ECLI:NL:RBAMS:2022:3491

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
7 juni 2022
Publicatiedatum
21 juni 2022
Zaaknummer
C/13/71716 JE RK 22-329
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Amsterdam op 7 juni 2022 uitspraak gedaan over de verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van de minderjarige [betrokkene]. De zaak werd behandeld met gesloten deuren, waarbij de vader, de moeder (bijgestaan door haar advocaat mr. S. van Beers) en vertegenwoordigers van de gecertificeerde instelling (GI) aanwezig waren. De GI had op 4 mei 2022 een verzoek ingediend om de ondertoezichtstelling van [betrokkene] te verlengen met een jaar, evenals de machtiging tot uithuisplaatsing bij de vader. De kinderrechter oordeelde dat de ondertoezichtstelling en de machtiging uithuisplaatsing noodzakelijk zijn in het belang van de verzorging en opvoeding van [betrokkene]. Er waren zorgen over de communicatie tussen de ouders en de omgang tussen de moeder en [betrokkene]. De kinderrechter heeft besloten de ondertoezichtstelling en de machtiging uithuisplaatsing te verlengen voor de duur van zes maanden, in plaats van het jaar dat was verzocht. De situatie zal over zes maanden opnieuw worden geëvalueerd, waarbij ook de omgang tussen de moeder en [betrokkene] zal worden bekeken. De kinderrechter heeft benadrukt dat het belangrijk is dat de hulpverlening ten aanzien van de communicatie tussen de ouders zo spoedig mogelijk wordt opgestart.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Familie- en Jeugdrecht
Zaaknummer: C/13/717176 / JE RK 22-329
Datum uitspraak: 7 juni 2022
Beschikking van de kinderrechter over een verlenging ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaak van

William Schrikker Stichting Jeugdbescherming & Jeugdreclassering,

locatie Amsterdam, hierna te noemen: de GI,
betreffende

[betrokkene] , geboren op [geboortedatum] 2016 te [geboorteplaats] ,

hierna te noemen: [betrokkene] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[naam moeder] , hierna te noemen: de moeder, wonende te Amsterdam,

[naam vader] , hierna te noemen: de vader, wonende te Amsterdam.

Het procesverloop

Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoek met bijlagen van de GI van 4 mei 2022, ingekomen bij de griffie op
6 mei 2022.
Op 7 juni 2022 heeft de kinderrechter de zaak tijdens de mondelinge behandeling met gesloten deuren behandeld.
Verschenen zijn:
- de vader;
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat mr. S. van Beers (via een videoverbinding);
- de heer L. Jonkman en mevrouw M. Meijer, namens de GI.

De feiten

Het ouderlijk gezag over [betrokkene] wordt uitgeoefend door de ouders. [betrokkene] woont bij de vader. Bij beschikking van 6 juli 2021 is [betrokkene] onder toezicht gesteld tot 6 juli 2022. Tevens is een machtiging uithuisplaatsing bij de vader verleend, die laatstelijk is verlengd tot 6 juli 2022.

Het verzoek

De GI verzoekt de ondertoezichtstelling van [betrokkene] te verlengen met een jaar. Tevens wordt verzocht de uithuisplaatsing bij de vader van [betrokkene] te verlengen voor de duur van een jaar. De GI verzoekt de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.

De standpunten van de belanghebbenden

De GI
Tijdens de mondelinge behandeling heeft de GI gepersisteerd bij het verzoek. In aanvulling op het verzoek heeft de GI toegelicht dat de afgelopen periode de overdrachtsmomenten tussen de vader en de moeder niet goed zijn gegaan. Het lijkt alsof het contact tussen de vader en de moeder slechter is geworden. De komende tijd moet worden gewerkt aan de communicatie tussen de ouders, zodat dit op een constructieve manier kan plaatsvinden. Ook is het belangrijk dat de omgang tussen de moeder en [betrokkene] goed wordt gemonitord en zo stapsgewijs kan worden uitgebreid. Daarvoor is van belang dat de moeder zich aan de afspraken houdt, wat tot op heden moeilijk voor haar is gebleken.
De moeder
De moeder heeft – mede bij monde van haar advocaat – tijdens de mondelinge behandeling verzocht de ondertoezichtstelling en de machtiging uithuisplaatsing in duur te bekorten tot maximaal negen maanden. Op deze manier zal meer druk op de GI gelegd worden om spoedig hulpverlening, met name gericht op de communicatie tussen de ouders, in te zetten. De moeder heeft met name bezwaar tegen de huidige omgangsregeling. Zij zou graag zien dat zij meer tijd met haar dochter kan doorbrengen, al begint het met één uurtje extra.
De vader
De vader verzet zich niet tegen verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging uithuisplaatsing. Op dit moment is de situatie met het verblijf van [betrokkene] bij de vader stabiel voor haar. Vooral ten aanzien van de communicatie tussen hem en de moeder moeten nog veel stappen gezet worden. De vader is dan ook blij dat die hulpverlening opgestart is.

De beoordeling

Op basis van de stukken en de mondelinge behandeling is de kinderrechter van oordeel dat is voldaan aan het wettelijke criterium genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek (BW). De kinderrechter zal daarom de ondertoezichtstelling van [betrokkene] verlengen (artikel 1:260, eerste lid, BW). Ook is de verlenging van de machtiging uithuisplaatsing van [betrokkene] noodzakelijk in het belang van de verzorging en opvoeding (artikel 1:265c, tweede lid, BW).
Door de GI is naar het oordeel van de kinderrechter voldoende gemotiveerd dat de ondertoezichtstelling en de machtiging uithuisplaatsing noodzakelijk zijn. Er bestaan nog veel zorgen rondom de communicatie tussen de ouders, de interactie tussen de moeder en [betrokkene] en de leerbaarheid van de moeder. Het is de kinderrechter daarom gebleken dat het noodzakelijk is dat de komende tijd verder gewerkt wordt aan de gestelde doelen, zodat de opgedane vaardigheden bestendigd en uitgebreid kunnen worden. Vanuit de GI kan toezicht worden gehouden en begeleiding worden verleend om in het belang van [betrokkene] de opgestelde doelen te realiseren ter afwending van de bestaande zorgen. Daarnaast is van groot belang dat [betrokkene] een stabiele thuissituatie ervaart, te meer nu zij steeds ouder wordt en meer en meer van de situatie rondom haar ouders gaat meekrijgen. De ontwikkeling van [betrokkene] dient nauwlettend in de gaten te worden gehouden.
De kinderrechter zal de ondertoezichtstelling en de machtiging uithuisplaatsing, anders dan is verzocht, toewijzen voor de duur van zes maanden en het overige aanhouden. Over zes maanden zal de situatie dan opnieuw geëvalueerd worden. De hulpverlening ten aanzien van de communicatie tussen de ouders moet zo spoedig mogelijk worden opgestart, temeer nu de overdrachtsmomenten als gevolg van die slechte communicatie niet goed gaan. Duidelijke handvatten en goede begeleiding bij de overdrachtsmomenten zullen dit hopelijk gemakkelijker maken. Inmiddels is Levvel Hecht middels video & interactiebegeleiding ingezet om meer zicht te krijgen op de gehechtheidsrelatie tussen [betrokkene] en de moeder en de band tussen hen te verbeteren. Over zes maanden kan eveneens de interactie tussen de moeder en [betrokkene] geëvalueerd worden en bezien worden of en in hoeverre de omgang is uitgebreid. De kinderrechter merkt op dat [betrokkene] en de moeder op dit moment een minimale omgang hebben, namelijk drie uur per week. De kinderrechter geeft de GI in overweging mee dat het verzoek van de moeder om meer tijd met [betrokkene] door te brengen een reëel verzoek is en dat het uitbreiden van de omgangsmomenten – uiteraard voorzover dat in het belang van [betrokkene] is en [betrokkene] dit aankan – naar alle waarschijnlijkheid een strijdpunt minder zal opleveren. Aan de andere kant, is het aan de moeder om zich aan gemaakte afspraken te houden, bijvoorbeeld ten aanzien van de breng en haaltijden van [betrokkene] . De GI moet de moeder hierin kunnen vertrouwen.
De kinderrechter beslist daarom als volgt.

De beslissing

De kinderrechter:
- verlengt de ondertoezichtstelling van [betrokkene] met ingang van 6 juli 2022 voor de duur van zes maanden,
te weten tot 6 januari 2023;
- verlengt de machtiging tot uithuisplaatsing van [betrokkene] voor verblijf bij de vader, met ingang van 6 juli 2022 voor de duur van zes maanden,
te weten tot 6 januari 2023;
- houdt het verzoek voor het overige aan tot de mondelinge behandeling van
2 december 2022tegen een nader te bepalen tijdstip, tegen welke behandeling de GI, de vader, de moeder, de raadsvrouw van de moeder en de belanghebbenden zullen worden opgeroepen;
- verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is mondelinge gegeven en in het openbaar uitgesproken op 7 juni 2022 door mr. A.K. Mireku, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. S. Bien, als griffier en op
17 juni 2022.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Amsterdam.