ECLI:NL:RBAMS:2022:3383

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
15 juni 2022
Publicatiedatum
15 juni 2022
Zaaknummer
C/13/706354 / HA ZA 21-763
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis over betalingsverplichtingen en beëindiging van een arbeidsovereenkomst met betrekking tot aandelen en opties

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 15 juni 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen een appellant en een besloten vennootschap (geïntimeerde) over de beëindiging van een arbeidsovereenkomst en de daaruit voortvloeiende betalingsverplichtingen. De appellant, vertegenwoordigd door advocaat mr. N.H.P. Schatorjé, vorderde betaling van openstaande facturen, een sign-on equity bonus, en de levering van aandelen en opties. De rechtbank heeft vastgesteld dat de overeenkomst tussen partijen is beëindigd op 4 juli 2021, en dat de opzegtermijn van twee maanden in acht moest worden genomen. De rechtbank oordeelde dat de appellant recht had op betaling van de facturen voor de maanden mei, juni en juli, evenals de vergoeding voor de opzegtermijn. De rechtbank heeft de vorderingen van de appellant voor betaling van de facturen toegewezen, maar de vorderingen met betrekking tot de sign-on equity bonus en de variabele vergoeding afgewezen, omdat deze afhankelijk waren van voorwaarden die niet waren vervuld. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat de appellant recht heeft op de levering van AAA Limited aandelen tegen een uitoefenprijs van € 400 per aandeel. De proceskosten zijn gecompenseerd, waarbij iedere partij de eigen kosten draagt.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht
zaaknummer / rolnummer: C/13/706354 / HA ZA 21-763
Vonnis bij vervroeging van 15 juni 2022
in de zaak van
[appellant],
wonende te [woonplaats] , USA,
appellant,
advocaat mr. N.H.P. Schatorjé te Amsterdam,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[geïntimeerde] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
geïntimeerde,
advocaat mr. M.C.A. te Poel te Amsterdam.
Partijen zullen hierna [appellant] en [geïntimeerde] worden genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het vonnis van deze rechtbank in het incident van 27 oktober 2021, waarbij de vordering tot het treffen van een voorlopige voorziening is afgewezen,
  • de conclusie van antwoord in de hoofdzaak met producties,
  • het tussenvonnis van 9 februari 2022, waarbij een comparitie van partijen is bepaald,
  • het proces-verbaal van mondelinge behandeling van 12 mei 2022 en de daarin genoemde stukken (met daaraan gehecht de door partijen overgelegde comparitieaantekeningen).
1.2.
Daarna is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[geïntimeerde] is een startup die zich bezighoudt met het ontwikkelen en in de markt brengen van een digitaal sociaal medium waarin mensen, doelen en passies samenkomen in afgeschermde leefomgevingen (hierna: het Platform). [naam 1] is oprichter en CEO van [geïntimeerde] .
2.2.
In verband met een door [geïntimeerde] gezochte
Chief Growth Officerzijn [naam 1] en [appellant] met elkaar in contact gekomen.
2.3.
Op 24 januari 2021 hebben [appellant] en [geïntimeerde] een overeenkomst gesloten waarbij [appellant] de functie van
Chief Growth Officerzou vervullen met ingang van 4 januari 2021. De overeenkomst (hierna: de Overeenkomst) luidt als volgt, voor zover hier van belang:
“(…)
2. Duration and termination
(…)
2.2.
Either Party may terminate the Agreement with two (2) months’ notice. Upon termination of the Agreement, both parties will assess the achievement of the Targets, as determined in Article 5.2, and determine the applicable pro rata variable compensation. (…)

3.Conditions of performance of Service

(…)

3.3.
Considering that the Consultant shall act on an independent basis, it is solely and exclusively responsible for all social security and tax obligations, including V.A.T., related to the fees and other compensation paid under this Agreement (…).

5.Fees and expenses

5.1.
As consideration for the Service provided by the Consultant, the Company shall pay to the Consultant fixed fee per month (the “Fee”):

USD 27,500 per month (Eur 20,000 per month + USD 100 per month operate-from-home allowance covering mobile calls and home WIFI + USD 2500 health insurance allowance) – exclusive of V.A.T.
5.2.
In addition to the Fee set forth in Article 5.1, the Company will pay the Consultant a variable compensation based on targets achieved as a result of Consultant’s efforts under this Agreement, agreed as follows:
5.2.1.
The variable compensation depends on a set of both hard and soft targets per calendar year (the “Targets’).
(…)
5.2.3.
If the Targets for a calendar year are met or exceeded, the variable compensation to the General Activation Release is up to 150% of the annual fixed fee per calendar year and pro-rated between your start date and the date for General Activation Release. (…)
5.3.
Participation in the Founder Shares (FS) and Employee Stock Options (ESOP) schemes.

2500 FS at nominal value of €1.0/share and 2500 ESOP at €400/share;
(…)
Founder Shares will vest as follows:

3-year vesting period will apply with shares vesting on

ESOP will vest as follows:

3-year vesting period will apply with shares vesting on

5.5.
In addition, the consultant will be eligible for a sign-on equity bonus plan which is made up of additional [geïntimeerde] equity at PPS€400 to vest over a period of one year: 10% upon joining, 15% after 3 months, 35% after 6 months and the remaining 40% after your first anniversary, to the value of USD2million.
(…)
5.7.
The Consultant shall send monthly invoices with respect to the Fee (…) within the last five (5) calendar days of each month. The Company shall pay the invoices at the latest within ten (10) calendar day after receipt. As from the twentieth (20th) calendar day after receipt, annual interest of five (5) per cent will automatically accrue on the outstanding amount.
(…)”
2.4.
In de periode januari tot en met april 2021 heeft [appellant] werkzaamheden verricht en die met toepassing van de in de Overeenkomst vermelde vaste maandelijkse vergoeding aan [geïntimeerde] gefactureerd. [geïntimeerde] heeft deze facturen steeds betaald.
2.5.
Op 17 april 2021 heeft [naam 2] , CEO van All Active Asset Capital Limited Plc. (hierna: AAA), per mail aan [appellant] geschreven dat hij met [naam 1] heeft gesproken en verheugd is dat [appellant] voor AAA gaat werken. [naam 2] heeft [appellant] verzocht om een vragenlijst in te vullen en die met aanvullende gegevens terug te mailen. [appellant] heeft een dag later aan dit verzoek voldaan.
2.6.
Op 27 mei 2021 heeft [appellant] een factuur ten bedrage van € 27.600 met als omschrijving
werkzaamheden in de maand mei 2021,
thuiswerkvergoedingen
ziektekostenverzekering(hierna: de factuur mei) aan [geïntimeerde] verstuurd.
2.7.
In een mail van 2 juni 2021 heeft [naam 1] het volgende aan [appellant] bericht, voor zover hier van belang:
“(…)[naam 2] and I just finished a very lengthy transact completion session (…) and [naam 2] is actually in the process of finalizing your draft contract (…). We will at the earlies opportunity make a final transfer ~exit proposal regarding [geïntimeerde] tied in with the AAA arrangement, or not as might be the case. Moreover, there is already in my opinion a cleared established view between you and me, that you would merely be acting in an entirely passive / hibernated way for [geïntimeerde] during a very short transition period (…).”
2.8.
Op 3 juni 2021 heeft [appellant] het concept contract van AAA ontvangen. [appellant] was niet tevreden met dit aanbod.
2.9.
Op 30 juni heeft [geïntimeerde] per mail het finale contract naar [appellant] verstuurd. In reactie hierop heeft [appellant] op 1 juli 2021 onder meer aan [geïntimeerde] bericht dat hij de met [geïntimeerde] overeengekomen sign-on equity bonus en opzegtermijn ook in het contract met AAA opgenomen wil hebben.
2.10.
Eveneens op 1 juli 2021 heeft [naam 1] als antwoord aan [appellant] geschreven dat het finale contract het definitieve voorstel is en dat [geïntimeerde] dit voorstel op 2 juli 2021, aan het eind van de werkdag, zal intrekken.
2.11.
Op 2 juli 2021 heeft [appellant] aan [naam 1] geschreven dat hij niet akkoord gaat met het finale contract.
2.12.
In reactie hierop heeft [naam 1] diezelfde dag aan [appellant] meegedeeld dat [geïntimeerde] het finale contract intrekt, de Overeenkomst wordt opgezegd en [appellant] per direct geen toegang meer heeft tot zijn [geïntimeerde] account en Teams.
2.13.
Per brief van 4 juli 2021 heeft [naam 1] officieel bevestigd dat [geïntimeerde] de Overeenkomst tussen partijen beëindigt met ingang van de datum van deze brief.
2.14.
Per brief van 14 juli 2021 heeft [appellant] [geïntimeerde] gesommeerd om aan hem te voldoen twee keer de vaste maandelijkse vergoeding vanwege het niet in acht nemen van de opzegtermijn, de openstaande facturen, de variabele vergoeding en de sign-on bonus, en uitgifte van de aandelen en opties genoemd in artikel 5.3 van de Overeenkomst, en uitgifte van 5.000 additionele opties.
2.15.
Bij brief van 27 juli 2021 heeft (de advocaat van) [geïntimeerde] aan [appellant] meegedeeld dat geen van de (bovenstaande) punten waarop [appellant] aanspraak maakt in zijn brief, in aanmerking komt voor vergoeding door [geïntimeerde] .
2.16.
Op 2 augustus 2021 heeft [appellant] een factuur ten bedrage van € 29.200 aan [geïntimeerde] verstuurd bestaande uit USD 25.000 aan werkzaamheden in de maand juni, USD 100 aan thuiswerkvergoeding, USD 2.500 aan ziektekostenverzekering en USD 1.600 aan werkzaamheden 1-2 juli 2021 (hierna: de factuur juni en deels juli).
2.17.
[geïntimeerde] heeft ook deze factuur onbetaald gelaten.
Tekst

3.Het geschil

3.1.
[appellant] vordert, kort gezegd, dat de rechtbank bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis:
I. voor recht verklaart dat [geïntimeerde] wanprestatie heeft gepleegd jegens [appellant] en dientengevolge schadeplichtig heeft gehandeld;
II. [geïntimeerde] veroordeelt tot vergoeding van de door [appellant] gelede schade, bestaande uit:
betaling van USD 56.800, inclusief BTW, aan openstaande facturen, met contractuele en wettelijke rente;
betaling van USD 55.200, inclusief BTW, aan opzegtermijn;
schade ontstaan door het niet leveren van Founder Shares:
primairbetaling van € 1.000 (nominale waarde bij volledige vesting);
subsidiair€ 666 (nominale waarde bij pro rata vesting) of een in goede justitie te bepalen geldbedrag wegens tekortkoming in de nakoming van de verplichting tot levering van die aandelen door [geïntimeerde] ;
meer subsidiairnakoming van levering van 1.000 Founder Shares;
nog meer subsidiairnakoming van levering van 666 Founder Shares;
schade ontstaan door het niet leveren van Employee Stock Options:
primairbetaling van € 300.000 (nominale waarde bij volledige vesting);
subsidiair€ 199.600 (nominale waarde bij pro rata vesting) of een in goede justitie te bepalen geldbedrag wegens tekortkoming in de nakoming van de verplichting tot levering van die aandelen door [geïntimeerde] ;
meer subsidiairnakoming van levering van 750 Employee Stock Options;
nog meer subsidiairnakoming van levering van 499 Employee Stock Options;
betaling van USD 329.548 aan variabele vergoeding op grond van artikel 5.2 van de Overeenkomst;
schade ontstaan door het niet leveren van de sign-on bonus equity:
primairbetaling van USD 2 miljoen (nominale waarde bij volledige vesting);
subsidiairUSD 1.2 miljoen (nominale waarde bij pro rata vesting) of een in goede justitie te bepalen geldbedrag wegens tekortkoming in de nakoming van de verplichting tot levering van [geïntimeerde] equity door [geïntimeerde] ;
meer subsidiairnakoming van levering van [geïntimeerde] equity ter waarde van USD 2 miljoen (volledige vesting);
nog meer subsidiairnakoming van levering van [geïntimeerde] equity ter waarde van USD 1.2 miljoen (pro rata vesting);
schade ontstaan door het niet leveren van de 5.000 opties toegekend in de Additionele Mondelinge Overeenkomst:
primairbetaling van € 5 miljoen (nominale waarde bij volledige vesting);
subsidiairnakoming van levering van 5.000 opties;
alles steeds te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf opeisbaarheid;
I. met veroordeling van [geïntimeerde] in de daadwerkelijk gemaakte en nog te maken proceskosten;
III. [geïntimeerde] veroordeelt tot betaling aan [appellant] van een dwangsom van € 5.000 voor iedere dag dat zij niet voldoet aan een of meer verplichtingen gevorderd onder II, met een maximum aan te verbeuren dwangsommen van € 500.000,-;
IV. [geïntimeerde] veroordeelt in de werkelijke proces- en nakosten van deze procedure, te vermeerderen met de wettelijke rente.
3.2.
[appellant] legt aan zijn vorderingen ten grondslag dat [geïntimeerde] is tekortgeschoten in de nakoming van haar verplichtingen uit hoofde van de Overeenkomst en Additionele Mondelinge Overeenkomst, doordat [geïntimeerde] de facturen van [appellant] niet heeft betaald en na opzegging van de Overeenkomst niet is overgegaan tot betaling van de sign-on bonus en variabele vergoeding, en tot levering van de aandelen en opties. Als gevolg van de tekortkoming door [geïntimeerde] heeft [appellant] schade geleden die [geïntimeerde] aan [appellant] dient te vergoeden. De schade bestaat uit het totaalbedrag van de facturen, de sign-on bonus en de variabele vergoeding, en levering dan wel uitbetaling van de overeengekomen aandelen en opties. Daarnaast is door [geïntimeerde] niet de opzegtermijn in acht genomen waardoor zij twee keer de vaste maandvergoeding met thuiswerkvergoeding verschuldigd is. Omdat betaling van de facturen na ingebrekestelling is uitgebleven is [geïntimeerde] in verzuim. Daarom is zij gehouden om zowel de contractuele rente als de wettelijke rente over de facturen te betalen.
3.3.
[geïntimeerde] voert verweer en concludeert tot het niet-ontvankelijk verklaren van [appellant] in zijn vorderingen dan wel het afwijzen van de vorderingen, met veroordeling van [appellant] in de proces- en nakosten.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Vast staat dat tussen partijen een overeenkomst is gesloten op basis waarvan [appellant] tegen betaling werkzaamheden heeft verricht voor [geïntimeerde] en dat deze overeenkomst is beëindigd.
4.2.
Partijen zijn verdeeld over de vraag wanneer de Overeenkomst rechtsgeldig is opgezegd.
4.3.
[geïntimeerde] stelt dat zij de Overeenkomst in april 2021 tijdens een telefoongesprek met [appellant] heeft opgezegd. [appellant] betwist dit en voert aan dat [naam 1] hem in dat gesprek vroeg om additionele werkzaamheden voor AAA te gaan verrichten, en dat deze werkzaamheden niet in de plaats kwamen van de werkzaamheden die [appellant] voor [geïntimeerde] verrichtte. Deze versie van de inhoud van het gesprek verdient meer geloof dan hetgeen daarover ter zitting door [naam 1] is verklaard, omdat anders onbegrijpelijk is dat [geïntimeerde] voor het eerst in haar mail van 2 juli 2012 heeft aangekondigd dat zij de Overeenkomst ging opzeggen en vervolgens met haar brief van 4 juli 2021 de Overeenkomst daadwerkelijk heeft opgezegd. Dit betekent dat vanaf deze datum (4 juli 2021) de opzegtermijn van twee maanden, zoals door partijen overeengekomen in artikel 2.2. van de Overeenkomst, is gaan lopen. Daarmee is de Overeenkomst op 4 september 2021 tot een eind gekomen.
4.4.
[appellant] stelt dat partijen naast de Overeenkomst, op 10 januari 2021, mondeling een additionele overeenkomst hebben gesloten waarin [geïntimeerde] aan [appellant] 5.000 extra [geïntimeerde] opties heeft toegekend (vordering onder II, G) en waarin afspraken zijn gemaakt over het pro rata vesten van alle toegekende opties en aandelen (hierna: de Additionele Mondelinge Overeenkomst). [geïntimeerde] betwist dat zij een dergelijke overeenkomst met [appellant] heeft gesloten en voert aan dat in de mail waarnaar [appellant] verwijst weliswaar de 5.000 extra opties worden genoemd, maar dat dit een voorstel van [appellant] betreft waarmee [naam 1] niet akkoord is gegaan. Naar het oordeel van de rechtbank heeft [appellant] geen dan wel onvoldoende feiten en omstandigheden gesteld waaruit kan worden afgeleid dat partijen de Additionele Mondelinge Overeenkomst zijn overeengekomen. In dat verband is van belang dat de Additionele Mondelinge Overeenkomst niet is opgenomen of wordt genoemd in de Overeenkomst, hetgeen wel voor de hand had gelegen gelet op het feit dat de Overeenkomst op een latere datum (24 januari 2021) is gesloten dan de vermeende Additionele Mondelinge Overeenkomst (10 januari 2021). De conclusie is daarmee dat niet is komen vast te staan dat er Additionele Mondelinge Overeenkomst tussen partijen tot stand is gekomen. Hiermee is de grondslag waarop de vordering onder G is gebaseerd komen te ontvallen, zodat deze vordering zal worden afgewezen.
Facturen en opzegtermijn (vordering A en B)
4.5.
[appellant] vordert betaling van de facturen mei, juni en deels juli en twee keer de vaste maandelijkse vergoeding ten bedrage van USD 27.600 inclusief de thuiswerkvergoeding, omdat [geïntimeerde] niet de opzegtermijn in acht heeft genomen. [geïntimeerde] betwist dat hij betaling verschuldigd is en voert aan dat [appellant] na april geen werkzaamheden meer heeft verricht voor [geïntimeerde] , partijen in de Overeenkomst een inspanningsverplichting zijn overeengekomen en dat de thuiswerkvergoeding van USD 100 al inbegrepen is in de totale vaste maandelijkse vergoeding ter hoogte van USD 27.500. Ter zitting heeft [appellant] daartegen aangevoerd dat hij wel werkzaamheden heeft verricht in mei, juni en een paar dagen in juli, bestaande uit het interviewen van potentiële kandidaten en het leiden van de [geïntimeerde] -teams bij de ontwikkeling en invoering van een infrastructuur voor het vaststellen van methoden en doelstellingen om de operationele prestaties van [geïntimeerde] te volgen. Omdat [geïntimeerde] hem de toegang tot zijn [geïntimeerde] account heeft ontzegd, kan [appellant] hiervan geen stukken ter onderbouwing overleggen.
4.6.
De rechtbank constateert dat uit de Overeenkomst niet blijkt dat [appellant] alleen voor daadwerkelijk verrichtte werkzaamheden de vaste vergoeding ontving. Uit de tekst van de Overeenkomst (en de zinsnede ‘
as consideration for the Service provided by the Consultant’) kan namelijk niet worden afgeleid dat [appellant] alleen betaald kreeg als hij bepaalde inspanningen leverde. Daarbij komt dat [appellant] op initiatief van [naam 1] zou overstappen van [geïntimeerde] naar AAA. In dat kader werkten partijen toe naar een contract van [appellant] bij AAA, maar op enig moment is dat misgelopen. Als [appellant] in de maanden mei, juni en juli al volledig voor AAA werkzaam was, dan had het op de weg van [geïntimeerde] gelegen om [appellant] te informeren dat hij niet langer zijn facturen naar [geïntimeerde] mocht sturen omdat hij niet meer voor haar werkte, en dat hij voortaan uitsluitend door AAA betaald zou worden. [geïntimeerde] heeft dit nagelaten. In deze bijzondere situatie bestaat er voor [geïntimeerde] nog steeds een (contractuele) betalingsverplichting jegens [appellant] , ongeacht of [appellant] wel of geen werkzaamheden voor [geïntimeerde] heeft verricht in de periode dat partijen onderhandelingen met elkaar voerden. Bij deze stand van zaken is [geïntimeerde] zowel de facturen mei, juni en deels juli als twee keer de vaste maandelijkse vergoeding voortvloeiend uit de opzegtermijn aan [appellant] verschuldigd.
4.7.
Partijen zijn overeengekomen dat [appellant] per maand een vaste vergoeding ten bedrage van USD 27.500 ontvangt. Zoals [geïntimeerde] heeft aangevoerd is de thuiswerkvergoeding van USD 100 inbegrepen in dit bedrag. In de Overeenkomst staat namelijk dat de USD 27.500 bestaat uit € 20.000 per maand
plusUSD 100 thuiswerkvergoeding plus USD 2.500 ziektekostenverzekering. Dit betekent dat factuur mei zal worden toegewezen tot een bedrag van USD 27.500 en de factuur juni en deels juli tot een bedrag van USD 29.100.
Daarnaast is [geïntimeerde] op basis van de opzegtermijn de vaste maandelijks vergoeding over de maanden juli en augustus aan [appellant] verschuldigd, zijnde (2x USD 27.500 =) USD 55.000. Omdat [appellant] met de factuur juni en deels juli al het bedrag van USD 1.600 voor de maand juli ontvangt, wordt dit bedrag in mindering gebracht wat betekent dat er een bedrag van (55.000 - 1.600 =) USD 53.400 aan opzegtermijn wordt toegewezen.
Sign-on equity bonus (vordering F)
4.8.
[appellant] stelt dat hij op grond van artikel 5.5. van de Overeenkomst recht heeft op de sign-on equity bonus. [geïntimeerde] betwist dit en voert aan dat deze bonusregeling pas uitvoerbaar wordt als het Platform succesvol is gelanceerd, hetgeen nog niet heeft plaatsgevonden. De rechtbank volgt [geïntimeerde] hierin niet. De tekst van artikel 5.5. van de Overeenkomst biedt voor deze uitleg namelijk geen aanknopingspunten en evenmin volgt dit uit de Overeenkomst zelf of uit e-mails of verklaringen overgelegd door [geïntimeerde] . Nu toekenning van de sign-on equity bonus niet afhankelijk is van de invulling van een voorwaarde, kan [appellant] aanspraak maken op deze bonus.
4.9.
Volgens de tekst van artikel 5.5. van de Overeenkomst kan de consultant verspreid over de periode van een jaar gefaseerd aandelen kopen. Direct bij het in dienst treden kan 10% worden aangeschaft, na drie maanden 15%, na zes maanden 35% en de overige 40% bij voltooiing van het eerste werkjaar, tot een waarde van de aandelen van USD 2 miljoen. Onjuist is dus dat de consultant na een jaar een bedrag van USD 2 miljoen krijgt uitgekeerd. De sign-on equity bonus houdt in dat de consultant alleen het recht verkrijgt om gefaseerd [geïntimeerde] aandelen te kopen tegen een vooraf vastgestelde prijs (de uitoefenprijs). [appellant] kan daarom geen aanspraak maken op uitbetaling van de aandelen in geld, zodat de rechtbank zijn primaire vordering onder F tot betaling van een geldbedrag van USD 2 miljoen zal afwijzen.
4.10.
De rechtbank constateert dat [appellant] van 4 januari 2021 tot 4 september 2021 in dienst is geweest bij [geïntimeerde] . Dat zijn acht maanden. Dat betekent dat [appellant] 60% (10% + 15% + 35%) [geïntimeerde] aandelen mag kopen. [geïntimeerde] heeft onbetwist aangevoerd dat rekening houdend met de wisselkoers, waarbij USD 2 miljoen circa € 1.773.364 is, er in totaal 4.440 [geïntimeerde] aandelen aangekocht konden worden na voltooiing van het eerste werkjaar. Dit betekent dat [appellant] in beginsel (60% van 4.440 aandelen =) 2.664 [geïntimeerde] aandelen mag kopen. Ter zitting heeft [geïntimeerde] toegelicht dat in het kader van een herstructurering van de vennootschap is besloten dat medewerkers in plaats van [geïntimeerde] aandelen nu AAA Limited aandelen kunnen kopen. Nu er geen [geïntimeerde] aandelen meer uitgegeven worden kan [appellant] alleen AAA Limited aandelen kopen. In haar pleitaantekeningen onder randnummer 12 heeft [geïntimeerde] een conversie tabel opgenomen. De rechtbank zal aansluiten bij ‘
voor 1 optie [geïntimeerde] ESOP share met een uitoefenprijs van EUR 400, krijgt de werknemer/consultant 820 AAA Limited aandelen’, omdat zowel de [geïntimeerde] ESOP als [geïntimeerde] aandelen een uitoefenprijs van € 400 per stuk kennen. Dit betekent dat [appellant] (2.664 x 820 =) 2.184.480 AAA Limited aandelen mag kopen. De rechtbank zal de subsidiaire vordering onder F toewijzen, in zoverre dat [appellant] het recht heeft om in totaal 2.184.480 AAA Limited aandelen te kopen van [geïntimeerde] tegen een uitoefenprijs van € 400 per stuk en dat [geïntimeerde] wordt veroordeeld in de nakoming van de verplichting om deze aandelen aan [appellant] te leveren.
Founder Shares en Employee Stock Options (vordering C en D) en variable vergoeding (vordering E)
4.11.
[appellant] betoogt dat hij recht heeft op levering van de
Founder Sharesen
Employee Stock Optionsen uitbetaling van de variabele vergoeding. De rechtbank volgt hem daarin niet. [geïntimeerde] heeft terecht aangevoerd dat uit artikel 5.3. van de Overeenkomst volgt dat 40% van de
Founder Sharesen 30% van de
Employee Stock Optionspas vanaf een jaar na de startdatum bij [geïntimeerde] gekocht konden worden. Omdat de Overeenkomst nog voor volbrenging van het eerste jaar is beëindigd, heeft [appellant] niet het recht verkregen om de
Founder Sharesen
Employee Stock Optionste kopen. Verder heeft [geïntimeerde] aangevoerd dat de variabele vergoeding afhankelijk was van de
General Activation Release, zijnde de lancering van het Platform. Dit was de enige target die door [appellant] behaald moest worden. Pas als het Platform gelanceerd was, kon de variabele vergoeding worden toegekend. De rechtbank stelt vast dat nu deze voorwaarde niet is vervuld, [appellant] ook geen recht heeft op de variabele vergoeding. De vorderingen onder C, D en E zullen daarom worden afgewezen.
Slotsom en proceskosten
4.12.
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat de vordering onder A wordt toegewezen tot een bedrag van USD 27.500 voor de factuur mei en USD 29.100 voor de factuur juni en deels juli, steeds exclusief BTW omdat partijen in artikel 3.3. van de Overeenkomst zijn overeengekomen dat [appellant] de kosten van sociale premies en belastingen draagt. [appellant] vordert naast de contractuele rente van artikel 5.7. van de Overeenkomst ook de wettelijke handelsrente. Aangezien [geïntimeerde] de contractuele rente van 5% per jaar niet betwist, zal deze worden toegewezen met ingang van 7 juni 2021 over het bedrag van USD 27.500 en met ingang van 14 augustus 2021 over het bedrag van USD 29.100. De rechtbank wijst af de gevorderde wettelijke handelsrente nu [geïntimeerde] gemotiveerd heeft betwist deze verschuldigd te zijn.
4.13.
De vordering onder B wordt toegewezen tot een bedrag van USD 53.400 exclusief BTW omdat de vergoeding van de opzegtermijn voortvloeit uit de Overeenkomst en partijen in artikel 3.3. van de Overeenkomst zijn overeengekomen dat [appellant] de kosten van sociale premies en belastingen draagt. De gevorderde wettelijke rente zal als onbetwist worden toegewezen met ingang van 29 juni 2022 (datum vonnis).
4.14.
De vordering onder F, subsidiair, wordt toegewezen met dien verstande dat [geïntimeerde] wordt veroordeelt tot nakoming van de verplichting om AAA Limited aandelen aan [appellant] te leveren indien [appellant] besluit om zijn recht uit te oefenen om 2.184.480 (of minder) AAA Limited aandelen te kopen tegen een uitoefenprijs van € 400 per aandeel.
4.15.
[appellant] heeft geen dan wel onvoldoende feiten en omstandigheden gesteld waaruit kan worden afgeleid dat [geïntimeerde] niet zal overgaan tot levering van de AAA Limited aandelen. Daarmee is de noodzaak van een financiële prikkel in de vorm van een dwangsom onvoldoende gebleken. Daarnaast kan aan de toegewezen vorderingen tot betaling van de geldsommen geen dwangsom worden gekoppeld, omdat [appellant] met behulp van de gewone executiemiddelen betaling daarvan kan verkrijgen. De gevorderde dwangsom wordt dan ook afgewezen.
4.16.
Aqua heeft verzocht onderhavig vonnis niet uitvoerbaar bij voorraad te verklaren dan wel hieraan de voorwaarde te verbinden dat zekerheid wordt gesteld voor het gehele toegewezen bedrag. Bij de beantwoording van de vraag of een vonnis uitvoerbaar bij voorraad verklaard moet worden, spelen de wederzijdse belangen van partijen, bezien in het licht van de omstandigheden van het geval, een bepalende rol. Dat [appellant] het vereiste belang bij uitvoerbaarverklaring bij voorraad heeft, is een gegeven. [geïntimeerde] heeft haar daartegenover gestelde restitutierisico onvoldoende aannemelijk gemaakt. De rechtbank is daarom van oordeel dat het belang van [appellant] zwaarder dient te wegen dan het belang van [geïntimeerde] , zodat dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad zal worden verklaard zonder de voorwaarde dat zekerheid wordt gesteld.
4.17.
Nu beide partijen ten dele gelijk hebben gekregen zullen de proceskosten worden gecompenseerd in die zin dat beide partijen de eigen kosten dragen.

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
veroordeelt [geïntimeerde] om aan [appellant] te betalen een bedrag van USD 27.500, exclusief BTW, vermeerderd met de contractuele rente van 5% per jaar over het toegewezen bedrag met ingang van 7 juni 2021 tot de dag van volledige betaling;
5.2.
veroordeelt [geïntimeerde] om aan [appellant] te betalen een bedrag van USD 29.100, exclusief BTW, vermeerderd met de contractuele rente van 5% per jaar over het toegewezen bedrag met ingang van 14 augustus 2021 tot de dag van volledige betaling;
5.3.
veroordeelt [geïntimeerde] om aan [appellant] te betalen een bedrag van USD 53.400, exclusief BTW, vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over dit bedrag vanaf 29 juni 2021 (vonnisdatum) tot de dag van volledige betaling;
5.4.
veroordeelt [geïntimeerde] tot nakoming van de verplichting om AAA Limited aandelen aan [appellant] te leveren
indien[appellant] besluit om zijn recht uit te oefenen om 2.184.480 (of minder) AAA Limited aandelen te kopen tegen een uitoefenprijs van € 400 per aandeel;
5.5.
compenseert de proceskosten tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
5.6.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.7.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.A. Messer, rechter, bijgestaan door mr. S.P.F. Sneeboer, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 15 juni 2022.