ECLI:NL:RBAMS:2022:3355

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
31 mei 2022
Publicatiedatum
15 juni 2022
Zaaknummer
AMS 21/5642
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de afwijzing van een WIA-uitkering op basis van medische en arbeidskundige grondslagen

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 31 mei 2022 uitspraak gedaan in het beroep van eiseres, die een WIA-uitkering had aangevraagd. De aanvraag was door de raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen afgewezen, omdat eiseres niet als arbeidsongeschikt werd beschouwd. Eiseres had geen medisch objectieve informatie overgelegd die haar beperkingen onderbouwde. De rechtbank heeft het bestreden besluit van verweerder beoordeeld en vastgesteld dat dit berustte op een deugdelijke medische en arbeidskundige grondslag. Eiseres had eerder gewerkt als juridisch secretaresse en ontving sinds 2019 een Ziektewetuitkering. De rechtbank heeft de rapporten van de verzekeringsarts en arbeidsdeskundige als zorgvuldig en logisch bevonden. Eiseres voerde aan dat haar klachten aan de rechterhand en pols onvoldoende waren meegenomen in de beoordeling, maar de rechtbank oordeelde dat er geen medische onderbouwing was voor deze klachten. De rechtbank concludeerde dat het percentage arbeidsongeschiktheid van 19,85% correct was vastgesteld en dat de aanvraag om een WIA-uitkering terecht was afgewezen. Het beroep van eiseres werd ongegrond verklaard, zonder aanleiding voor vergoeding van griffierecht of proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 21/5642

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 31 mei 2022 in de zaak tussen

[eiseres] ,te Uithoorn, eiseres
(gemachtigde: mr. N.A.P.A.C. Coenjaerts)
en
de raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen,verweerder
( [Gem. verweerder] ).

Procesverloop

Met een besluit van 16 februari 2021 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag om een uitkering op grond van de Wet WIA [1] van eiseres per 7 maart 2021 afgewezen.
Met een besluit van 19 oktober 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard en zijn eerdere standpunt gehandhaafd.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 25 april 2022. Eiseres was hierbij aanwezig, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Wat aan deze procedure voorafging
1. Eiseres heeft voor het laatst gewerkt als juridisch secretaresse op een advocatenkantoor voor gemiddeld 23,91 uur per week. Eiseres ontving vanaf
3 september 2018 een uitkering op grond van de WW [2] . Van 19 november 2018 tot
11 maart 2019 ontving eiseres een uitkering op grond van de WAZO [3] . Zij heeft zich op
11 maart 2019 vanuit de WW ziekgemeld wegens haar zwangerschap. Per 11 maart 2019 ontvangt eiseres een Ziektewetuitkering.
2. Eiseres heeft op 19 december 2020 een uitkering op grond van de Wet WIA aangevraagd. Naar aanleiding hiervan is medisch en arbeidskundig onderzoek uitgevoerd. Met het primaire besluit heeft verweerder de aanvraag van eiseres afgewezen, omdat zij voor minder dan 35% arbeidsongeschikt wordt geacht. Verweerder baseert dit besluit op het rapport van de verzekeringsarts van 2 februari 2021, een Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van 2 februari 2021 en op het rapport van de arbeidsdeskundige van 9 februari 2021.
3. Met het bestreden besluit heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard. Aan dit besluit ligt een rapport van de verzekeringsarts bezwaar en beroep van
8 oktober 2021, een FML van dezelfde datum en een rapport van de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep van 15 oktober 2021 ten grondslag. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft aanleiding gezien enigszins af te wijken van het primaire medische oordeel. Zij heeft beperkingen toegevoegd ten aanzien van de structuur in het activiteitenpatroon van eiseres, het dag- en nachtritme van eiseres, samenwerking en leidinggevende aspecten. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft aanleiding gezien om één van de vijf geselecteerde functies te laten vervallen. Er blijven echter voldoende functies over voor eiseres. De mate van arbeidsongeschiktheid wijzigt daarom niet en blijft 19,85%.
Standpunt van eiseres
4. Eiseres voert – samengevat – aan dat de FML onvoldoende rekening houdt met haar medische klachten en beperkingen, in het bijzonder met de klachten aan haar rechterhand en pols. Zij is van mening dat verweerder haar beperkingen heeft onderschat. Volgens eiseres is ten onrechte geen urenbeperking gehanteerd. Volgens haar is sprake van energetische gronden als gevolg van een tekort aan energie. Daarom zou een urenbeperking aan de orde zijn.
Beoordeling door de rechtbank
5. De rechtbank dient in deze zaak te beoordelen of verweerder de mate van arbeidsongeschiktheid van eiseres per 7 maart 2021 (de datum in geding) juist heeft vastgesteld. Daartoe dient de rechtbank aan de hand van de aangevoerde beroepsgronden te toetsen of verweerder de medische beperkingen correct heeft vastgesteld en of eiseres, rekening houdend met deze beperkingen, in staat is de geselecteerde functies te verrichten.
6. Uitgangspunt is dat verweerder zich mag baseren op de rapporten van de verzekeringsarts bezwaar en beroep en de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep als deze voldoen aan de eisen die in de rechtspraak zijn geformuleerd. Zo moeten de rapporten zorgvuldig tot stand zijn gekomen, geen tegenstrijdigheden bevatten en de conclusies moeten logisch voortvloeien uit de onderzoeksbevindingen. Als de rapporten aan deze eisen voldoen en eiseres het niet eens is met de inhoud van een rapport, moet zij een gestelde onjuistheid aannemelijk maken. [4]
Medische grondslag van het bestreden besluit
7. De verzekeringsarts heeft eiseres eerst telefonisch gesproken, heeft eiseres daarna gezien op het spreekuur waar lichamelijk en psychisch onderzoek heeft plaatsgevonden en heeft dossierstudie verricht. Naar aanleiding van de door eiseres ingediende bezwaren heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep het medische oordeel van de verzekeringsarts getoetst aan de hand van dossierstudie, telefonisch contact met eiseres en informatie van derden, zoals een brief van de psycholoog van 2 maart 2020 en een brief van de huisarts van 15 september 2021. De rechtbank is van oordeel dat het onderzoek door de verzekeringsartsen zorgvuldig is geweest.
8. In wat eiseres heeft aangevoerd ziet de rechtbank geen aanleiding te twijfelen aan het standpunt van de verzekeringsarts bezwaar en beroep over de beperkingen van eiseres. De verzekeringsarts bezwaar en beroep is bekend met haar klachten en medicijngebruik. Aan de hand van de klachten van eiseres zijn in de FML beperkingen opgenomen ten aanzien van een voorspelbare werksituatie, auditieve of visuele afleiding, deadlines, veelvuldige storingen en onderbrekingen, emotionele problemen van anderen hanteren, eigen gevoelens uiten, omgaan met conflicten en samenwerken. Ook is eiseres beperkt geacht wat betreft trillingsbelasting, tillen en dragen tijdens het werk en ’s nachts werken. Voor wat betreft de klachten van de handen van eiseres en met name haar rechterhand en pols heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep geen aanleiding gezien een beperking aan te nemen. Daarbij merkt de rechtbank op dat eiseres geen medisch objectieve informatie heeft overgelegd, die haar beperkingen aan haar rechterhand en pols onderbouwen. In de brief van de oefentherapeut van 8 april 2022 die eisers in beroep heeft overgelegd, staat dat eiseres pijn en krachtverlies ervaart in haar rechterhand, maar een medisch objectieve onderbouwing van die klachten wordt niet gegeven. De rechtbank wil wel van eiseres aannemen dat zij haar klachten ernstiger beleeft, maar die beleving is niet beslissend bij de beantwoording van de vraag welke beperkingen zijn vast te stellen. Alleen de medisch te objectiveren beperkingen zijn daarbij van belang. Verder heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep gemotiveerd waarom er geen urenbeperking aan de orde is. Eiseres heeft onvoldoende onderbouwd waarom andere beperkingen, zoals een urenbeperking op energetische gronden, aangenomen hadden moeten worden. In wat eiseres heeft aangevoerd ziet de rechtbank dan ook geen reden om te oordelen dat zij meer beperkt moet worden geacht op de datum in geding.
Arbeidskundige grondslag van het bestreden besluit
9. Zoals hiervoor overwogen gaat de rechtbank uit van de juistheid van de door de verzekeringsarts bezwaar en beroep vastgestelde FML van 8 oktober 2021. Eiseres heeft verschillende arbeidskundige gronden aangevoerd tegen de geselecteerde functies. Ter zitting heeft eiseres haar gronden nog aangevuld en aangevoerd dat zij de functie van productiemedewerker industrie, medior soldering operator niet kan uitoefenen wegens de klachten aan haar rechterhand. De rechtbank is van oordeel dat de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep in zijn reactie van 21 april 2022 toereikend heeft gemotiveerd waarom de geselecteerde functies geschikt zijn voor eiseres. Ook is eiseres niet beperkt geacht wat betreft haar rechterhand. De rechtbank heeft verder in het dossier geen aanknopingspunten gevonden om aan te nemen dat de geselecteerde functies na heroverweging door de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep in medisch opzicht voor eiseres ongeschikt zijn. Waar sprake is van een signalering heeft de arbeidsdeskundige gemotiveerd weergegeven waarom ook deze functies geschikt zijn. De rechtbank concludeert daarom dat het bestreden besluit ook op een deugdelijke arbeidskundige grondslag berust.
Conclusie
10. Het bestreden besluit berust op een deugdelijke medische en arbeidskundige grondslag. Dit betekent dat verweerder het arbeidsongeschiktheidspercentage van eiseres van 19,85% juist heeft berekend en terecht de aanvraag van eiseres om een WIA-uitkering per datum in geding heeft afgewezen.
11. Het beroep is ongegrond. Eiseres krijgt dus geen gelijk.
12. Bij deze uitkomst is er geen aanleiding voor vergoeding van het griffierecht of een proceskostenveroordeling.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.M. van der Linden-Kaajan, rechter, in aanwezigheid van mr. N. Bissumbhar, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
31 mei 2022.
De griffier is verhinderd te tekenen.
rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.
Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.

Voetnoten

1.Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen.
2.Werkloosheidswet.
3.Wet arbeid en zorg.
4.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 5 augustus 2021, ECLI:NL:CRVB:2021:1960.