ECLI:NL:RBAMS:2022:3462

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
21 juni 2022
Publicatiedatum
20 juni 2022
Zaaknummer
9550268 CV EXPL 21-16571
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toetsing van een overeenkomst op afstand in het consumentenrecht met betrekking tot betaling van examenkosten

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Amsterdam op 21 juni 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen Lindenhaeghe Groep B.V. en een consument, aangeduid als [gedaagde]. De eiseres, Lindenhaeghe, vorderde betaling van € 343,00 aan hoofdsom, buitengerechtelijke incassokosten en handelsrente van de gedaagde, die via de website van Lindenhaeghe examens had besteld. De gedaagde betwistte de vordering en stelde dat zij slechts € 300,80 verschuldigd was, omdat haar werkgever de kosten van de eerste twee examens had betaald en de facturen niet klopten.

De kantonrechter oordeelde dat de overeenkomst tussen Lindenhaeghe en de gedaagde gekwalificeerd moest worden als een overeenkomst op afstand, wat betekent dat ambtshalve moet worden onderzocht of er oneerlijke bedingen in de overeenkomst zijn opgenomen. De rechter stelde vast dat Lindenhaeghe niet had voldaan aan haar stelplicht door de benodigde gegevens en de algemene voorwaarden niet bij de dagvaarding over te leggen. Dit leidde tot de conclusie dat de vordering van Lindenhaeghe moest worden afgewezen, ongeacht het verweer van de gedaagde.

De kantonrechter wees de vordering af en veroordeelde Lindenhaeghe in de proceskosten aan de zijde van de gedaagde, die tot op heden op nihil waren begroot. Deze uitspraak benadrukt het belang van het correct indienen van relevante stukken in civiele procedures, vooral in het consumentenrecht, waar bescherming van de consument voorop staat.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht
zaaknummer: 9550268 CV EXPL 21-16571
vonnis van: 21 juni 2022
fno.: 48617

vonnis van de kantonrechter

I n z a k e

de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid

Lindenhaeghe Groep B.V.
gevestigd te Bilthoven
eiseres
nader te noemen: Lindenhaeghe
gemachtigde: Van Es Gerechtsdeurwaarders & Inc.
t e g e n

[gedaagde]

wonende te [woonplaats]
gedaagde
nader te noemen: [gedaagde]
procederend in persoon

VERLOOP VAN DE PROCEDURE

  • de dagvaarding van 1 november 2021 met producties;
  • de conclusie van antwoord met producties;
  • instructievonnis;
  • de conclusie van repliek met producties;
  • de conclusie van dupliek met producties;
  • dagbepaling vonnis.

GRONDEN VAN DE BESLISSING

Feiten

1. Als gesteld en niet (voldoende) weersproken staat het volgende vast:
1.1.
[gedaagde] heeft op 5 januari 2020 en op 13 januari 2020 via de website van Lindenhaeghe het Examen - Wft Basis besteld voor een totaalbedrag van € 360,58. Lindenhaeghe heeft [gedaagde] hiervoor twee facturen ( [fact.nr. 1] en [fact.nr. 2] ) gestuurd.
1.2.
Bij brief van 2 september 2020 heeft Lindenhaeghe [gedaagde] gesommeerd tot betaling van € 360,58 binnen achttien dagen na ontvangst van de brief en daarbij buitengerechtelijke incassokosten aangezegd van € 65,45 (inclusief btw).

Vordering en verweer

2. Lindenhaeghe vordert dat [gedaagde] bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis veroordeeld zal worden tot betaling van € 343,00 aan hoofdsom, buitengerechtelijke incassokosten en handelsrente, te vermeerderen met de handelsrente over € 343,00 vanaf 25 oktober 2021 tot aan de dag der algehele voldoening.
3. Aan deze vordering legt Lindenhaeghe ten grondslag dat tussen [gedaagde] en Lindenhaeghe een overeenkomst tot dienstverlening tot stand is gekomen en dat Lindenhaeghe op grond van deze overeenkomst diensten aan [gedaagde] heeft geleverd. [gedaagde] heeft de facturen niet betaald, ondanks dat Lindenhaeghe hiervoor aanmaningen en sommaties heeft gestuurd. Lindenhaeghe heeft haar vordering uit handen gegeven aan haar gemachtigde en maakt derhalve aanspraak op buitengerechtelijke incassokosten. Daarnaast is [gedaagde] in verzuim, zodat zij ook de wettelijke rente verschuldigd is. Lindenhaeghe vordert € 360,58 aan hoofdsom, € 54,09 aan buitengerechtelijke incassokosten en € 12,99 aan verschenen rente. Gelet op het bedrag van € 84,66 dat reeds door [gedaagde] is betaald, is zij in totaal dus nog een bedrag van € 343,00 verschuldigd.
4. [gedaagde] betwist de vordering. Zij voert aan dat zij in totaal vier examens heeft besteld en dat haar werkgever de eerste twee examens heeft betaald. Omdat zij echter het tweede examen niet heeft bijgewoond, wordt ook het derde examen door haar werkgever betaald. Het vierde examen moet zij wel zelf betalen, maar het bedrag dat Lindenhaeghe in rekening heeft gebracht klopt niet. Dat is ook de reden dat zij nog niet heeft betaald. Volgens haar berekening is zij slechts € 300,80 verschuldigd (€ 180,29 voor het examen, € 48,40 voor het verplaatsen van het examen en € 72,11 voor het annuleren van het examen).
5. Lindenhaeghe stelt bij repliek dat zij buiten de afspraak tussen [gedaagde] en haar werkgever staat met betrekking tot het betalen van het derde examen. Daarnaast heeft [gedaagde] verzocht om het examen af te mogen nemen op 7 februari 2020 in plaats van 31 januari 2020 en heeft zij bij dat verzoek ingestemd met de kosten conform de algemene voorwaarden.
6. In aanvulling op haar eerdere verweer voert [gedaagde] bij repliek nog aan dat zij tijdens het bestellen van het examen heeft aangegeven dat haar werkgever het examen zou betalen, zodat Lindenhaeghe die kosten bij haar werkgever moet verhalen.

Beoordeling

7. De overeenkomst die in deze procedure centraal staat is gesloten tussen Lindenhaeghe als handelaar en [gedaagde] als consument en wordt gekwalificeerd als een overeenkomst op afstand. In dat geval moet, ook als op dat punt geen verweer is gevoerd, ambtshalve worden onderzocht of oneerlijke bedingen in de zin van Richtlijn 93/13 EG zijn opgenomen in de overeenkomst of in de toepasselijke algemene voorwaarden. Ook moet ambtshalve worden onderzocht of Lindenhaeghe bepaalde informatieplichten heeft nageleefd.
8. Om deze toets te kunnen uitvoeren moet de kantonrechter beschikken over de voor de beslissing van belang zijnde feiten en stukken. Welke dat zijn volgt uit de wet en jurisprudentie (waaronder ECLI:NL:HR:2021:1677), maar ze betreffen in ieder geval een toelichting op de totstandkoming van de overeenkomst, de overeenkomst zelf en de op de overeenkomst van toepassing verklaarde algemene voorwaarden. Ingevolge artikel 21 en 111 lid 2 sub d Rv dient eiseres deze voor de beslissing van belang zijnde feiten bij dagvaarding volledig en naar waarheid aan te voeren. Als dat niet is gebeurd kan de kantonrechter daaruit de gevolgtrekking maken die hij/zij geraden acht.
9. Lindenhaeghe stelt weliswaar dat de vordering niet op de algemene voorwaarden is gebaseerd, maar dat neemt niet weg dat de algemene voorwaarden ambtshalve moeten worden getoetst op oneerlijke bedingen. Ingevolge het arrest van het HvJ EU van 27 januari 2021 (ECLI:EU:C:2021:68) kan Lindenhaeghe immers niet terugvallen op de wet als een oneerlijk beding buiten toepassing moet worden gelaten.
10. De algemene voorwaarden moeten daarom, zoals voldoende aan repeatplayers is gecommuniceerd, bij dagvaarding worden overgelegd. Dit heeft Lindenhaeghe niet gedaan. Weliswaar heeft Lindenhaeghe – naar aanleiding van het door [gedaagde] gevoerde verweer – bij repliek de op de overeenkomst toepasselijke algemene voorwaarden alsnog overgelegd, maar dat is te laat. Een conclusie van repliek is immers bedoeld om te reageren op het bij antwoord gevoerde verweer en om in het kader daarvan zo nodig nadere stukken over te leggen. De bedoeling is niet om de in de dagvaarding ontbrekende toelichting en/of relevante stukken alsnog te verstrekken. Daarbij geldt dat die mogelijkheid ook niet had bestaan als gedaagde verstek had laten gaan.
11. Door bij dagvaarding de benodigde gegevens te onthouden heeft Lindenhaeghe niet voldaan aan haar stelplicht ex artikel 21 en 111 Rv. De vordering wordt dan ook – los van het door [gedaagde] gevoerde verweer en de omstandigheid dat Lindenhaeghe de algemene voorwaarden alsnog bij repliek heeft overgelegd – afgewezen.
12. Lindenhaeghe wordt als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten aan de zijde van [gedaagde] , tot op heden begroot op nihil.

BESLISSING

De kantonrechter:
wijst de vordering af;
veroordeelt Lindenhaeghe in de proceskosten aan de zijde van [gedaagde] , tot op heden begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. B. Brokkaar, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 21 juni 2022 in tegenwoordigheid van de griffier.