3.3.1Inleiding
Op 28 mei 2021 vond een zogenoemde ‘spookburgeractie’ plaats in Amsterdam waarbij de politie woningen bezocht waar volgens de Basisregistratie Personen niemand stond ingeschreven en waar sprake is geweest van vreemde of verdachte gedragingen waarvan melding is gemaakt. In het kader van dit onderzoek hebben verbalisanten aangebeld bij de woning aan [adres] . De voordeur werd open gedaan door een man. Dit bleek verdachte te zijn. Verbalisanten zijn de woning binnen gegaan. Daar zagen zij verspreid over verschillende woonlagen goederen staan die te maken zouden kunnen hebben met productie van of de handel in verdovende middelen. Daarop is de situatie bevroren en heeft de rechter-commissaris toestemming verleend voor een doorzoeking. Daarbij hebben verbalisanten op aanwijzen van verdachte een vuurwapen aangetroffen en ook werden patroonmagazijnen en munitie ontdekt. Op de bovenste woonlaag stonden twee sporttassen met daarin vermoedelijk verdovende middelen. Verspreid over meerdere woonlagen en buiten in het tuinhuisje werden (vuilnis)zakken met gekleurd poeder, een groot aantal sealbags, lege ammoniakflessen, flessen ammoniak en meerdere sealapparaten aangetroffen.
De vragen die voorliggen zijn – kort gezegd – of verdachte, een vuurwapen, patroonmagazijnen en munitie voorhanden heeft gehad (feit 1) al dan niet samen met een ander of anderen voorbereidingshandelingen heeft getroffen voor de productie of handel in methamfetamine (feit 2) en methamfetamine voorhanden heeft gehad (feit 3). Voordat de rechtbank deze vragen kan beantwoorden, zal zij eerst moeten beoordelen of de politie op 28 mei 2021 rechtmatig de woning op het adres [adres] is binnengetreden.
3.3.2Vormverzuimen
De rechtbank is van oordeel dat het binnentreden in de woning van verdachte niet onrechtmatig is geweest en overweegt hierover het volgende.
Uit het proces-verbaal van verbalisanten [verbalisant 2] , [verbalisant 1] en [verbalisant 3] blijkt dat [verbalisant 2] verdachte eerst in de Nederlandse taal heeft aangesproken en vervolgens in de Engelse taal toen bleek dat verdachte in de Engelse taal aangaf verbalisant niet te begrijpen. Na uitleg over de reden van hun komst, gaf verdachte aan dat hij het begreep en verklaarde hij dat hij alleen in de woning was. Daarop heeft verbalisant [verbalisant 2] verdachte om een geldig identiteitsbewijs gevraagd, waarop hij antwoordde dat zijn paspoort binnen lag. Vervolgens heeft [verbalisant 2] gevraagd of zij met hem mee mochten lopen om zijn paspoort te halen. Verbalisanten hoorden dat verdachte daar bevestigend op antwoordde door in de Engelse taal "ja is goed" te zeggen. De drie verbalisanten zijn daarop achter verdachte aan de woning ingelopen. Nadat verbalisant [verbalisant 1] aan verdachte vroeg of het goed was als er meerdere collega's van de politie naar binnen zouden komen, zei verdachte dat dit goed was. Daarop zijn nog eens vier agenten (in burger) de woning binnen gegaan.
De rechtbank ziet geen aanleiding om te twijfelen aan de juistheid van bovenstaand proces-verbaal omtrent de gang van zaken. Verbalisanten [verbalisant 2] . [verbalisant 1] en [verbalisant 3] zijn hierover nog verhoord bij de rechter-commissaris en ook uit die verklaringen leidt de rechtbank af dat verdachte verbaal, en daarmee expliciet, toestemming heeft gegeven aan de verbalisanten om mee naar binnen te lopen toen verdachte zijn paspoort zou gaan pakken. Het dossier biedt ook overigens geen aanknopingspunten om aan te nemen dat verbalisanten verdachte op dat moment niet goed hebben verstaan of dat verdachte de verbalisanten niet goed heeft verstaan.
Toen verbalisanten in de woning waren, zagen zij goederen die in combinatie met eerdere meldingen op het adres het redelijk vermoeden deden ontstaan dat er in de woning verdovende middelen aanwezig waren of mogelijk in de woning werden geproduceerd of verhandeld. De situatie werd op dat moment bevroren. Nadat toestemming was verkregen van de rechter-commissaris heeft de doorzoeking plaatsgevonden.
De rechtbank komt tot de conclusie dat geen sprake is van enig vormverzuim in het voorbereidend onderzoek als bedoeld in artikel 359a Sv. Het tijdens de doorzoeking van de woning van verdachte aangetroffen bewijsmateriaal wordt daarom toegelaten tot het bewijs. De verweren van de raadsman worden verworpen.
3.3.3Feit 1: voorhanden hebben vuurwapen, patroonmagazijnen en munitie
Nadat de rechter-commissaris toestemming had verleend voor doorzoeking van de woning en aan verdachte de cautie was gegeven, heeft verdachte telefonisch tegenover de rechter-commissaris verklaard dat er een vuurwapen in de woning aanwezig was. Vervolgens verklaarde hij dat het wapen onder zijn kussen lag. Daarop is hem door verbalisanten gevraagd in welke slaapkamer dit was, waarop verdachte de slaapkamer op de derde woonlaag aan wees. Verbalisant [verbalisant 4] is daarop naar deze slaapkamer gelopen en trof onder een van de hoofdkussens een vuurwapen aan met houder. Verbalisanten troffen in het nachtkastje nog een Glock patroonmagazijn aan en nog een patroonmagazijn en patronen in de ladekast.
Uit onderzoek naar dit vuurwapen blijkt dat het een pistool is van het merk Glock, model 26 met kaliber 9x19 mm. Dit vuurwapen was voorzien van een patroonmagazijn dat bestemd is voor een Glock model 19 maar dit patroonmagazijn is wel geschikt om te worden gebruikt in een vuurwapen van het merk Glock model 26. Een van de twee losse patroonmagazijnen bleek bestemd te zijn voor een Glock model 26. Van het andere patroonmagazijn is niet komen vast te staan dat dit bestemd was voor het aangetroffen vuurwapen. Daarnaast zijn nog kaliber 9 x 19 mm patronen aangetroffen die geschikt bleken om te worden verschoten met het inbeslaggenomen vuurwapen. Verder is nog munitie aangetroffen waarvan onbekend is gebleven of die met het aangetroffen vuurwapen kon worden afgevuurd.
De rechtbank vindt bewezen dat verdachte het vuurwapen, de patroonmagazijnen en de munitie opzettelijk aanwezig heeft gehad. Verdachte verbleef blijkens zijn verklaring sinds 16 april 2021 in de woning. Het dossier biedt concrete aanknopingspunten dat verdachte gebruik maakte van de slaapkamer waar deze goederen zijn aangetroffen. Niet alleen verklaarde verdachte ter plaatse over het wapen in de slaapkamer, ook haalde verdachte zijn paspoort uit de ladekast van die slaapkamer en bleek zijn bril in deze slaapkamer te liggen. De rechtbank gaat ervan uit dat de gebruiker van een woning in beginsel wetenschap heeft van de daar aanwezige goederen en deze goederen zich ook in zijn machtssfeer bevinden. Er zijn geen omstandigheden aannemelijk geworden waaruit voortvloeit dat dit anders is. De rechtbank is van oordeel dat feit 1 is bewezen. De verweren van de raadsman worden verworpen.
3.3.4Feiten 2 en 3: voorbereidingshandelingen productie/handel methamfetamine en het voorhanden hebben van methamfetamine
Nadat verbalisant [verbalisant 5] de woning via de middelste woonlaag had betreden, is hij naar de onderste bouwlaag toegelopen. In deze ruimte stond direct zichtbaar een pallet met daarop 8 dozen. Ook stonden er vuilniszakken. In de dozen en zakken zaten meerdere zakken met ‘Ral Painting Powder’. In een keukenlade trof verbalisant ongebruikte zilverkleurige sealbags aan. Dit waren dezelfde sealbags als waarin de gekleurde poeder verpakt zat. Vlakbij de pallet stond ook een sporttas met daarin drie sealapparaten. Op deze sealapparaten zaten poederresten in de kleuren groen, geel, oranje en blauw. Dit waren dezelfde kleuren als de poeder in de Ral Painting Powder zakken. Vervolgens heeft verbalisant [verbalisant 5] via de onderste bouwlaag de binnentuin betreden. Daar stond een tuinhuisje. Dit bleek tot aan het dak te zijn volgestapeld met plastic vuilniszakken met daarin ook kleurenpoederzakken in de kleuren rood, groen, geel en blauw. In twee dozen zaten ook weer zilverkleurige ongebruikte sealbags. Verder trof verbalisant meerdere flessen ammoniak aan. In de gang stonden dozen met daarin 24 grote zakken met geel poeder. Na onderzoek door forensisch opsporing bleek dat dit baking soda zou zijn. In de leefkeuken stonden onder meer 2 flessen ammoniak en een sealapparaat in het zicht. Nader onderzoek naar de sealbags in vuilniszakken en kartonnen dozen wees uit dat er in totaal 271 gevulde sealbags aanwezig waren. In de woonkamer op de bovenste, derde bouwlaag werden twee sporttassen aangetroffen met daarin witte substantie verpakt in sealbags. Ook werd administratie aangetroffen.
Na weging bleek de inhoud van de sporttassen bruto 16.31 kilogram respectievelijk 16.34 kilogram te zijn. Van de inhoud in elke sporttas zijn een tweetal monsters genomen. Daaruit bleek dat de sporttassen methamfetamine bevatten. Op de hengsels van de sporttassen is DNA van verdachte aangetroffen.
Verdachte heeft zich in eerste instantie bij de politie en de rechter-commissaris op zijn zwijgrecht beroepen toen hem vragen werden gesteld over voornoemde aangetroffen goederen in de woning en sporttassen met methamfetamine. Op de zitting heeft verdachte verklaard dat hij de sporttassen waarin de methamfetamine bleek te zitten op de dag van zijn aanhouding heeft opgepakt en verplaatst omdat hij aan het schoonmaken was. Verdachte plaatste geen vraagtekens bij de aanwezigheid van de sporttassen of het gewicht daarvan. In de woning was volgens hem een gym aanwezig. Vanwege de coronasituatie kwamen mensen in de woning langs om te sporten. Verdachte heeft op de eerste woonlaag pakken met verf zien staan. Die stonden er al toen hij in de woning kwam. Ook stonden er dozen. Voor zover verdachte weet is ammoniak een schoonmaakmiddel. De andere spullen en sealapparaten heeft verdachte niet gezien. De woning is van een vriend van verdachte die daar samen verblijft met zijn vriendin. Ook verblijft er nog iemand in de woning die verdachte nauwelijks kent. Verdachte beroept zich op zijn zwijgrecht op vragen omtrent deze personen.
De rechtbank vindt bewezen dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan het plegen van voorbereidingshandelingen in de zin van de Opiumwet (feit 2) en aan het voorhanden hebben van een hoeveelheid van ongeveer 32 kilogram methamfetamine (feit 3). De rechtbank overweegt daarover het volgende.
De rechtbank stelt vast dat verdachte al enkele weken voor de komst van de politie van de woning gebruik maakte. Voor de verklaring van verdachte dat de woning van een vriend was en hij daar samen met deze vriend en met nog twee personen verbleef, is geen concrete onderbouwing door hem gegeven – zo noemt hij geen namen van andere bewoners – en er zijn geen aanwijzingen voor te vinden in het dossier. De verklaring van verdachte dat hij in de slaapkamer op de bovenste verdieping was alleen maar omdat hij de woning van deze vriend aan het schoonmaken was, dat hij geen weet had van de inhoud van de sporttassen en hij de meeste goederen behalve de verfpoeder niet heeft gezien, vindt de rechtbank niet geloofwaardig. Behalve de bovenste woonlaag, waar de woonkamer en een slaapkamer waren gelegen, was de woning niet ingericht op bewoning. Uit de foto’s in het dossier van de onderste verdieping, waar de hiervoor onder onderzoeksbevindingen beschreven pallet met dozen, vuilniszakken, sporttas met drie sealapparaten en de keukenlade met sealbags werden aangetroffen, kan worden opgemaakt dat de daar aanwezige keuken van de woning niet als zodanig in gebruik was. Door de gehele woning zijn goederen aangetroffen die te maken hebben met verdovende middelen.
Op grond van de hiervoor beschreven bevindingen van de politie over het aantreffen van een onverklaarbare hoeveelheid (verf)poeder, grote voorraad sealbags, flessen ammoniak en de sealapparaten in de woning, is de rechtbank van oordeel dat deze stoffen en goederen dienden voor het onder meer verwerken en vervoeren van methamfetamine. Ammoniak wordt als oplosmiddel gebruikt bij de verwerking van synthetische drugs. Drugs worden over het algemeen in sealbags verpakt ten behoeve van vervoer en handel en vaak verborgen in een zogenaamde deklading. De sealapparaten en de grote voorraad sealbags zijn bovendien met alleen verdachte als gebruiker aangetroffen in een woning in combinatie met een grote hoeveelheid methamfetamine verpakt in sealbags.
Verdachte was de gebruiker van de gehele woning en had beschikkingsmacht over de goederen in de woning, waarin hij de enige aanwezige was. Uit concrete feiten en omstandigheden uit het dossier en uit zijn eigen verklaring op de zitting volgt dat verdachte van de aanwezigheid van deze goederen op de hoogte was. Verdachte verbleef al een aantal weken in de woning en kon zich vrijelijk door de woning bewegen. De goederen die verband houden met de productie en handel in methamfetamine en de sporttassen met methamfetamine zelf stonden zichtbaar voor een ieder in de woning. Verder werden in de woning diverse notities over bedragen en opslagplaatsen en het vuurwapen met patroonmagazijnen en munitie aangetroffen. Het vuurwapen is aangetroffen onder het kussen in de slaapkamer op de bovenste verdieping naast de woonkamer waar de sporttassen met ongeveer 32 kilo methamfetamine zijn aangetroffen.
Verdachte’s DNA is aangetroffen op de handvatten/sluiting van beide sporttassen. Hoewel verdachte betwist dat hij de gebruiker was van de slaapkamer op de bovenste verdieping, waar het vuurwapen en de munitie is aangetroffen, was in die kamer zijn bril en heeft hij daar ook zijn identiteitspapieren vandaan gehaald. Dat duidt er op dat dit zijn slaapkamer was en die slaapkamer dus niet in gebruik was bij de door volgens verdachte in de woning verblijvende hoofdbewoner en diens vriendin. Gelet op al deze omstandigheden in samenhang bezien, is de rechtbank van oordeel dat verdachte wist van de aanwezigheid in de woning van goederen die dienden voor het produceren van en handelen in methamfetamine. Ook is de rechtbank van oordeel dat verdachte de in de sporttassen aangetroffen methamfetamine opzettelijk aanwezig heeft gehad. Zeer onwaarschijnlijk is bovendien dat een criminele organisatie zo’n grote hoeveel synthetische drugs met een aanzienlijke straatwaarde achteloos in de woonkamer laat staan waar de op dat moment enig aanwezige bewoner, die van niets zou weten, kan doen en laten wat hij wil. Verdachte had ook over deze goederen feitelijk volledige beschikkingsmacht, hetgeen mede blijkt uit het feit dat zijn DNA op die sporttassen is aangetroffen. Dat er geen sporen van verdachte zijn aangetroffen op de sealbags die zich in de sporttassen bevonden, doet aan het bovenstaande niet af. De feiten 2 en 3 kunnen worden bewezen. De verweren van de raadsman worden verworpen.
Omdat Taurine niet bekend staat als versnijdingsmiddel en de aangetroffen emmers met opschrift Pemoline en de potten creatine leeg waren, zijn dit geen voorwerpen die bestemd zijn tot het plegen van de feiten als bedoeld in artikel 10 lid 4 van de Opiumwet. Verdachte zal van het voorhanden hebben daarvan worden vrijgesproken. De rechtbank acht ook niet bewezen dat verdachte de feiten 2 en 3 samen met een ander of anderen heeft gepleegd. Verdachte heeft verklaard dat hij samen met een vriend, diens vriendin en nog een man in de woning verbleef, maar de rechtbank acht deze verklaring niet geloofwaardig en heeft onvoldoende aanwijzingen dat verdachte met andere nauw en bewust heeft samengewerkt. Het dossier biedt immers geen enkel aanknopingspunt voor de aanwezigheid van andere personen in de woning naast verdachte. Daarom zal verdachte worden vrijgesproken van het medeplegen.