ECLI:NL:RBAMS:2022:3495

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
22 juni 2022
Publicatiedatum
21 juni 2022
Zaaknummer
AWB 21/5851
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de afwijzing van een WIA-uitkering op basis van medisch onderzoek en arbeidsongeschiktheid

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 22 juni 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. J.J.A. Janssen, en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (verweerder), vertegenwoordigd door S. Barto. Eiseres had een aanvraag voor een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) ingediend, welke door verweerder op 12 november 2020 werd afgewezen. Het bezwaar van eiseres tegen deze afwijzing werd op 22 oktober 2021 ongegrond verklaard, waarna eiseres beroep instelde.

De rechtbank heeft de zaak behandeld op een zitting op 18 mei 2022, waarbij eiseres zich liet vertegenwoordigen door een waarnemer van haar gemachtigde. Verweerder was afwezig. De rechtbank oordeelde dat het medisch onderzoek dat door verweerder was uitgevoerd onzorgvuldig en onvolledig was. Eiseres had aangevoerd dat onvoldoende rekening was gehouden met haar klachten en beperkingen, met name in verband met fibromyalgie. De rechtbank stelde vast dat de rapporten van de verzekeringsartsen niet aan de vereisten van zorgvuldigheid voldeden en dat er onvoldoende rekening was gehouden met het dagverhaal, herstel- en participatiegedrag en het historisch functioneren van eiseres.

De rechtbank verklaarde het beroep gegrond, vernietigde het bestreden besluit en droeg verweerder op om opnieuw te beslissen op het bezwaar van eiseres. Tevens werd verweerder veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten en het griffierecht. De uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige medische beoordeling en de noodzaak om individuele omstandigheden van de aanvrager in acht te nemen bij het vaststellen van arbeidsongeschiktheid.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 21/5851

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 22 juni 2022 in de zaak tussen

[eiseres] , eiseres

(gemachtigde: mr. J.J.A. Janssen),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen,verweerder
(gemachtigde: S. Barto)
Als derde-partij heeft aan het geding deelgenomen:
[belanghebbende]
(gemachtigde: mr. C.J.M. de Wit).

Procesverloop

Met een besluit van 12 november 2020 (het primaire besluit) heeft verweerder geweigerd aan eiseres een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) toe te kennen.
Met een besluit van 22 oktober 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is behandeld op een zitting van 18 mei 2022. Eiseres heeft zich laten vertegenwoordigen door [persoon] , als waarnemer van haar gemachtigde. Verweerder is, met bericht van verhindering, niet verschenen. Derde-partij is niet verschenen.

Overwegingen

Geen toestemming
1. Eiseres heeft geen toestemming verleend voor het toezenden van stukken die medische gegevens bevatten aan de ex-werkgever. De rechtbank heeft, onder verwijzing naar artikel 8:32, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) op 9 maart 2022 en op 11 mei 2022 besloten dat kennisneming van medische stukken in dit geding is voorbehouden aan een gemachtigde van de ex-werkgever die advocaat of arts is dan wel daarvoor van de rechtbank bijzondere toestemming heeft gekregen. Desgevraagd heeft eiseres wel toestemming gegeven voor het vermelden van medische termen in de uitspraak.
Wat aan deze procedure voorafging
2. Eiseres is laatstelijk werkzaam geweest als [functie] voor 20 uur per week. Op 25 oktober 2017 heeft eiseres zich ziekgemeld. De werkgever van eiseres heeft een loonsanctie opgelegd gekregen tot 13 november 2020, wegens onvoldoende re-integratieactiviteiten. Eiseres heeft het einde van de wachttijd voor de WIA bereikt op 12 november 2020. Met het primaire besluit heeft verweerder de WIA-aanvraag van eiseres afgewezen.
3. Met het bestreden besluit heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard. Verweerder heeft dit besluit gebaseerd op een rapport van verzekeringsarts bezwaar en beroep van 23 september 2021 en een rapport van een arbeidsdeskundige bezwaar en beroep van 6 oktober 2021. Volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep zijn de beperkingen van eiseres juist vastgesteld. Volgens de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep is er geen aanleiding om af te wijken van de conclusie van de primaire arbeidsdeskundige. De arbeidsongeschiktheidspercentages wijzigen niet.
Standpunt eiseres
4. Eiseres voert – kort samengevat – aan dat bij het vaststellen van haar mogelijkheden onvoldoende rekening is gehouden met de klachten die zij in het dagelijks leven ervaart. Gezien de fibromyalgie, de klachten en beperkingen die daaruit voortvloeien hadden er meer beperkingen moeten worden aangenomen op het gebied van persoonlijk functioneren, aanpassing aan fysieke omgevingseisen, dynamische handelingen, statische handelingen en werktijden. Daarbij had er een urenbeperking moeten worden aangenomen. Volgens eiseres dient er een onderzoek verricht te worden naar de vraag of de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) een correct beeld geeft van haar mogelijkheden en zo nee, of in het verlengde daarvan de geduide functies passend zijn.
Beoordeling door de rechtbank
5. De rechtbank beoordeelt of verweerder de mate van arbeidsongeschiktheid van eiseres per 13 november 2020 juist heeft vastgesteld. Daartoe dient de rechtbank aan de hand van de aangevoerde beroepsgronden te toetsen of verweerder de medische beperkingen correct heeft vastgesteld en of eiseres, rekening houdend met deze beperkingen, in staat is om de geselecteerde functies te verrichten.
6. Uitgangspunt is dat verweerder zijn besluiten over arbeidsongeschiktheid in principe mag baseren op rapporten van zijn verzekeringsartsen en arbeidsdeskundigen. Deze rapporten moeten dan wel aan een aantal voorwaarden voldoen: zij moeten op zorgvuldige wijze tot stand zijn gekomen, ze mogen geen tegenstrijdigheden bevatten en de conclusies moeten logisch voortvloeien uit de rapporten. Het is aan eiseres om aannemelijk te maken dat de rapporten die over haar zijn opgesteld niet aan deze vereisten voldoen. De rechtbank gaat hieronder in op de vraag of de opgestelde medische en arbeidskundige rapportages voldoen aan de hierboven genoemde voorwaarden.
Zorgvuldigheid van het medisch onderzoek
7. Bedrijfsarts [bedrijfsarts] heeft op 20 juni 2018 een FML heeft opgesteld en onder meer beperkingen aangenomen op het gebied van persoonlijk functioneren. Eiseres werd beperkt geacht op inzicht in eigen kunnen en doelmatig handelen. Tevens werd een specifieke voorwaarde aangenomen: eiseres werd geacht aangewezen te zijn op werk waarin geen hoog handelingstempo vereist is. Verzekeringsarts [persoon 2] heeft op 12 september 2019 het re-integratieverslag beoordeeld en de FML van de bedrijfsarts bekeken. Verzekeringsarts [persoon 2] heeft de aangenomen beperkingen op persoonlijk functioneren niet geheel plausibel geacht. De beperkingen op het inzicht in eigen kunnen en doelmatig handelen heeft hij niet overgenomen omdat hij die onvoldoende kan onderbouwen. De overige gestelde beperkingen zijn volgens hem wel plausibel. In het kader van de WIA-beoordeling heeft verzekeringsarts [persoon 2] een nieuwe medische rapportage en een nieuwe FML van 2 november 2020 opgesteld. Verzekeringsarts [persoon 2] heeft op het gebied van persoonlijk functioneren specifieke voorwaarden aangenomen en vastgesteld dat eiseres niet op hoogtes kan werken. De verzekeringsarts bezwaar en beroep, Zwiers-Jonker, heeft geen aanleiding gezien om af te wijken van het oordeel van verzekeringsarts [persoon 2] waardoor de FML van 2 november 2020 gehandhaafd blijft.
8. De rechtbank overweegt dat de voorwaarde dat eiseres niet op hoogtes kan werken niet logisch lijkt te zijn. Verzekeringsarts [persoon 2] lijkt deze beperking onjuist te hebben overgenomen van de bedrijfsarts. De bedrijfsarts spreekt over dat eiseres aangewezen is op werk waarin geen hoog handelingstempo vereist is. Zodoende heeft de rechtbank aanleiding om te twijfelen aan de zorgvuldigheid van de medische beoordeling.
9. Met betrekking tot de fibromyalgie heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep geoordeeld dat de aandoening jaren geleden is vastgesteld wegens geconstateerde drukpijnlijke punten in het lichaam. Volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep voldoen de verschijnselen van de vele klachten aan de classificatie fibromyalgie: chronische pijnklachten, voldoende karakteristieke drukpunten. Een gedoseerde dynamische en statische belasting van het bewegingsapparaat is bij deze verschijnselen mogelijk en aan te bevelen. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft gekeken naar de richtlijnen van De Nederlandse Vereniging voor Reumatologie. Op de actuele website staat in haar richtlijn ‘Reumatische ziekten en syndromen: Fibromyalgie mei 2002’, (de richtlijn fibromyalgie) (onder fibromyalgie en arbeid en samenvatting) het volgende vermeld:
‘fibromyalgie is te beschouwen als een klinisch syndroom. Het spreekt voor zich dat fibromyalgie, evenmin als reumatoïde artritis of spondylitis ankylopoietica, een automatische rechtvaardiging is voor afwezigheid van belastbaarheid. In het algemeen is de patiënt met het fibromyalgie-syndroom verminderd belastbaar voor fysiek zware en langdurig repetitieve werkzaamheden en kan hij/zij het best voor het arbeidsproces behouden blijven door licht, afwisselend werk’.
De verzekeringsarts bezwaar en beroep stelt vast dat met de door de primaire verzekeringsarts vastgestelde aangegeven beperkingen in voldoende mate rekening is gehouden met dit advies. De door eiseres ook genoemde andere klachten vormen geen reden nog méér beperkingen van de belastbaarheid vast te stellen. Eiseres wordt geschikt geacht voor arbeid waarin met haar beperkingen rekening is gehouden. Er is in passende arbeid geen reden daarnaast nog een urenbeperking (beperking van het aantal uren dat per werkdag/werkweek gewerkt kan worden) aan te geven, noch vanuit energetisch noch vanuit preventief oogpunt. Er is namelijk geen sprake van een zodanig ernstige aandoening met een stoornis in de energiehuishouding, dat vaststaat dat er beduidende recuperatie nodig is.
10. De rechtbank overweegt dat de algemene motivering van de verzekeringsarts bezwaar en beroep dat uit voornoemde richtlijn blijkt dat in het algemeen de klant het best voor het arbeidsproces behouden kan blijven door licht, afwisselend werk niet de conclusies kan dragen dat het voor eiseres het best is om licht en afwisselend werk te doen en dat er geen zodanig ernstige aandoening is met een stoornis in de energiehuishouding dat er vaststaat dat er beduidende recuperatie nodig is. De verzekeringsarts had nader onderzoek moeten doen naar de individuele situatie van eiseres, in het bijzonder naar de ernst van de aandoening in haar geval en nader moeten motiveren welke beperkingen daaruit voortvloeien. De rechtbank vindt hiervoor steun in de richtlijn fibromyalgie. Hierin staat dat objectieve methoden om arbeidsongeschiktheid vast te stellen ontbreken. Op basis van de klachten en van de ervaren beperkingen in combinatie met de reeds genomen acties kan de ernst van de fibromyalgie voor een individuele patiënt worden weergegeven. [1] Dit komt tevens overeen met wat is weergegeven in de Richtlijn Duurbelastbaarheid in Arbeid (de richtlijn duurbelastbaarheid). Volgens deze richtlijn moet de verzekeringsarts bij het vaststellen van de duurbelastbaarheid rekening houden met een aantal onderzoekselementen, namelijk:

1. aspecten van de anamnese

2. eigen onderzoek

3. aard en ernst van de aandoening

4. de behandeling

5. het dagverhaal/functioneren in de thuissituatie/privésituatie

6. deconditionering

7. het herstel- en participatiegedrag

8. het historisch functioneren inclusief verzuimhistorie

9. waarnemingen door derden

10. persoonlijkheidsaspecten, cognities en psychodynamische mechanismen

11. aanvullende gegevens.

Uit de richtlijn duurbelastbaarheid blijkt dat de verzekeringsarts voor de weergave van het dagverhaal aandacht moet besteden aan onder andere het aantal uren dat iemand (overdag) slaapt, of iemand uitgerust is na slaap, of iemand bepaalde activiteiten nalaat omdat hij het gevoel heeft daarvoor onvoldoende energie te hebben, of alle dagen hetzelfde zijn of dat er verschillen zijn in activiteitenniveau en de noodzaak tot recuperatie. [2] Bij de beoordeling van het herstel- en participatiegedrag moet gekeken worden naar welke inspanningen iemand heeft verricht om verbetering aan zijn belastbaarheid te bereiken, of iemand de grenzen van zijn mogelijkheden heeft onderzocht, geprobeerd heeft zijn activiteitenniveau te verhogen en geprobeerd heeft het aantal uren dat hij werkt uit te breiden. [3] Het historisch functioneren van iemand kan de verzekeringsarts helpen bij de analyse in hoeverre veranderd gedrag en veranderde tijdsbesteding te maken kan hebben met de ziekte en de beperkingen, hierbij kan onder andere worden gekeken naar of iemand in het verleden vaak en/of langdurig heeft verzuimd, wat de redenen waren van het verzuim, wat iemand gedaan heeft om het verzuim te voorkomen en hoe de werkgever en de bedrijfsarts met het verzuim zijn omgegaan. [4]
11. De rechtbank ziet in de medische rapportages niet terug dat voldoende rekening is gehouden met het dagverhaal, herstel- en participatiegedrag en het historisch functioneren van eiseres. Weliswaar zijn aan eiseres vragen gesteld over wat ze per dag doet, maar gezien de richtlijn duurbelastbaarheid en de aard van haar ziekte acht de rechtbank dit niet voldoende. Het dagverhaal geeft weinig tot geen informatie over haar energiebalans. Verweerder had verder rekening moeten houden met het feit dat de werkgever onvoldoende re-integratieinspanningen heeft verricht en dat de werkgever de re-integratieactiviteiten heeft gebaseerd op een verkeerde belastbaarheid. Daarbij had ook gekeken moeten worden naar de verzuimhistorie van eiseres. Eiseres is sinds haar ziekmelding nooit beter geworden. Verweerder had moeten onderzoeken of er aanwijzingen zijn in voornoemde omstandigheden om een toegenomen recuperatienoodzaak aan te nemen.
12. Het medische onderzoek door verweerder is derhalve onzorgvuldig en onvolledig geweest, zodat de beroepsgrond van eiseres dat bestreden besluit een deugdelijke grondslag ontbeert, slaagt. Reeds daarom komt dat besluit, wegens strijd met het in artikel 3:2 van de Awb neergelegde zorgvuldigheidsbeginsel, voor vernietiging in aanmerking.
Conclusie
13. Gelet op het voorgaande zal de rechtbank het beroep gegrond verklaren en het bestreden besluit vernietigen. De rechtbank ziet geen aanleiding de rechtsgevolgen in stand te laten of zelf in de zaak te voorzien. Verweerder zal opnieuw moeten beslissen op het bezwaar van eiseres tegen het primaire besluit.
14. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, dient verweerder aan eiseres het door haar betaalde griffierecht te vergoeden.
15. De rechtbank veroordeelt verweerder ook in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.518,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 759,- en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit;
  • draagt verweerder op binnen na het gezag van gewijsde krijgen van deze uitspraak een nieuwe beslissing op bezwaar te nemen met inachtneming van deze uitspraak;
  • wijst het verzoek om schadevergoeding af;
  • draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 49,- aan eiseres te vergoeden;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van
€ 1.518,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.Z. Achouak el Idrissi, rechter, in aanwezigheid van mr. I.G.A. Karregat, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 22 juni 2022.
griffier
rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.
Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.

Voetnoten

1.Zie pagina 3 van de richtlijn fibromyalgie.
2.Zie pagina 15 van de richtlijn duurbelastbaarheid.
3.Zie pagina 16 van de richtlijn duurbelastbaarheid.
4.Zie pagina 16 en 17 van de richtlijn duurbelastbaarheid.