In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Amsterdam op 7 juni 2022 uitspraak gedaan over de verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van de minderjarige [betrokkene]. De zaak werd behandeld met gesloten deuren, waarbij de vader, de moeder (bijgestaan door haar advocaat mr. S. van Beers) en vertegenwoordigers van de gecertificeerde instelling (GI) aanwezig waren. De GI had op 4 mei 2022 een verzoek ingediend om de ondertoezichtstelling van [betrokkene] te verlengen met een jaar, evenals de machtiging tot uithuisplaatsing bij de vader. De kinderrechter oordeelde dat de ondertoezichtstelling en de machtiging uithuisplaatsing noodzakelijk zijn in het belang van de verzorging en opvoeding van [betrokkene]. Er waren zorgen over de communicatie tussen de ouders en de omgang tussen de moeder en [betrokkene]. De kinderrechter heeft besloten de ondertoezichtstelling en de machtiging uithuisplaatsing te verlengen voor de duur van zes maanden, in plaats van het jaar dat was verzocht. De situatie zal over zes maanden opnieuw worden geëvalueerd, waarbij ook de omgang tussen de moeder en [betrokkene] zal worden bekeken. De kinderrechter heeft benadrukt dat het belangrijk is dat de hulpverlening ten aanzien van de communicatie tussen de ouders zo spoedig mogelijk wordt opgestart.