In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Amsterdam op 21 juni 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen Lindenhaeghe Groep B.V. en een consument, aangeduid als [gedaagde]. De eiseres, Lindenhaeghe, vorderde betaling van € 343,00 aan hoofdsom, buitengerechtelijke incassokosten en handelsrente van de gedaagde, die via de website van Lindenhaeghe examens had besteld. De gedaagde betwistte de vordering en stelde dat zij slechts € 300,80 verschuldigd was, omdat haar werkgever de kosten van de eerste twee examens had betaald en de facturen niet klopten.
De kantonrechter oordeelde dat de overeenkomst tussen Lindenhaeghe en de gedaagde gekwalificeerd moest worden als een overeenkomst op afstand, wat betekent dat ambtshalve moet worden onderzocht of er oneerlijke bedingen in de overeenkomst zijn opgenomen. De rechter stelde vast dat Lindenhaeghe niet had voldaan aan haar stelplicht door de benodigde gegevens en de algemene voorwaarden niet bij de dagvaarding over te leggen. Dit leidde tot de conclusie dat de vordering van Lindenhaeghe moest worden afgewezen, ongeacht het verweer van de gedaagde.
De kantonrechter wees de vordering af en veroordeelde Lindenhaeghe in de proceskosten aan de zijde van de gedaagde, die tot op heden op nihil waren begroot. Deze uitspraak benadrukt het belang van het correct indienen van relevante stukken in civiele procedures, vooral in het consumentenrecht, waar bescherming van de consument voorop staat.