ECLI:NL:RBAMS:2022:343

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
12 januari 2022
Publicatiedatum
2 februari 2022
Zaaknummer
13-134721-21 (A), 13-193335-21 (B) en 13-258205-20 (C)
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Materieel strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Meermalen dealen in verschillende harddrugs met recidive en overtreding van gebiedsverbod in Amsterdam

Op 12 januari 2022 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die meermalen in harddrugs handelde. De rechtbank heeft de zaken gevoegd, waarbij de verdachte werd beschuldigd van het verkopen en in bezit hebben van verschillende soorten harddrugs, waaronder MDMA en cocaïne, en het overtreden van een gebiedsverbod. De feiten vonden plaats op verschillende data in Amsterdam, waarbij de verdachte op 23 mei 2021 en 14 juli 2021 werd aangehouden. De officier van justitie eiste een voorwaardelijke gevangenisstraf en een taakstraf, terwijl de verdediging pleitte voor vrijspraak van een van de feiten. De rechtbank oordeelde dat de verdachte schuldig was aan de tenlastegelegde feiten, met uitzondering van een onderdeel van de beschuldiging. De rechtbank legde een taakstraf van 120 uur en een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee maanden op, met bijzondere voorwaarden voor reclasseringstoezicht. De rechtbank benadrukte de ernst van de feiten en de recidive van de verdachte, en vond het noodzakelijk om een combinatie van straffen op te leggen om de verdachte te laten inzien dat zijn gedrag niet acceptabel is.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummers: 13-134721-21 (A), 13-193335-21 (B) en 13-258205-20 (C) (ter terechtzitting gevoegd)
Datum uitspraak: 12 januari 2022
Verkort vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1994,
wonende op het adres [adres] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit verkort vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 12 januari 2022. De rechtbank heeft de zaken gevoegd. Deze zaken worden hierna als zaak A, zaak B en zaak C aangeduid. De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. R. Willemsen, en van wat verdachte en zijn raadsvrouw, mr. D.G. Nagel, naar voren hebben gebracht.

2.De beschuldiging

Verdachte wordt in zaak A beschuldigd van:
het samen met een ander verkopen van één pil XTC/MDMA;
het opzettelijk aanwezig hebben van drie pillen XTC/MDMA en 2,54 gram cocaïne,
beide feiten gepleegd op 23 mei 2021 in Amsterdam.
In zaak B wordt verdachte verweten dat hij op 14 juli 2021 in Amsterdam:
opzettelijk 0,70 gram cocaïne, 2,15 gram MDMA, 7,8 en/of 14 pillen MDMA aanwezig heeft gehad;
opzettelijk niet heeft voldaan aan een door of namens de burgemeester van Amsterdam gegeven bevel;
In zaak C luidt de beschuldiging:
zich ophouden aan [adres2] om middelen te (ver)kopen;
opzettelijk aanwezig hebben van 0,22 gram cocaïne en 1,66 gram MDMA;
verzet bij aanhouding tegen politieambtenaren [naam1] en [naam2] ,
alle drie de feiten gepleegd op 5 augustus 2020 in Amsterdam.
De tenlastelegging staat in de bijlage.

3.De waardering van het bewijs

3.1.
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie vindt dat alle tenlastegelegde feiten kunnen worden bewezen.
3.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw vindt dat verdachte moet worden vrijgesproken van zaak C, feit 3, te weten de wederspannigheid. De verklaring van verdachte is aannemelijk en moet als uitgangspunt worden genomen. Verdachte heeft verklaard dat hij weliswaar probeerde weg te komen, maar dat hij niet wist dat hij werd vastgepakt door politieagenten die hem wilden aanhouden. Volgens verdachte heeft de politie zich, vanwege de Coronapandemie, waarschijnlijk op anderhalf meter afstand gelegitimeerd en droegen zij een mondkapje. Dat maakt dat zij lastiger waren te verstaan. Daarnaast is het lastig voor te stellen dat verdachte op dat moment gelijk werd vastgepakt, zoals de verbalisanten in het proces-verbaal van bevindingen aangeven. Ten aanzien van de overige feiten heeft de raadsvrouw geen bewijsverweer gevoerd dan wel zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
3.3.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank vindt bewezen dat verdachte de tenlastegelegde feiten heeft begaan.
Zaak A, feiten 1 en 2:
Verdachte heeft de overtredingen van de Opiumwet bekend. De in de tenlastelegging opgenomen hoeveelheden aan verdovende middelen zijn bij verdachte aangetroffen en positief getest op MDMA en cocaïne. Daarnaast heeft de politie gezien dat verdachte op een bekende drugsdealerplek briefgeld van getuige [naam getuige] kreeg en heeft deze getuige verklaard dat hij één XTC pil van verdachte heeft gekocht. De rechtbank spreekt verdachte vrij van het onderdeel medeplegen, nu uit de bewijsmiddelen niet blijkt dat [naam3] en verdachte samen hebben gehandeld.
Zaak B, feiten 1 en 2:
Verdachte heeft ook in deze zaak beide feiten bekend. Het dossier bevat een namens de burgemeester van Amsterdam aan verdachte opgelegd gebiedsverbod van drie maanden. De politie heeft verdachte in het verboden gebied aangetroffen met bolletjes met poeder en brokjes op zak. Deze middelen bevatten volgens het forensisch onderzoek cocaïne. Verdachte had ook 14 tabletten en tabletbrokjes en poeder, overeenkomend met een hoeveelheid van 7,8 tabletten, bij zich, die positief zijn getest op MDMA.
Zaak C, feiten 1, 2 en 3:
De politie heeft geverbaliseerd dat verdachte zich op [adres2] bevond en een agent cocaïne heeft aangeboden.
Verbalisant [naam1] heeft gezien dat verdachte iets in een put weggooide en de politie heeft op camerabeelden waargenomen dat verdachte tijdens zijn vlucht voor de politie stopte, bij een put hurkte en dat de vingertoppen van zijn hand in die put verdwenen. [naam1] heeft onmiddellijk daarna in die put wikkels aangetroffen, waarvan de inhoud positief is getest op cocaïne en MDMA. Verdachte heeft op de zitting bekend dat hij drugs heeft weggegooid.
Verdachte ontkent dat hij zich heeft verzet tegen de politie die hem wilde aanhouden. De rechtbank vindt de verklaring van verdachte, dat hij niet wist dat het om politie ging, niet geloofwaardig. Er is geen enkele reden om te twijfelen aan het ambtsedig opgemaakte proces-verbaal van bevindingen van verbalisanten [naam1] en [naam2] . Zij hebben een gedetailleerd proces-verbaal opgemaakt, waarin de gedragingen van verdachte duidelijk zijn omschreven. De verbalisanten hebben geverbaliseerd dat op het moment dat zij verdachte wilden aanhouden zij onmiddellijk voelden dat verdachte zich druk begon te bewegen en zijn arm in tegengestelde richting van hen bewoog om zo te ontkomen aan zijn aanhouding. Nadat zij zich meerdere malen mondeling kenbaar hadden gemaakt als politie bleef verdachte zich verzetten tegen zijn aanhouding. Daarmee heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan wederspannigheid.

4.De bewezenverklaring

De rechtbank grondt haar beslissing dat verdachte het bewezen geachte heeft begaan op de feiten en omstandigheden in de bewijsmiddelen. Als tegen dit verkort vonnis hoger beroep wordt ingesteld, worden de door de rechtbank gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het verkort vonnis. Deze aanvulling wordt dan aan het verkort vonnis gehecht.
De rechtbank vindt bewezen dat verdachte:
Zaak A, feit 1:
op 23 mei 2021 te Amsterdam opzettelijk heeft verkocht 1 pil XTC, bevattende MDMA;
Zaak A, feit 2:
op 23 mei 2021 te Amsterdam opzettelijk aanwezig heeft gehad 3 tabletten MDMA, en 2,54 gram van een materiaal bevattende cocaïne;
Zaak B, feit 1:
op 14 juli 2021 te Amsterdam opzettelijk aanwezig heeft gehad 0,70 gram van een materiaal bevattende cocaïne en 2,15 gram MDMA en een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA;
Zaak B, feit 2:
op 14 juli 2021 te 20.10 uur te Amsterdam opzettelijk niet heeft voldaan aan een krachtens artikel 172 van de Gemeentewet, namens de burgemeester van Amsterdam, zijnde een ambtenaar met de uitoefening van enig toezicht belast, gegeven bevel, inhoudende - zakelijk weergegeven - om zich uit het dealeroverlastgebied Centrum te verwijderen en zich daar gedurende 3 maanden niet meer te bevinden;
Zaak C, feit 1:
op 5 augustus 2020 te Amsterdam zich op de weg, te weten [adres2] heeft opgehouden, terwijl aannemelijk is dat zulks gebeurde om middelen als bedoeld in art. 2 of 3 van de Opiumwet, althans daarop gelijkende waar, te koop aan te bieden;
Zaak C, feit 2:
op 5 augustus 2020 te Amsterdam opzettelijk aanwezig heeft gehad 0,22 gram van een materiaal bevattende cocaïne en 1,66 gram van een materiaal bevattende MDMA;
Zaak C, feit 3:
op 5 augustus 2020 te Amsterdam zich met geweld heeft verzet tegen ambtenaren, te weten [naam1] (brigadier) en [naam2] (hoofdagent), werkzaam in de rechtmatige uitoefening van hun bediening, te weten ter aanhouding van hem, verdachte, immers heeft hij, verdachte,
- zich met kracht losgetrokken uit de greep van verbalisanten en
- zich in tegengestelde richting bewogen van de richting waarin verbalisanten hem, verdachte, wilde bewegen en
- verbalisanten geduwd, terwijl dit misdrijf pijn bij die [naam2] ten gevolge heeft gehad.

5.De motivering van de straffen en maatregelen

5.1.
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie vindt dat aan verdachte voor de misdrijven een voorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden moet worden opgelegd met een proeftijd van twee jaren. Daarbij moeten de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden opgelegd. Daarnaast moet voor deze feiten een taakstraf van 150 uren worden opgelegd en voor de overtreding vier weken voorwaardelijke hechtenis met een proeftijd van twee jaren.
5.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw vindt dat ten aanzien van zaak A, feit 1 en 2, zaak B feit 1 en feit 2 en zaak C feit 1 en feit 2 sprake is van eendaadse samenloop en heeft verzocht hiermee rekening te houden in de strafmaat. Er is geen aansluiting geweest van de maatregel Plaatsing in een inrichting voor jeugdigen en het resocialisatieprogramma van verdachte, waardoor het resocialisatieprogramma niet goed is verlopen. Verdachte heeft hierdoor een achterstand opgelopen, hetgeen zijn terugkeer in de samenleving lastig heeft gemaakt. Hij heeft geen woning gekregen en was volledig op zichzelf aangewezen. Met een voorwaardelijk gevangenisstraf en reclasseringstoezicht voor de misdrijven is verdachte voldoende gestraft. Voor de overtreding heeft de raadsvrouw verzocht om een rechterlijk pardon.
5.3.
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals van een en ander ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan zes misdrijven en één overtreding. Hij heeft een XTC pil verkocht, een ambtelijk bevel genegeerd en meermalen diverse soorten harddrugs tegelijkertijd aanwezig gehad. Gelet op de hoeveelheden, de verpakkingswijze, de plek waar verdachte telkens werd aangetroffen en het strafblad van verdachte concludeert de rechtbank dat verdachte deze harddrugs aanwezig had met het doel deze te verhandelen. Harddrugs zijn schadelijk voor de gezondheid. Door te handelen in verdovende middelen draagt verdachte bij aan het beschadigen van de gezondheid van gebruikers en het in stand houden van de vele vormen van geweld en criminaliteit die met drugshandel gepaard gaan. Door het niet opvolgen van het gebiedsverbod heeft verdachte het openbaar gezag miskend. Zo’n gebiedsverbod is bedoeld om de openbare orde in het centrum van Amsterdam te handhaven en verdachte heeft zich daaraan te houden.
Het is niet de eerste keer dat verdachte de fout is in gegaan. Hij is vaker onherroepelijk veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten. De rechtbank heeft daarnaast ook gekeken naar hoe het nu gaat met verdachte, naar hoe hij zijn toekomst ziet en naar de afspraken over straffen in soortgelijke zaken, de Oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht. Gelet op al deze factoren vindt de rechtbank de eis van de officier van justitie in beginsel passend en geboden. Wel ziet de rechtbank reden om nog iets lager te straffen, omdat verdachte op 11 maart 2021 is veroordeeld tot achttien maanden gevangenisstraf, waarvan drie maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. Als de wederspanningheid van 5 augustus 2020 op die zitting was behandeld, dan was er naar het oordeel van de rechtbank geen hogere straf opgelegd. Ook vindt de rechtbank het niet opportuun om voor de overtreding een aparte straf op te leggen.
Verdachte hoeft niet terug naar de gevangenis. Wel vindt de rechtbank de combinatie van een voorwaardelijke gevangenisstraf met een taakstraf noodzakelijk, want verdachte moet voelen dat wat hij heeft gedaan fout is. Verdachte liep in meerdere schorsingen, had meerdere kansen gekregen en had dus beter moeten weten. Bovendien is het goed voor verdachte om deel te nemen aan het arbeidsproces.
De rechtbank legt voor de misdrijven aan verdachte op een taakstraf van 120 uren met aftrek van voorarrest en een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee maanden met een proeftijd van twee jaren en de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden.
Anders dan de raadsvrouw vindt de rechtbank niet dat sprake is van eendaadse samenloop in de zaken. De strafbepalingen waarop de verschillende feiten zijn gebaseerd, strekken tot bescherming van verschillende rechtsbelangen, zoals de openbare orde en de volksgezondheid. Gelet hierop is ondanks de eenheid van tijd en plaats van de onder de afzonderlijk tenlastegelegde zaken steeds sprake van meerdere afzonderlijke strafbare feiten.

6.Het beslag

Onder verdachte zijn drugs, geld en een telefoon in beslag genomen.
De rechtbank vindt dat sprake is van handelsgeld, gelet op de coupures en de hoeveelheid van het contante geld dat bij verdachte is aangetroffen en de hiervoor benoemde dealerindicatie. De verklaring van verdachte over het briefgeld is niet geloofwaardig. Hij heeft wisselend verklaard en heeft zijn verklaring niet onderbouwd. Daarom wordt het briefgeld verbeurd verklaard. Het muntgeld moet worden teruggegeven aan verdachte.
De drugs worden onttrokken aan het verkeer, nu het bewezen geachte met betrekking tot deze drugs zijn begaan en het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet en het algemene belang.
De inbeslaggenomen telefoon moet worden teruggeven aan verdachte.

7.De toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen en maatregel zijn gegrond op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 33, 33a, 36b, 36c, 57, 62, 63, 181 en 184 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet.

8.De beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Zaak A, feit 1:
Handelen in strijd met een in art. 2, onder B, van de Opiumwet gegeven verbod.
Zaak A, feit 2, zaak B, feit 1 en zaak C, feit 2:
Telkens: Handelen in strijd met het in art. 2, onder C, van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd.
Zaak B, feit 2:
Opzettelijk niet voldoen aan een bevel of vordering krachtens wettelijk voorschrift gedaan door een ambtenaar met de uitoefening van enig toezicht belast.
Zaak C, feit 1:
Overtreding van het bij artikel 2.7 tweede lid van de Algemene Plaatselijke Verordening Amsterdam 2008 bepaalde.
Zaak C, feit 3:
Wederspannigheid
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Ten aanzien van zaak C, feit 1:
Verklaart verdachte schuldig zonder oplegging van straf of maatregel.
Ten aanzien van zaak A, feit 1 en feit 2, zaak B, feit 1 en feit 2 en zaak C, feit 2 en feit 3:
Veroordeelt verdachte tot een taakstraf van
120 (honderdtwintig) uren, met bevel, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren heeft verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast van
60 (zestig) dagen, met bevel dat de tijd die door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van deze straf geheel in mindering zal worden gebracht naar de maatstaf van
2 (twee) uren per dag.
Veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvan
2 (twee) maanden.
Beveelt dat deze gevangenisstraf niet tenuitvoergelegd zal worden, tenzij later anders wordt gelast.
Stelt daarbij een proeftijd van
2 (twee) jarenvast.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Stelt alsalgemene voorwaarden:
Veroordeelde maakt zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig aan een strafbaar feit;
Veroordeelde verleent ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of biedt een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aan;
Veroordeelde verleent medewerking aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
Stelt alsbijzondere voorwaarden:
1.
Meldplicht bij reclassering
Veroordeeldemoet zich volgens afspraak melden bij mevrouw [naam4] bij Reclassering Nederland op het volgende adres [adres 3] , zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt om het reclasseringstoezicht uit te voeren. Verdachte werkt mee aan het toezicht en de begeleiding door de reclassering, zolang de reclassering dat nodig vindt. Hieronder valt ook het meewerken aan huisbezoeken.
2.
Begeleid wonen of maatschappelijke opvang
Veroordeelde verblijft bij HVO Querido of een andere instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering. Het verblijf duurt de gehele proeftijd of zolang de reclassering dat nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld.
3.
Locatiegebod (met elektronische monitoring)
Veroordeelde is gedurende zijn schorsing op vooraf vastgestelde tijdstippen aanwezig op het verblijfadres. De reclassering stelt de precieze tijdstippen vast, in overleg met verdachte en mede afhankelijk van de dagbesteding.
Bij de start hoeft verdachte op doordeweekse dagen met dagbesteding een aaneengesloten blok van 12 uur niet op het verblijfadres te zijn. Op dagen zonder opleiding, (vrijwilligers)werk of behandeling is dat 2 uur. In de weekenden heeft verdachte een aaneengesloten blok van 4 uur per dag vrij te besteden. Verdachte werkt mee aan elektronische controle op dit locatiegebod. Het huidige verblijfadres is [adres 4] . Een ander adres voor het locatiegebod is alleen mogelijk als de reclassering daarvoor toestemming geeft. Verdachte gaat niet naar het buitenland zonder toestemming van het Openbaar Ministerie, omdat het voor de elektronische controle nodig is dat verdachte in Nederland blijft. Het Openbaar Ministerie kan op verzoek van de reclassering de genoemde bloktijden veranderen of het locatiegebod laten vervallen. De heer [verdachte] is reeds aangesloten op de elektronische monitoring op 07-12-2021. De elektronische monitoring duurt zolang als de reclassering nodig acht, met een
maximale duur van zes maanden.
4.
Meewerken aan dagbesteding
Veroordeelde wordt verplicht om mee te werken aan een traject gericht op dagbesteding in de vorm van opleiding en/of werk, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht.
5.
Meewerken aan schuldhulpverlening
Veroordeelde werkt mee aan het aflossen van zijn schulden en het treffen van afbetalingsregelingen, ook als dit inhoudt meewerken aan schuldhulpverlening in het kader van de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen. Verdachte geeft de reclassering inzicht in zijn financiën en schulden.
Verklaart onttrokken aan het verkeer:
27 STK Verdovende Middelen (Omschrijving: G6109309, Roze, merk: MDMA)
6 STK Verdovende Middelen (Omschrijving: G6109310, wit, merk: cocaine crack)
STK Verdovende Middelen (Omschrijving: G6109311, wit, merk: cocaine crack)
12 STK Verdovende Middelen (Omschrijving: G6109312, cocaine crack)
2 STK Verdovende Middelen (Omschrijving: G6109313, Amfetamine)
10 STK Verdovende Middelen (Omschrijving: G6109314, roze, merk: Xtc)
68 STK Verdovende Middelen (Omschrijving: G6109315, Cocaine crack)
14 STK Verdovende Middelen (Omschrijving: G6080666 - 20 gram, Zakjes wiet)
Verklaart verbeurd:
1.050 EUR; (Omschrijving: G6079377)
0 EUR; (Omschrijving: G6079378)
10 EUR; (Omschrijving: G6079380)
5 EUR; (Omschrijving: G6079382)
Gelast de teruggaveaan verdachte van:
3,45 EUR; (Omschrijving: G6079387)
1 STK Telefoontoestel (Omschrijving: G6110037, wit, merk: Samsung)
Heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door
mr. G.M. van Dijk, voorzitter,
mrs. B.M. Visser en B. Yeşilgöz, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J.G.R. Becker, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 12 januari 2022.
[bijlage{...}]
[bijlage{...}]
[bijlage{...}]
[bijlage{...}]
[bijlage{...}]
[bijlage{...}]
[bijlage{...}]
[bijlage{...}]
[bijlage{...}]