ECLI:NL:RBAMS:2022:3492

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
7 juni 2022
Publicatiedatum
21 juni 2022
Zaaknummer
C/13/718084 / JE RK 22-388
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bekrachtiging van voorlopige ondertoezichtstelling en spoedmachtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige

Op 7 juni 2022 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Amsterdam een beschikking gegeven in de zaak van [betrokkene], een minderjarige, die onder toezicht is gesteld van Jeugdbescherming Regio Amsterdam. De kinderrechter heeft de voorlopige ondertoezichtstelling, die op 31 mei 2022 was uitgesproken, met drie maanden verlengd en een spoedmachtiging tot uithuisplaatsing verleend. De moeder van [betrokkene] heeft verzocht om afwijzing van het verzoek, maar de kinderrechter oordeelde dat er ernstige zorgen zijn over de veiligheid van [betrokkene] vanwege een geschiedenis van huiselijk geweld en de onveilige situatie waarin de moeder zich bevindt. De Raad voor de Kinderbescherming heeft het verzoek tot ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing ondersteund, gezien de onveilige omstandigheden en de afhankelijkheidsrelatie van de moeder met de heer [naam vader]. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de uithuisplaatsing noodzakelijk is voor de verzorging en opvoeding van [betrokkene]. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het hoger beroep kan binnen drie maanden worden ingesteld.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Familie- en Jeugdrecht
Zaaknummer: C/13/718084 / JE RK 22-388
Datum uitspraak: 7 juni 2022
Beschikking van de kinderrechter over een voorlopige ondertoezichtstelling en spoedmachtiging tot uithuisplaatsing
in de zaak van
RAAD VOOR DE KINDERBESCHERMING AMSTERDAM, hierna te noemen: de Raad, gevestigd te Amsterdam,
betreffende

[betrokkene] , geboren op [geboortedatum] 2022 te [geboorteplaats] , hierna te noemen: [betrokkene] .

De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[naam moeder] , hierna te noemen: de moeder, wonende te Amsterdam;

JEUGDBESCHERMING REGIO AMSTERDAM, hierna te noemen: de GI, locatie Amsterdam,

Het procesverloop

Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het mondelinge verzoek van de Raad strekkende tot de voorlopige ondertoezichtstelling en een spoedmachtiging tot uithuisplaatsing van [betrokkene] van
31 mei 2022, gevolgd door het schriftelijke verzoek met bijlagen, ingekomen bij de griffie op 31 mei 2022;
- de beschikking van deze rechtbank van 31 mei 2022, welke beschikking hier als herhaald en ingelast dient te worden beschouwd.
Op 7 juni 2022 heeft de kinderrechter de zaak tijdens de mondelinge behandeling met gesloten deuren behandeld.
Verschenen zijn:
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat mr. C.P. Timmers;
- mevrouw H. Groenedijk, namens de Raad;
- de heer Y. Aboui, namens de GI.

De feiten

Het ouderlijk gezag over [betrokkene] wordt uitgeoefend door de moeder.
Bij mondelinge beslissing van de kinderrechter op 31 mei 2022, vastgesteld bij beschikking van 31 mei 2022, is [betrokkene] voorlopig onder toezicht gesteld van de GI voor de duur van drie maanden, te weten tot 31 augustus 2022.
De kinderrechter heeft tevens een spoedmachtiging uithuisplaatsing in een verblijf bij een
zorgaanbieder dan wel (crisis)pleeggezin verleend met ingang van 31 mei 2022 voor de duur van twee weken, te weten tot 14 juni 2022. [betrokkene] verblijft nu bij een zorgaanbieder dan wel (crisis)pleeggezin.

Het verzoek en standpunt van de Raad

De Raad heeft verzocht om de uitgesproken voorlopige ondertoezichtstelling voor drie maanden en de machtiging uithuisplaatsing te handhaven. Tevens wordt door de Raad het verzoek gehandhaafd tot het geven van een machtiging om [betrokkene] ook na 14 juni 2022 voor de duur van de ondertoezichtstelling in een verblijf bij een zorgaanbieder dan wel (crisis)pleeggezin te doen opnemen en te doen verblijven. De Raad verzoekt de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
De Raad heeft tijdens de mondelinge behandeling naar voren gebracht dat sprake is van een forse geschiedenis van huiselijk geweld tussen de heer [naam vader] , kennelijk de vader van [betrokkene] en de moeder. De moeder heeft hierdoor verschillende malen langdurig verbleven in Vrouwenopvangen en Blijfgroepen. Ondanks inzet van diverse intensieve hulpverleningsvormen blijft sprake van een sterke afhankelijkheidsrelatie van de moeder naar de heer [naam vader] toe. De moeder heeft drie andere kinderen die in het verleden alledrie uit huis zijn geplaatst, door de onveilige situatie thuis. Op dit moment lijkt het erop dat de heer [naam vader] , wederom tegen de afspraken in, bij de moeder woont. De situatie is niet veilig voor [betrokkene] . De komende tijd zal worden gezocht naar een geschikte plek voor de moeder samen met [betrokkene] , waarbij intensief toezicht noodzakelijk is.

De standpunten van de belanghebbenden

De GI
De GI sluit zich aan bij het standpunt van de Raad. Vlak voor de bevalling zijn veel signalen naar voren gekomen die duiden op een zeer onveilige situatie. Toen de moeder samen met de heer [naam vader] voor de bevalling in het ziekenhuis was, is bij haar een blauw oog geconstateerd en de heer [naam vader] had beschadigde knokkels. Bij nader onderzoek door de GI, is gebleken dat de moeder tien afspraken bij de gynaecoloog heeft gemist en dat meerdere politiemeldingen in de week voorafgaand aan de bevalling binnen zijn gekomen die lijken te duiden op huiselijk geweld. Onder deze omstandigheden kan [betrokkene] niet veilig mee naar huis. De komende tijd moet gezocht worden naar een moeder- en kindplek waar 24-uurs toezicht is. Het is gebleken dat in een ambulante setting de veiligheid niet kan worden gewaarborgd.
De moeder
De moeder heeft – mede bij monde van haar advocaat – verzocht het verzoek af te wijzen. De moeder heeft uitgelegd dat geen reden tot zorgen is. De politiemeldingen zijn niet in het dossier te vinden en zien bovendien op een feestje en een reünie. Daarnaast maken de buren snel overlastmeldingen, terwijl daar helemaal geen sprake van is. Verder had de moeder geen blauw oog, maar betrof het een krasje boven haar oog en de beschadigde knokkels van de heer [naam vader] zijn veroorzaakt door een verhuizing; hij heeft zijn knokkels langs een muur geschaafd. De moeder heeft verder benadrukt dat al een tijd geen sprake meer is van huiselijk geweld. Dat was inmiddels zeven jaar geleden, maar ze heeft daardoor nog steeds de schijn tegen. De moeder wil graag samen met de heer [naam vader] en [betrokkene] een gezin vormen en samenwonen, ze wil niet naar een moeder- en kindplek of andersoortige verblijfsplek waar zij niet met de heer [naam vader] samen kan zijn.

De beoordeling

Op basis van de stukken en de mondelinge behandeling is de kinderrechter van oordeel dat een ernstig vermoeden bestaat dat de grond voor een ondertoezichtstelling is vervuld (artikel 1:255 Burgerlijk Wetboek (BW)). Een ondertoezichtstelling is noodzakelijk om een ernstige bedreiging voor [betrokkene] weg te nemen. De kinderrechter is daarnaast van oordeel dat ook de uithuisplaatsing noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding van [betrokkene] , zoals genoemd in artikel 1:265b BW en zal het overige deel van het verzoek tot machtiging uithuisplaatsing dan ook toewijzen.
Tijdens de mondelinge behandeling is naar voren gekomen dat ernstige zorgen bestaan rondom de situatie van [betrokkene] . De moeder afzonderlijk en gezamenlijk met de heer [naam vader] kennen een belast verleden waarin sprake is geweest van fors huiselijk geweld. In dat kader acht de kinderrechter het temeer zorgelijk dat de moeder met een blauw oog en de heer [naam vader] met beschadigde knokkels in het ziekenhuis zijn aangekomen voor de bevalling. Dat de situatie ernstig is, wordt bevestigd door de diverse politiemeldingen voorafgaand aan de bevalling die ook lijken te duiden op huiselijk geweld. De moeder heeft zich opnieuw niet gehouden aan de strikte veiligheidsregels, die in het leven zijn geroepen om haar te beschermen, en daarmee een hele onveilige situatie voor [betrokkene] gecreëerd. Daarnaast is het kinderrechter gebleken dat de moeder nog steeds geen openheid van zaken geeft en niet constructief samenwerkt met de GI, terwijl de GI probeert mee te denken met de moeder en handelt in het belang van haar kinderen. De kinderrechter acht uithuisplaatsing van een pasgeboren baby een maatregel waartoe niet lichtvaardig overgegaan dient te worden, maar de veiligheid van [betrokkene] is duidelijk in het geding.
De komende tijd is van belang dat er een moeder- en kindplek wordt gezocht, waar de moeder en [betrokkene] veilig zijn, [betrokkene] stabiel kan opgroeien en waar 24- uurs toezicht is in verband met de heer [naam vader] . Hoewel uit het dossier is gebleken dat de moeder, mits zij goed in haar vel zit, over voldoende opvoedvaardigheden beschikt, is de inzet van hulpverlening – gelet op de situatie waarin de moeder zich verkeert – van groot belang.
Daarom beslist de kinderrechter het volgende.

De beslissing

De kinderrechter:
- handhaaft de beslissing van 31 mei 2022 waarbij [betrokkene] voorlopig onder toezicht is gesteld van Jeugdbescherming Regio Amsterdam voor de duur van drie maanden,
te weten tot
31 augustus 2022;
- handhaaft de beslissing van 31 mei 2022 waarbij een machtiging uithuisplaatsing is verleend voor de duur van twee weken;
- verleend aansluitend een machtiging uithuisplaatsing in een verblijf bij een zorgaanbieder dan wel (crisis)pleeggezin
tot 31 augustus 2022;
- verklaart de beslissing tot uithuisplaatsing uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is mondelinge gegeven en in het openbaar uitgesproken op 7 juni 2022 door mr. A.K. Mireku, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. S. Bien, als griffier en op
17 juni 2022.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan, voor zover deze ziet op de machtiging tot uithuisplaatsing, worden ingesteld:
- door de verzoekers en de degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Amsterdam.