor ons zien dat de zaak kan worden afgedaan en we vragen aan de rechtbank of dat ook haar oordeel zou zijn. Dit is onze inschatting van wat een reële uitspraak zou zijn. Als u het er mee eens bent, wordt het uw vonnis, met uw overweging en uitspraak. Als u het er niet mee eens bent, is dat geen probleem maar dan zal de behandeling worden aangehouden en gaan we er uitgebreider over spreken. Ik vergelijk het met een voorwaardelijk verzoek tot het horen van getuigen. We vragen in feite om alle afwegingen die de rechtbank normaal maakt in tijd uit elkaar te trekken.
De voorzitter merkt op dat dit een lastige, principiële vraag is. Het oordeel van de rechtbank over een bewezenverklaring volgt normaliter na een volledig strafproces met een zitting waar de verdachte kan worden bevraagd.
De officier van justitie voert het woord:
Er zijn ook procedures waarbij de verdachte niet aanwezig is of zich op zijn zwijgrecht beroept. Er is voor een verdachte geen plicht om te vertellen hoe hij de procedure ervaart of wat hij met zijn advocaat bespreekt. Ook in dat geval neemt de rechtbank een beslissing. U, voorzitter, zegt dat de rechtbank het normaal in een proces aan de verdachte kan voorleggen en vragen kan stellen. Er zijn situaties waarin u geen vragen kunt stellen en geen antwoord krijgt en toch moet beslissen. Ik zou het raar vinden als dat nu de reden voor de rechtbank zou zijn om niet in te stemmen met het voorstel.
De voorzitter houdt voor dat daarnaast de principiële vraag speelt of het maken van procesafspraken zich zou verhouden tot het wettelijk systeem en zo ja, onder welke voorwaarden. Zo speelt daarbij de vraag of de openbaarheid van de zaak wel voldoende zou zijn gewaarborgd en of alle zaken zich ervoor lenen. Het is een belangenafweging die moet plaatsvinden. De lijn in de rechtspraak is dat het niet altijd gewenst is. Daar moet goed naar gekeken worden. De voorzitter stelt ook de vraag aan de orde of met het voorstel tijd wordt gewonnen. De zaak was gereed om inhoudelijk op zitting te behandelen.
De raadsman voert het woord:
Ik zie het als tijdswinst voor cliënt maar zijn belangrijkste doel is om niet in de gevangenis terecht te komen. Als hij naar de gevangenis moet, komt alles dat hij nu heeft opgebouwd weer op zijn kop te staan. U, voorzitter, zegt dat dit ook in een pleidooi verteld kan worden en vraagt waarom we met deze afspraken instemmen als we weten wat de officier van justitie gaat eisen. Het kan inderdaad ook via het gewone proces maar cliënt wil graag snel zekerheid. Dat er achterstand is ontstaan in de behandeling ligt aan de rechtbank. Als u de lijn van de rechtbank Rotterdam aanhoudt en er een vonnis komt waarin u aangeeft waarom het bewezen kan worden verklaard, is aan de openbaarheid voldaan.
De voorzitter vraagt wat de tijdswinst is aangezien het dossier gereed was en de zaak gewoon had kunnen worden aangebracht.
De officier van justitie voert het woord:
De Verkeerstoren gaf aan dat dat ongeveer een jaar scheelt. U geeft aan dat de zitting op 18 augustus 2022 zou kunnen plaatsvinden, maar mij is meegedeeld dat alle zittingstijd tot oktober 2022 vol zit en dat het de vraag is wanneer het daarna zou kunnen.
De advocaat voert het woord:
Ik begreep de voorzitter aan de telefoon zo dat de rechtbank met name vanuit principieel oogpunt wilde wachten op de uitspraak van de Hoge Raad.
De voorzitter geeft aan dat dat het volgende onderwerp is dat besproken moet worden. Het is lastig dat er nu geen sprake is van rechtseenheid omdat de rechtbanken veel verschillende standpunten hierover blijken te hebben. Na een vraag vanuit de politiek of er een wettelijke basis moet komen heeft de minister aangegeven dat een wettelijke regeling niet nodig is. Een nieuwe omstandigheid is dat de Procureur-Generaal bij de Hoge Raad dit heeft opgepakt en aangekondigd dat er spoedcassatie in het belang der wet wordt ingesteld. De uitspraak wordt in de zomer verwacht. De rechtbank moet beslissen of zij daarop vooruit wil lopen of wil wachten.
De officier van justitie voert het woord:
De Hoge Raad zal hierover gaan beslissen maar in deze zaak spelen concrete belangen en de rechtbank kan aan de rechtsvorming bijdragen door haar oordeel over het voorstel te geven. Het is beter als de rechtbank aangeeft of het wel of niet kan dan dat zij zich op de vlakte houdt totdat de Hoge Raad heeft geoordeeld.
De raadsman voert het woord:
Wellicht kunt u aangeven onder welke voorwaarden u het aanvaardbaar zou vinden.
De oudste rechter merkt op dat in de brief niets staat over of verdachte afstand doet van verdedigingsrechten, terwijl dat in Rotterdam wel het geval was. Hij vraagt of dat hier impliciet het geval is.
De advocaat voert het woord:
Als we de uitspraak krijgen die we wensen, betekent dat impliciet dat we geen hoger beroep zullen instellen. U vraagt of de brief betekent dat de verdediging ook geen verweer gaat voeren. Als dit de uitkomst is, dan gaan we geen verweer voeren. Dan vinden we een inhoudelijke behandeling niet noodzakelijk. Dat wil echter niet zeggen dat de rechtbank niet in het vonnis kan aangeven waarom zij al dan niet tot een bewezenverklaring komt, maar dat gaat dan om de openbaarheid. U vraagt of ik zeg dat het belangrijkste is dat het snel kan en dat verdachte gegarandeerd geen gevangenisstraf krijgt. Ja, dat er een streep onder kan en dat verdachte verder kan.
De oudste rechter merkt op dat de rechtbank zich nu moet buigen over hoe zij haar rol in het geheel ziet en of zij het ermee eens is. De rechtbank wordt meegetrokken in een deal.
De officier van justitie voert het woord:
Ik zie dat anders. Ik vergelijk het met een voorwaardelijk getuigenverzoek. We vragen de rechtbank of zij het ermee eens is of niet. U kunt zeggen dat u het er niet mee eens bent, bijvoorbeeld omdat u vindt dat de ernst van de feiten vraagt om een gevangenisstraf. In dat geval kunt u de zaak aanhouden. Mr. Strak gaat dan bijvoorbeeld noemen waarom hij vindt dat verdachte maar een kleine rol had en ik zal dan het bewijs volledig opsommen. Als u echter zegt dat de afspraken erg lijken op wat u zou hebben besloten als het wordt afgedaan zonder input van partijen, die daar vrijwillig van afzien, dan kunt u een vonnis wijzen conform onze afspraken.
De oudste rechter zegt dat, als de rechtbank meegaat in de deal van partijen, zij zich daar tot op zekere hoogte aan zou committeren, omdat zij dan zonder inhoudelijke behandeling ter terechtzitting tot een veroordeling zou komen.
De officier van justitie voert het woord:
Dit is een andere situatie. Het is geen deal. Het is een inschatting van de raadsman en mij van hoe u waarschijnlijk gaat vonnissen, al blijft het ingewikkeld om uitspraken te voorspellen. Dat is natuurlijk wel iets geks. Het is iets heel fundamenteels aan ons systeem. Ik ben inmiddels zo’n twintig jaar werkzaam in de strafrechtpraktijk, maar ik kan nog altijd niet goed voorspellen wat een rechter in een zaak gaat oordelen. Ik vind dat we het beste rechtssysteem in de wereld hebben en verdedig dat altijd. Dat de uitkomst van een strafzaak niet is te voorspellen is wel iets waar ik moeite mee heb. Het is een fundamenteel probleem en belastend voor procesdeelnemers. Voor een verdachte is het nog veel vervelender dat zijn advocaat niet kan zeggen wat de straf gaat worden. Dat is een belangrijk punt. Verder zijn ook de doorlooptijden ingewikkeld om uit te leggen. Ik kijk naar de planningsduur. Bij huiselijk geweld is het frustrerend dat zaken pas na negen maanden op zitting komen. Met fraudezaken ligt het anders. U noemde de zittingsdatum in augustus maar ik heb zo vijf zaken die ik graag op zitting gepland wil hebben maar dan wordt mij gezegd dat het een jaar duurt. Bij fraudezaken is dit erger dan bij commune zaken en na Corona zijn de achterstanden verder opgelopen. Dat is een omstandigheid die voor alle procesdeelnemers nadelig uitpakt. Het is niet reparabel met strafvermindering. Er is altijd iemand door benadeeld. Het moeilijk voorspellen van vonnissen en plannen van zaken worden geadresseerd door dit voorstel.
De voorzitter merkt op dat zij ervan schrikt dat de officier van justitie het een fundamenteel probleem vindt dat hij niet kan voorspellen wat rechters gaan oordelen. De rechters weten dat zelf voorafgaand aan de zitting ook nog niet en dat is een groot goed. Het proces heeft de functie om op dat moment te kijken naar belastende en ontlastende elementen naar aanleiding van het gesprek met verdachte, het requisitoir en het pleidooi en om vervolgens de gedachten te ordenen. Rechters zijn geen computers waarbij vooraf al te voorspellen zou zijn wat de straf wordt. Hetzelfde geldt voor officieren van justitie, vandaar dat die verschillend eisen. Ook de eis van de officier van justitie is niet vooraf te voorspellen.
De officier van justitie voert het woord:
Ik bedoel dat niet als een beschuldiging of als iets waar een makkelijke oplossing voor is. Ik constateer dat het bij het systeem hoort. Er zijn veel factoren die meewegen. Ik constateer dat het moeilijk in te schatten is en dat dit vervelend is voor procesdeelnemers.
De raadsman voert het woord:
Het is een vraag die bij verdachten constant voorligt. Als ik iemand in de piketdienst bezoek, krijg ik als eerste vraag: wat krijg ik ervoor?
De oudste rechter merkt op dat ten onrechte voorbij wordt gegaan aan de bewijsvraag. Het is zijn ervaring dat verdachten het minstens zo belangrijk vinden of het feit bewezen wordt verklaard of niet. Daarna komt pas de straf aan de orde.
De raadsman voert het woord:
Daar ga ik niet aan voorbij. Na verloop van tijd wordt het echter ook van belang dat er een streep onder kan worden gezet. De lange duur, terwijl een medeverdachte een gevangenisstraf van 36 maanden heeft gekregen, zorgt ervoor dat het leven van cliënt op pauze staat en hij geen kant op kan. Hij maakt een afweging. Hij accepteert dat het feit op zijn strafblad komt te staan als hij dan de zekerheid heeft dat hij niet naar de gevangenis hoeft.
De oudste rechter merkt op dat verdachte die zekerheid niet heeft omdat hetgeen aan de rechtbank wordt voorgelegd een gezamenlijke visie is en de rechtbank nog alle kanten op kan gaan.
De raadsman voert het woord:
Nee, de officier van justitie heeft voorgesteld dat, als u met de opgelegde straf kan leven, de zaak beëindigd kan worden door een vonnis van u. Als dat niet het geval is, komt er een inhoudelijke behandeling.
De voorzitter merkt op dat hetgeen dat wordt voorgelegd dan nog veel verder gaat, namelijk dat de rechtbank van te voren moet aangeven of zij tot een bewezenverklaring komt en of zij met de straf akkoord gaat. De voorzitter merkt op dat de rechtbank er voor moet waken dat zij dan een soort stempelmachine wordt. De raadsman geeft aan dat dat niet het geval is. De voorzitter zegt dat nu gevraagd wordt of de rechtbank akkoord gaat met een bewezenverklaring en de voorgestelde straf, zonder dat sprake is geweest van een proces en zonder dat de rechtbank de verdachte heeft kunnen bevragen.
De raadsman voert het woord:
Zoals de officier van justitie al zei, krijgt u ook bij een verstekzaak een voorstel voor een op te leggen straf. De officier van justitie noemt het bewijs en vraagt om een bepaalde straf. Dan wijst de rechtbank vonnis.
De voorzitter merkt op dat een vonnis normaal gesproken na de behandeling ter zitting wordt gewezen.
De raadsman voert het woord:
Als er hoger beroep wordt ingesteld moet de rechtbank ook bewijsmiddelen noemen. Dat is hetzelfde. Nu zeggen we alleen nog van te voren dat we overeenstemming hebben bereikt over de strafmaat.
De officier van justitie voert het woord:
Natuurlijk is het bewijs het belangrijkste. Als u daaraan twijfelt, zou dat een belangrijke reden zijn om niet akkoord te gaan. Wij doen echter niet zomaar een voorstel. Van belang is dat de rechtbank al over het bewijs heeft geoordeeld in zaken van medeverdachten met betrekking tot precies dezelfde feiten als waarvan verdachte beschuldigd wordt. Een andere zittingscombinatie heeft dus al een keer naar hetzelfde dossier gekeken.
De raadsman voert het woord:
U zou het Rotterdamse model moeten volgen. Ik krijg de indruk dat u denkt dat de officier van justitie en ik proberen u iets op te dringen. De rechtbank Rotterdam heeft gezegd dat ze geen partij zijn bij de afspraken en daar niet aan gebonden zijn. De rechtbank maakt een eigen afweging. We hebben toegelicht hoe we tot de afspraken gekomen zijn. Als die gevolgd worden, doet de verdediging afstand van het hoger beroep.
De oudste rechter zegt dat de werkwijze in Rotterdam een bepaalde reden had. Het ging om een ingewikkelde zaak waarin afstand werd gedaan van het indienen van een grote hoeveelheid onderzoekswensen. In het onderhavige geval lijkt er geen tijdswinst te behalen.
De raadsman voert het woord:
Niet voor de rechtbank maar wel voor wat erna komt. Als er een onvoorwaardelijke gevangenisstraf wordt opgelegd, zal er hoger beroep worden ingesteld.
De voorzitter zegt dat dat gaat over processtappen en niet over de inhoud.
De raadsman voert het woord:
In Rotterdam mocht de verdediging het akkoord nog tot het vonnis intrekken. Als de rechtbank niet met het voorstel wil instemmen dan is dat prima. Dan gaan we de zaak inhoudelijk behandelen en zeggen de officier van justitie en verdediging ieder wat ze wel en wat ze niet bewezen vinden.
Na beraad in raadkamer deelt de voorzitter als beslissing van de rechtbank mee dat het onderzoek zal worden geschorst. Het Openbaar Ministerie en de advocaat van verdachte hebben een voorstel aan de rechtbank gedaan dat er op neerkomt dat partijen afspraken hebben gemaakt over de bewezenverklaring en de aan verdachte op te leggen straf. Zij hebben aan de rechtbank gevraagd of zij het met dit voorstel eens is. Zo ja, dan zou de rechtbank vonnis kunnen wijzen conform deze afspraken. Dit komt neer op een vonnisafspraak en het verzoek aan de rechtbank om deze afspraak over te nemen. De rechtbank wijst dat verzoek af om de volgende redenen. Volgens het voorstel zou de rechtbank tot een oordeel moeten komen over het al dan niet volgen van die afspraken, en daarmee over het bewijs en de strafoplegging, na een behandeling ter terechtzitting van slechts dertig minuten. Dat is in deze zaak te weinig voor een zorgvuldig strafproces, gezien de omvang van de strafzaak en vanwege het feit dat de rechtbank de mogelijkheid wil hebben om verdachte uitgebreid te bevragen, onder meer in het kader van de bewijsvraag. De verdediging doet volgens het voorstel namelijk afstand van verdedigingsrechten en bewijsverweren, terwijl verdachte tot op heden het ten laste gelegde heeft ontkend. Verder is niet gebleken dat verdachte vrijwillig afstand van zijn verdedigingsrechten heeft gedaan en (daarmee samenhangend) zich volledig bewust was van het onderliggende feitencomplex en de wettelijke gevolgen van de afspraken. De raadsman heeft wel aangegeven dat dit het geval is maar de rechtbank heeft dat niet zelf bij verdachte kunnen toetsen. De rechtbank ziet het bovendien als een principieel bezwaar dat bij afdoening volgens de voorgestelde gang van zaken niet voldaan zou worden aan de eisen die het Wetboek van Strafvordering aan het strafproces stelt. Daarbij is tevens van belang dat het strafproces in alle openbaarheid moet plaatsvinden. Het maken van procesafspraken zonder wettelijke basis is in dit geval niet wenselijk, temeer daar de verwachting is dat de Hoge Raad binnenkort uitspraak zal doen over deze principiële vraag in (spoed)cassatie. Daarnaast is de tijdwinst in deze zaak minimaal: het dossier is gereed en de zaak had gewoon inhoudelijk gepland kunnen worden.
De voorzitter deelt mee dat de volgende zitting kan plaatsvinden op 18 augustus 2022 om 13.30 uur.
De raadsman verklaart, zakelijk weergegeven:
Ik ben dan verhinderd in verband met een verblijf in het buitenland. Ik kan de zaak niet overdragen aan een andere advocaat.
De voorzitter deelt mee dat het onderzoek dan wordt geschorst voor
onbepaalde tijden dat een nieuwe zittingsdatum zal worden gepland in overleg met de Verkeerstoren.
Verdachte moet opnieuw worden opgeroepen tegen een nader te bepalen tijdstip, met tijdige kennisgeving daarvan aan de raadsman van verdachte.
Waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal, dat door de voorzitter en de griffier is vastgesteld en ondertekend.