ECLI:NL:RBAMS:2022:3449

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
13 mei 2022
Publicatiedatum
17 juni 2022
Zaaknummer
13.034788.22
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot diefstal met geweld, afpersing, voorhanden hebben vuurwapen en heling snorfiets door minderjarige verdachte

Op 13 mei 2022 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een minderjarige verdachte, geboren in 2006, die zich schuldig heeft gemaakt aan meerdere strafbare feiten. De verdachte werd beschuldigd van poging tot diefstal met geweld en afpersing, het voorhanden hebben van een vuurwapen en heling van een snorfiets. De feiten vonden plaats op 9 februari 2022 in Amsterdam, waar de verdachte samen met medeverdachten een woning wilde overvallen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, gewapend met een vuurwapen, samen met medeverdachten naar de woning van een bekende voetballer ging met de intentie om deze te beroven. De poging tot de overval mislukte doordat de aangeefster niet opendeed. De verdachte werd kort daarna aangehouden en in zijn bezit werd een doorgeladen vuurwapen aangetroffen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan de ten laste gelegde feiten en legde een jeugddetentie op van 8 maanden, waarvan 4 maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden. De rechtbank hield rekening met de jonge leeftijd van de verdachte en zijn verminderde toerekeningsvatbaarheid, zoals vastgesteld in psychologische rapportages. De rechtbank benadrukte het belang van begeleiding en toezicht om recidive te voorkomen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Team Familie & Jeugd
Parketnummer: 13.034788.22
Parketnummer vordering tul: 13.206132.21
Datum uitspraak: 13 mei 2022
Verkort vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de zaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag 1] 2006,
wonende op het adres [adres 1] ,
thans gedetineerd te: [detentieadres]

1.Onderzoek ter terechtzitting

De rechtbank heeft beraadslaagd naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 13 mei 2022.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. D. Jironet-Loewe en van wat verdachte en zijn raadsvrouw, mr. I.J.M. de Wit, naar voren hebben gebracht.
Voorts heeft de rechtbank kennisgenomen van wat onder meer door mevrouw [naam 1] , namens de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad), mevrouw [naam 2] , namens Jeugdbescherming Regio Amsterdam (hierna: JBRA) en door de ouders, bijgestaan door een tolk in de Engelse taal en de twee broers van verdachte naar voren is gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is – kort gezegd – ten laste gelegd dat hij zich heeft schuldig gemaakt aan
Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde:
op 9 februari 2022 te Amsterdam medeplegen van een poging diefstal met geweld en/of bedreiging met geweld en/of afpersing uit een woning van geld en/of goederen toebehorende aan [naam slachtoffer 1] en/of [naam slachtoffer 2] ,
subsidiair op 9 februari 2022 te Amsterdam medeplegen van een voorbereiding van een diefstal met geweld en/of bedreiging met geweld en/of afpersing;
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde:
op 9 februari 2022 te Amsterdam medeplegen van het voorhanden hebben van een wapen en munitie van categorie III;
Ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde:
op 9 februari 2022 te Amsterdam medeplegen van de heling van een snorfiets.
De tekst van de integrale tenlastelegging is opgenomen in een bijlage die aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

Ten aanzien van het onder feit 1 ten laste gelegde
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de aan verdachte onder feit 1 primair ten laste gelegde poging medeplegen diefstal met geweld en/of bedreiging met geweld in vereniging en de poging afpersing in vereniging kan worden bewezen.
De raadsvrouw heeft zich ten aanzien van het onder feit 1 ten laste gelegde gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
De rechtbank overweegt als volgt.
Uit het dossier en het onderzoek ter terechtzitting leidt de rechtbank met betrekking tot de betrokkenheid van verdachte bij het onder 1 ten laste gelegde het volgende af.
De verdachte is samen met medeverdachte [medeverdachte 1] naar de woning van aangeefster gegaan. De verdachte droeg een doorgeladen vuurwapen bij zich. Medeverdachte ging gekleed in een jas van PostNL, om zich te kunnen voordoen als iemand die een pakketje zou gaan afleveren en had een zwart plastictas met tie wraps bij zich. Het plan was volgens verdachte dat wanneer aangeefster de voordeur zou openen, zij zou worden bedreigd met het vuurwapen en zou worden vastgebonden met de tie-wraps. De verdachten zouden vervolgens de woning doorzoeken op sieraden en horloges. De verdachte en zijn mededader hebben – eenmaal aangekomen bij de woning van aangeefster - driemaal aangebeld en via de video deurbel kenbaar gemaakt dat zij een pakketje voor aangeefster hadden. Aangeefster vertrouwde dit echter niet en de verdachten hebben zich uiteindelijk uit de voeten gemaakt toen aangeefster riep dat zij de politie zou bellen. Verdachte heeft het ten laste gelegde ook bekend. Hieruit volgt dat sprake is geweest van een poging om de woning van de familie [naam familie] te overvallen, er was immers al sprake van een begin van uitvoering door (meerdere keren) aan te bellen bij de woning.
Nu het handelen van verdachte bij een poging is gebleven kan niet worden vastgesteld wat er zou zijn gebeurd, wanneer aangeefster de voordeur wel voor verdachten zou hebben opengedaan. Er kan niet worden vastgesteld of enkel goederen zouden worden weggenomen met geweld of onder bedreiging van geweld, of dat aangeefster ook goederen zou moeten afgeven. Om die reden acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan, zowel de poging tot diefstal met geweld of bedreiging met geweld in vereniging, als de poging tot afpersing in vereniging bewezen, zoals onder feit 1 primair ten laste is gelegd.
Ten aanzien van het onder feit 2 ten laste gelegde
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het aan verdachte onder 2 ten laste gelegde kan worden bewezen.
De raadsvrouw heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
De rechtbank overweegt als volgt.
Verdachte is kort na het aanbellen bij de woning van aangeefster onder feit 1, samen met medeverdachten [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] , aangehouden in een auto. In zijn broekzak werd een – naar later bleek – doorgeladen vuurwapen aangetroffen. Het betrof een ongebouwd alarmpistool, geschikt gemaakt voor het verschieten van munitie. Uit forensisch onderzoek is gebleken dat een DNA mengprofiel is aangetroffen op de scherpe en ruwe delen van dit pistool. Van het DNA-hoofdprofiel dat is aangetroffen is medeverdachte [medeverdachte 2] mogelijk de donor. Uit de verklaring van verdachte blijkt dat hij het vuurwapen kort voor de poging in de auto heeft gekregen van medeverdachte [medeverdachte 1] , in het bijzijn van [medeverdachte 2] .
Gelet op de bewijsmiddelen in het dossier en de verklaring van verdachte is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich samen met zijn medeverdachten schuldig heeft gemaakt aan het voorhanden hebben van een (doorgeladen) vuurwapen en bijbehorende munitie.
Ten aanzien van het onder feit 3 ten laste gelegde
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de aan verdachte onder 3 ten laste gelegde schuldheling kan worden bewezen.
De raadsvrouw heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
De rechtbank overweegt als volgt.
Van en naar de vluchtauto, vanaf de woning van aangeefster, hebben verdachte en medeverdachte [medeverdachte 1] gebruik gemaakt van een rode Vespa scooter. Uit onderzoek is gebleken dat deze scooter als gestolen geregistreerd stond. Onder een windzeil op de scooter werd een schroevendraaier aangetroffen. Tevens bleek dat het slot van de scooter geforceerd was. Verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij op de terugweg naar de vluchtauto als bestuurder op de scooter heeft gereden. Op de heenweg zou medeverdachte de scooter hebben bestuurd. Een sleutel van de scooter heeft hij niet gezien en tevens zou hij niet gezien hebben hoe de scooter werd gestart. Dit zou medeverdachte [medeverdachte 1] hebben gedaan. Gelet op het geforceerde slot in combinatie met de aangetroffen schroevendraaier, is aannemelijk dat met de schroevendraaier de scooter is gestart. Onder die omstandigheden en in de context van het plan om een woning te overvallen kan het niet anders dan dat verdachte redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof.
De rechtbank is van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van schuldheling.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank grondt haar beslissing dat verdachte het bewezen geachte heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.
Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde:
hij op 9 februari 2022 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met anderen, ter uitvoering van het door verdachte en zijn mededaders voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met anderen met het oogmerk van wederrechtelijke
toe-eigening in een woning aan de [adres 2] weg te nemen geld of
goederen, toebehorende aan [naam slachtoffer 1] en/of [naam slachtoffer 2] en daarbij die voorgenomen diefstal te doen voorafgaan en/of te doen vergezellen en/of te doen volgen van geweld of bedreiging met geweld tegen [naam slachtoffer 2] , te plegen met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf of aan zijn mededaders hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, en met het oogmerk om zich en anderen wederrechtelijk te bevoordelen door geweld of bedreiging met geweld [naam slachtoffer 2] te dwingen tot de afgifte van geld of goederen,
toebehorende aan [naam slachtoffer 1] en/of [naam slachtoffer 2] , met zijn mededaders,
- naar de bedoelde woning zijn gereden,
- een doorgeladen vuurwapen en PostNL-jas en bivakmuts en werkhandschoenen en tie-wraps hebben meegenomen en voorhanden hebben gehad,
- gekleed in PostNL-jas zich naar de voordeur van de bedoelde woning hebben begeven, en
- driemaal hebben aangebeld en aan [naam slachtoffer 2] kenbaar hebben gemaakt post af te leveren en
- vervolgens middels een gereedstaande vluchtscooter en vluchtauto de vlucht in
te zetten
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid
en
hij op 9 februari 2022 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met anderen, ter uitvoering van het door verdachte en zijn mededaders voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich en een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld of bedreiging met geweld [naam slachtoffer 2] te dwingen tot de afgifte van enig goed of enig geldbedrag, dat geheel aan die [naam slachtoffer 2] toebehoorde, welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestond dat hij, verdachte en zijn mededaders, opzettelijk gewelddadig en dreigend,
- naar de bedoelde woning zijn gereden,
- een doorgeladen vuurwapen en PostNL-jas en bivakmuts en werkhandschoenen en tie-wraps hebben meegenomen en voorhanden hebben gehad,
- gekleed in PostNL-jas en zich naar de voordeur van de bedoelde woning hebben begeven, en
- driemaal hebben aangebeld en aan [naam slachtoffer 2] kenbaar hebben gemaakt post af te leveren, en
- vervolgens middels een gereedstaande vluchtscooter en vluchtauto de vlucht in te zetten
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde:
hij op 9 februari 2022 te Amsterdam, tezamen en in verenging met anderen,
een wapen van de categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten
een pistool van het merk Zoraki, model M 906, kaliber 7,65 mm browning,
synoniem .32 auto, en munitie van categorie III onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten twee stuks patronen kaliber 7,65 browning, synoniem .32 auto, met bodemstempel
GECO 7,65, voorhanden heeft gehad;
Ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde:
hij op 9 februari 2022 te Amsterdam, tezamen en in verenging met anderen, een snorfiets, merk Piaggio Vespa, model Primavera, kleur rood met kenteken [kenteken] , voorhanden heeft gehad, terwijl hij en zijn mededaders ten tijde van het voorhanden krijgen van voormelde snorfiets redelijkerwijs hadden moeten vermoeden, dat het een door misdrijf verkregen goed betrof.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in zijn verdediging geschaad.

6.Strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.Strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straffen

8.1.
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft bij requisitoir gevorderd dat verdachte ter zake van de door haar bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een jeugddetentie voor de duur van 10 maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan 4 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren en daarbij de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de hulpverlening. Voorts heeft de officier van justitie gevorderd dat de bijzondere voorwaarden en het toezicht en de begeleiding dadelijk uitvoerbaar worden verklaard. De officier van justitie onderschrijft het advies uit de Pro Justitia rapportage. Bij het formuleren van haar eis heeft de officier van justitie rekening gehouden met het feit dat verdachte voor het ten laste gelegde onder feit 1 en 2 verminderd toerekeningsvatbaar dient te worden verklaard.
8.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw van verdachte heeft bepleit dat het onvoorwaardelijk deel van de op te leggen jeugddetentie gelijk dient te zijn aan het voorarrest van de verdachte. Langdurige detentie vergroot de kans op een verharding van de verdachte en het opdoen van delinquente contacten in de JJI. Verdachte is beïnvloedbaar en de Raad adviseert geen langere jeugddetentie. Uit de rapportages en de adviezen van de deskundigen blijkt dat verdachte hulp nodig heeft. Deze hulp kan hem in detentie onvoldoende geboden worden. Gelet op het advies uit de Pro Justitia rapportage dient de verdachte verminderd toerekeningsvatbaar te worden verklaard voor de feiten 1 en 2. Tevens dient bij strafoplegging rekening te worden gehouden met de nog jonge leeftijd van de verdachte. Ook is van belang dat de verdachte zijn aanstaande examens in vrijheid kan maken. Het gezin van verdachte is erg betrokken bij hem. Zij vormen een beschermende factor en tezamen met de voorgestelde bijzondere voorwaarden, kan het hoge recidiverisico in sterke mate worden teruggedrongen. De raadsvrouw verzoekt de rechtbank om de adviezen van de deskundigen op te volgen.
8.3.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte, zoals is gebleken tijdens het onderzoek ter terechtzitting, het hierna te noemen persoonlijkheidsonderzoek en het adviesrapport van de Raad voor de Kinderbescherming.
De rechtbank heeft bij het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en de duur daarvan, in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De ernst van de feiten
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een zeer ernstig feit. Er is door de meerderjarige medeverdachten een gedetailleerd plan gemaakt om de woning van een bekende voetballer te overvallen, terwijl de voetballer op dat moment een voetbalwedstrijd had. Verdachte heeft zoals hij zelf heeft verklaard weliswaar het plan vermoedelijk niet zelf bedacht, maar het plan is hem wel verteld. Er zijn meerdere momenten op die doelbewuste dag geweest dat hij nee heeft kunnen zeggen, maar heeft dat niet gedaan. Hij heeft een vuurwapen aangenomen, zonder te vragen of het geladen was en heeft dat bij zich gestoken met als doel om iemand in haar eigen woning te bedreigen voor spullen/geld. Dat dit niet gelukt is, komt alleen maar door dat aangeefster zo scherp was om de deur niet open te doen. Mocht zij de deur wel open hebben gedaan, is het de vraag hoe verdachte verder gehandeld zou hebben gelet op zijn gebrek aan het stellen van vragen en het klakkeloos aannemen van een vuurwapen. Het is de rechtbank onvoldoende duidelijk geworden hoe het kan dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan zo’n ernstig feit, gelet op zijn beperkte strafblad en de beschermende factoren in zijn leven. Dat maakt dat de zorgen om zijn persoon des te groter zijn. Ter zitting is gebleken dat zijn beweegredenen niet alleen financieel gedreven lijken te zijn, maar dat verdachte er graag bij wil horen en “stoere dingen” wil doen. Verdachte heeft geen nee kunnen zeggen en geen vragen durven stellen aan zijn meerderjarige medeverdachten. Dat maakt dat de rechtbank zorgen heeft over de beïnvloeding van verdachte door oudere/sterkere derden.
Deskundigen
De rechtbank heeft kennisgenomen van de volgende rapportages, die in het kader van de persoonlijke omstandigheden van verdachte zijn opgemaakt:
  • rapport van de Raad opgemaakt op 10 mei 2022;
  • Psychologisch Pro Justitia rapport opgemaakt door M.E. de Wit
De psycholoogkomt tot de volgende conclusie.
Er is bij verdachte geen sprake van een psychische stoornis en/of verstandelijke handicap. Wel is er sprake van een (geringe) achterstand over de gehele linie zowel qua cognitieve als sociaal- emotionele ontwikkeling. Daarnaast uit verdachte zijn emoties niet makkelijk, hij is nogal gesloten. Hij kampt nog met onverwerkte boosheidsgevoelens en frustraties uit de tijd van zijn slok-darmoperatie en zijn emotieregulatie is zwak, hoewel hij omtrent dit laatste dankzij de begeleiding van zijn coach Task Force al wel vooruitgang heeft geboekt. Door zijn enigszins beperkte cognitieve vermogens kan verdachte situaties soms wat minder snel overzien en dóórzien, zo ook de consequenties daarvan en zijn sociale inzicht is zwak. Daarbij is sprake van een nog onvoldoende verinnerlijkte gewetensfunctie en mede op grond van zijn zwakke identiteit is sprake van beïnvloedbaarheid.
Gesteld kan worden dat dit meegespeeld heeft in aanloop naar de ten laste gelegde poging woningoverval. In eerste instantie heeft hij gehoor gegeven aan het whatsapp verzoek van één van de jongens uit zijn antisociale netwerk of hij wat wilde verdienen, terwijl hij wel door had dat het niet deugde (aangezien hij bekend was met hun antisociale normen en waarden), maar hij niet nagedacht heeft over de mogelijke consequenties en er vanuit de zwakke gewetensfunctie geen rem was. Toen hem werd verteld wat de bedoeling was, wilde hij er niet meer aan meewerken, maar heeft hij zich erg onder druk gezet gevoeld door de betrokken jongens (beter te spreken van mannen, een stuk ouder en daarmee sowieso al meer geraffineerder dan hij) waardoor hij in zijn keuzevrijheid werd belemmerd.
Wat betreft het in bezit hebben van een vuurwapen dat doorgeladen was kan eveneens gesteld worden dat hij in zijn keuzevrijheid is beperkt.
Op grond hiervan wordt geadviseerd hem deze beide ten laste gelegde feiten in een verminderde mate toe te rekenen.
Wat betreft de heling van een scooter, zegt hij niet op de hoogte te zijn geweest dat de scooter gestolen was, maar kan gesteld worden dat hij dat wel kunnen vermoeden, reden waarom geadviseerd wordt hem dit ten laste gelegde feit volledig toe te rekenen.
De resultaten op de SAVRY en SAPROF te samen met de klinische indruk overziend, wordt het recidiverisico op zich (zonder de inzet van interventies) hoog ingeschat. Het schuilt met name in zijn omgang met antisociale vrienden waar hij vanuit zijn ontwikkelingsachterstand en -problematiek onvoldoende weerstand aan kan bieden.
Alles overziend wordt geadviseerd verdachte een (deels) voorwaardelijke straf op de leggen met als bijzondere voorwaarde begeleiding vanuit Spirit Amsterdam (Levvel) in de vorm van IFA. Toezicht en begeleiding vanuit de jeugdreclassering is hierbij van belang.
De rechtbank kan zich verenigen met de conclusie van de rapporteur ten aanzien van de verminderde toerekeningsvatbaarheid van verdachte voor de feiten 1 en 2 en neemt deze over. De rechtbank houdt daarmee in straf verlagende zin rekening bij de oplegging van de straf.
De Raad en JBRAkunnen zich vinden in de bevindingen van de psycholoog. Ter terechtzitting hebben zij geadviseerd om bijzondere voorwaarden te verbinden aan een deels voorwaardelijke jeugddetentie, met een proeftijd van twee jaar. Als bijzondere voorwaarde wordt geen elektronisch toezicht geadviseerd, omdat dit niet recidiveverlagend zal werken. Voetbal is erg belangrijk voor verdachte en dit zou niet kunnen indien hij een enkelband draagt. Daarnaast is er sprake van beïnvloedbaarheid, maar ook hier zal het elektronisch toezicht geen invloed op hebben. De IFA-coach van verdachte zal een weekschema op stellen en met verdachte op zoek gaan naar een bijbaan, zodat zijn vrije tijd passend zal worden gevuld. Ook zal de IFA-coach zich richten op het gezin en het sociale netwerk van verdachte. IFA kan vanaf volgende week starten. De avondklok wordt geadviseerd voor de duur van twee maanden. Tevens wordt geadviseerd de bijzondere voorwaarden en het uit te oefenen toezicht dadelijk uitvoerbaar te verklaren.
Strafmaat
De rechtbank heeft voorts bij het bepalen van de soort en de omvang van de aan de verdachte op te leggen straf gelet op de straffen die in soortgelijke gevallen plegen te worden opgelegd en die hun weerslag hebben gevonden in de Oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS). Daarnaast heeft de rechtbank acht geslagen op haar eigen lokale oriëntatiepunten voor wapenbezit voor straftoemeting die gelden voor jeugdigen, te weten drie maanden jeugddetentie. Deze zijn hoger dan de landelijke uitgangspunten, om zo een signaal af te geven dat het voorhanden hebben van wapens onacceptabel is, te meer nu in Amsterdam een toename is van strafbare feiten waar vuur- en steekwapens bij zijn betrokken.
De rechtbank heeft verder kennisgenomen van een Uittreksel Justitiële Documentatie
d.d. 13 april 2022, waaruit blijkt dat verdachte op 17 november 2021 door de kinderrechter te Amsterdam is veroordeeld tot een deels voorwaardelijke werkstraf in verband met een mishandeling en bedreiging.
In principe is de rechtbank van oordeel dat bij zulke ernstige bewezenverklaarde feiten een onvoorwaardelijke jeugddetentie voor langere duur dan verdachte nu al vastzit passend en geboden is. In de persoon van de verdachte ziet de rechtbank echter aanleiding om het onvoorwaardelijk deel van de jeugddetentie gelijk te stellen aan de tijd die verdachte al vastzit en verdachte een langere voorwaardelijke jeugddetentie op te leggen met daaraan gekoppeld de door de Raad en JBRA geadviseerde bijzondere voorwaarden. Gewerkt dient te worden aan het verlagen van het recidiverisico. Een belangrijk punt van aandacht daarbij is de beïnvloedbaarheid van de verdachte, daar moet zicht en grip op komen en daarvoor is hulpverlening en toezicht noodzakelijk. Samen met een IFA-coach dient de verdachte daaraan te gaan werken. Ook de dagbesteding in de vorm van nu nog zijn school (examens) en voetbal dragen bij aan het voorkomen van recidive. Ondertussen kan verdachte met zijn IFA-coach ook op zoek naar een andere dagbesteding voor de zomervakantie. Buiten de jeugdgevangenis kan gewerkt worden aan deze recidivebeperkende maatregelen. In de jeugdgevangenis gaat dat niet en is het risico op verdere beïnvloeding door antisociale personen groot. Indien verdachte langer vast zou blijven zitten, zou hij midden in de zomervakantie vrij komen en is op dat moment geen dagbesteding voorhanden. Daarnaast heeft verdachte een betrokken familie en dat wordt ook als beschermende factor meegewogen. De verdachte krijgt daarmee de kans om te laten zien dat hij zijn houding en gedrag daadwerkelijk wil veranderen. Daarnaast acht de rechtbank dit gelet op de overwegingen over het recidiverisico ook in het belang van de maatschappij.
De rechtbank acht het daarnaast van belang dat aan verdachte een avondklok wordt opgelegd om verdachte gedurende de zomervakantie de nodige structuur te bieden. De rechtbank zal daarom de avondklok opleggen gedurende de hele zomer, tot het moment dat verdachte weer zal starten met school. Tot slot acht de rechtbank het gelet op de ernst van de feiten van belang dat verdachte naast de tijd die hij heeft vastgezeten een consequentie ervaart van zijn handelen en zal daarom ook een onvoorwaardelijke werkstraf opleggen. Het is uitdrukkelijk de bedoeling van de rechtbank dat verdachte deze werkstraf zo snel als mogelijk, meer specifiek gedurende de zomervakantie, kan uitvoeren (aansluitend op zijn thans lopende werkstraf)
Dadelijke uitvoerbaarheid
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan misdrijven die gevaar veroorzaken voor de onaantastbaarheid van het lichaam van personen. Het voornoemde psychologische Pro Justitia rapport vermeldt dat het recidiverisico (zonder de inzet van interventies) als hoog ingeschat wordt. Het schuilt met name in zijn omgang met antisociale vrienden waar verdachte vanuit zijn ontwikkelingsachterstand en problematiek onvoldoende weerstand aan kan bieden.
Gelet op hierop, is de rechtbank van oordeel dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte wederom een dergelijk misdrijf zal begaan. Daarom zal de rechtbank bevelen dat de hierna te stellen voorwaarden en het uit te oefenen toezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn.
Beslag
Onder verdachte zijn de volgende voorwerpen in beslag genomen:
  • 2 STK Handschoen, omschrijving: PL1300-2022026263-G6150121, Benson;
  • 1 STK Bivakmuts, omschrijving: PL1300-2022026263-G6150123.
De officier van justitie heeft gevorderd de in beslag genomen goederen verbeurd te verklaren.
De raadsvrouw van verdachte heeft geen verweer gevoerd ten aanzien van de in beslag genomen goederen.
De rechtbank overweegt als volgt.
De voorwerpen behoren aan verdachte toe. Nu met behulp van die voorwerpen het onder feit 1 primair bewezen geachte is begaan, worden deze voorwerpen verbeurdverklaard.
Tenuitvoerlegging voorwaardelijke veroordeling
Bij de stukken bevindt zich de op 10 mei 2022 ter griffie van deze rechtbank ontvangen vordering van de officier van justitie in het arrondissement Amsterdam in de zaak met parketnummer 13.206132.21, betreffende het onherroepelijk geworden vonnis d.d. 17 november 2021 van de kinderrechter te Amsterdam, waarbij verdachte is veroordeeld tot een werkstraf voor de duur van 50 uren, met bevel dat van deze straf een gedeelte, groot 30 uren, niet tenuitvoergelegd zal worden, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat veroordeelde zich voor het einde van een op twee jaar bepaalde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Tevens bevindt zich bij de stukken een akte waaruit blijkt dat de kennisgeving, bedoeld in artikel 366a van het Wetboek van Strafvordering, op 7 december 2021 per post aan verdachte is verzonden.
De officier van justitie heeft gevorderd de vordering tenuitvoerlegging toe te wijzen.
De raadsvrouw van verdachte heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
De rechtbank overweegt als volgt.
Gebleken is dat verdachte zich voor het einde van voornoemde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt, zoals naar voren komt uit de verdere inhoud van dit vonnis. De rechtbank ziet hierin aanleiding van de hiervoor genoemde voorwaardelijk opgelegde straf, de tenuitvoerlegging te gelasten.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 33, 33a, 45, 47, 77a, 77g, 77i, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77gg, 312 en 317, 417bis van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.

10.Beslissing

Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is aangegeven.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
ten aanzien van het onder 1 bewezen verklaarde:
poging tot diefstal, voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers van het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen
en
poging tot afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
ten aanzien van het onder 2 bewezen verklaarde:
medeplegen van handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie
ten aanzien van het onder 3 bewezen verklaarde:
medeplegen van schuldheling
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een jeugddetentie van
8 maanden.
Beveelt dat de tijd die door verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Beveelt dat een gedeelte, groot
5 maanden, van deze jeugddetentie
nietzal worden ten uitvoer gelegd, tenzij later anders wordt gelast.
Stelt daarbij een proeftijd van 2 (twee) jaren vast.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien verdachte zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit schuldig maakt.
De tenuitvoerlegging kan ook worden gelast indien de veroordeelde gedurende de proeftijd de hierna vermelde bijzondere voorwaarden niet naleeft.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
  • dat veroordeelde op geen enkele wijze – direct of indirect – contact zal opnemen, zoeken of hebben met de slachtoffers, te weten [naam slachtoffer 2] , geboren op [geboortedag 2] 1988 en [naam slachtoffer 1] , geboren op [geboortedag 3] 1988, tenzij dit in het kader is van herstelbemiddeling;
  • dat veroordeelde op geen enkele wijze – direct of indirect – contact zal opnemen, zoeken of hebben met zijn medeverdachten, te weten [medeverdachte 2] , geboren op [geboortedag 4] 1997 en [medeverdachte 1] , geboren op [geboortedag 5] 1997;
  • dat veroordeelde verboden wordt zich binnen een straal van 1 km te begeven van de [adres 2] te [plaats] ;
  • dat veroordeelde zich houdt aan zijn school/stage rooster;
  • dat veroordeelde zich houdt aan een avondklok. Deze avondklok houdt in dat veroordeelde zich dagelijks tussen 20:30 tot 07:00 zal bevinden in de ouderlijke woning, tot het moment dat verdachte wegens zomerreces geen voetbaltraining meer heeft, daarna zal de avondklok dagelijks gelden tussen 19:00 uur tot 07:00 uur. Deze avondklok loopt tot en met 31 augustus 2022;
  • dat veroordeelde meewerkt aan de hulpverlening van IFA en Social Task Force, of soortgelijke instelling;
  • dat veroordeelde meewerkt aan het vinden en behouden van positieve dagbesteding in de vorm van een bijbaan en/of sport;
  • dat veroordeelde meewerkt aan alle hulpverlening die Jeugdbescherming noodzakelijk acht;
Van rechtswege gelden tevens de voorwaarden dat veroordeelde:
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit zijn medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 Wet op de identificatieplicht ter inzage zal aanbieden;
  • zijn medewerking zal verlenen aan het door de jeugdreclassering te houden toezicht, bedoeld in artikel 77aa, eerste tot en met het vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
Geeft opdracht aan
Jeugdbescherming Regio Amsterdamtot het houden van toezicht op de naleving van voormelde voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Beveelt dat de gestelde voorwaarden en het uit te oefenen toezicht,
dadelijk uitvoerbaarzijn.
Veroordeelt verdachte tot een taakstraf bestaande uit een werkstraf voor de duur van
50 uren.
Beveelt dat, als de verdachte de taakstraf niet naar behoren heeft verricht, vervangende jeugddetentie zal worden toegepast voor de duur van 25 dagen.
Verklaart
verbeurd:
  • 2 STK Handschoen, omschrijving: PL1300-2022026263-G6150121, Benson;
  • 1 STK Bivakmuts, omschrijving: PL1300-2022026263-G6150123.
Gelastde tenuitvoerlegging van de straf, voor zover deze voorwaardelijk is opgelegd bij voornoemd vonnis d.d. 17 november 2021, zijnde een taakstraf voor de duur van 30 uur, met bevel, voor het geval dat de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren heeft verricht, dat vervangende jeugddetentie zal worden toegepast voor de duur van 15 dagen.
Heft ophet bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door
mr. M. van der Kaay, voorzitter tevens kinderrechter,
mrs. A.K. Mireku en A.W.T. Klappe, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. L.M. Scherphof, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 13 mei 2022.
[---]