In deze zaak heeft de rechtbank Amsterdam op 8 februari 2024 uitspraak gedaan in een beroep van eiser, een inwoner van Cartama (Spanje), tegen de beslissing van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) om zijn WIA-uitkering per 1 juni 2020 te beëindigen. Eiser had bezwaar gemaakt tegen deze beslissing, maar het Uwv handhaafde het besluit. Later, op 30 juni 2021, heeft het Uwv het bezwaar alsnog gegrond verklaard en het eerdere besluit ingetrokken. De rechtbank heeft het beroep van eiser behandeld, waarbij eiser een beroep deed op betalingsonmacht voor het betalen van het griffierecht. Dit verzoek werd voorlopig toegewezen, maar de rechtbank moest uiteindelijk oordelen over de juistheid van het herziene besluit van het Uwv.
Tijdens de zitting op 24 januari 2024 heeft de rechtbank vastgesteld dat eiser nog steeds geen uitkering ontvangt, maar dat hij inmiddels een machtigingsformulier had ingevuld. De rechtbank oordeelde dat het Uwv de uitkering kan uitbetalen via een machtiging, en dat eiser geen recht heeft op uitbetaling per cheque. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond, omdat eiser niet had voldaan aan de vereisten voor uitbetaling van zijn WIA-uitkering. Eiser had geen belang meer bij een oordeel over het eerdere besluit, omdat zijn bezwaar inmiddels gegrond was verklaard. De rechtbank heeft ook opgemerkt dat eiser geen gronden had aangevoerd tegen het herziene besluit en dat de gevolgen van zijn situatie voor zijn rekening komen.
De rechtbank heeft de beslissing genomen dat het beroep tegen het bestreden besluit 1 niet-ontvankelijk is en het beroep tegen het bestreden besluit 2 ongegrond is verklaard. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn reiskosten en kan in hoger beroep gaan tegen deze uitspraak.