ECLI:NL:RBAMS:2022:3251

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
27 mei 2022
Publicatiedatum
10 juni 2022
Zaaknummer
9663644 / CV EXPL 22-1758
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis in verzet over compensatieregeling transitievergoeding bij langdurige arbeidsongeschiktheid

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Amsterdam op 27 mei 2022 uitspraak gedaan in een verzetprocedure tussen Manto Nouveau B.V. en het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV). Manto Nouveau had eerder een verstekvonnis verkregen waarin het UWV werd veroordeeld tot betaling van een compensatie van € 13.143,88, maar het UWV stelde dat het verstek ten onrechte was verleend en dat de vorderingen van Manto Nouveau niet ontvankelijk waren. De procedure begon met een dagvaarding van Manto Nouveau, die een compensatie aanvroeg voor de transitievergoeding bij langdurige arbeidsongeschiktheid van een werknemer. Het UWV had deze aanvraag afgewezen, omdat de loondoorbetalingsverplichting van Manto Nouveau was geëindigd vóór de relevante datum voor compensatie. Manto Nouveau had bezwaar gemaakt, maar dit werd niet-ontvankelijk verklaard omdat het te laat was ingediend. Tijdens de mondelinge behandeling op 14 april 2022 werd het standpunt van beide partijen toegelicht. De kantonrechter oordeelde dat het UWV terecht in verzet was gekomen en dat de dagvaarding nietig was, omdat de minimale termijn niet in acht was genomen. De rechter verklaarde Manto Nouveau niet-ontvankelijk in haar vorderingen en vernietigde het verstekvonnis. Manto Nouveau werd veroordeeld tot terugbetaling van het onverschuldigd betaalde bedrag aan het UWV, vermeerderd met wettelijke rente. De proceskosten werden ook aan Manto Nouveau opgelegd, omdat zij in het ongelijk was gesteld.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK AMSTERDAM
afdeling privaatrecht
Zaaknummer en rolnummer: 9663644 / CV EXPL 22-1758
Uitspraak: 27 mei 2022
Vonnis in verzet van de kantonrechter
in de zaak van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Manto Nouveau B.V.,
gevestigd te Eindhoven,
eisende partij,
gedaagde partij in het verzet (geopposeerde),
gemachtigde: mr. K.A. Krak (Recht-oprecht B.V.),
t e g e n
Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen,
gevestigd te Amsterdam,
gedaagde partij,
eisende partij in het verzet (opposant),
gemachtigde: mr. K.M. Schuit.
Partijen worden hierna aangeduid als Manto Nouveau en het UWV.
VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 5 november 2021, met producties,
  • het verstekvonnis van 23 december 2021 (hierna: het verstekvonnis),
  • de verzetdagvaarding van 19 januari 2022, met een productie,
  • het tussenvonnis van 22 februari 2022, waarbij een mondelinge behandeling is bepaald.
1.2. Op 14 april 2022 heeft de mondelinge behandeling plaatsgevonden. Namens het UWV is verschenen mr. K.M. Schuit, gemachtigde. Namens Manto Nouveau is verschenen [naam 1] , [functie] van Manto Nouveau, tezamen met mr. K.A. Krak, gemachtigde. Partijen hebben hun standpunten toegelicht en hebben vragen van de kantonrechter beantwoord. Mr. Krak heeft gebruik gemaakt van spreekaantekeningen. De spreekaantekeningen en de zittingsaantekeningen van de griffier zijn in het dossier gevoegd. Ten slotte is datum voor vonnis bepaald op heden.
GRONDEN VAN DE BESLISSING

2.Feiten en omstandigheden

2.1.
Als gesteld en niet (voldoende) weersproken staan de volgende feiten en omstandigheden vast:
2.2.
Manto Nouveau exploiteert kledingwinkels in dames- en herenmode.
2.3.
Op 24 juli 1999 is mevrouw [naam 2] (hierna: werkneemster) in dienst getreden bij Manto Nouveau.
2.4.
Op 21 juni 2013 is werkneemster arbeidsongeschikt geraakt. Zij is 104 weken arbeidsongeschikt gebleven. Manto Nouveau heeft per 21 juni 2015 geen loon meer betaald aan werkneemster, omdat na deze periode de loondoorbetalingsverplichting voor Manto Nouveau was gestopt. Het dienstverband van werkneemster is op dat moment niet beëindigd, maar ‘slapend’ gehouden.
2.5.
Op 30 december 2019 hebben Manto Nouveau en werkneemster een vaststellingsovereenkomst gesloten. Hierin hebben partijen opgenomen dat zij het slapend dienstverband van werkneemster willen beëindigen omwille van langdurige arbeidsongeschiktheid. In de vaststellingsovereenkomst zijn partijen overeengekomen dat de arbeidsovereenkomst van werkneemster eindigt per 31 december 2019 en dat Manto Nouveau aan werkneemster een ‘vergoedingsbedrag’ zal uitkeren ter hoogte van
€ 13.143,88 bruto. Manto Nouveau heeft voormeld bedrag aan werkneemster betaald.
2.6.
Op 2 juni 2020 heeft Manto Nouveau bij het UWV het aanvraagformulier ‘Aanvraag compensatie voor transitievergoeding bij langdurige ongeschiktheid’ ingediend.
2.7.
Bij besluit van 17 september 2020 is op deze aanvraag door het UWV beslist. In dit besluit is aan Manto Nouveau medegedeeld dat zij voldoet aan de voorwaarden voor compensatie van de transitievergoeding, maar het te compenseren bedrag op € 0,- is vastgesteld. Als reden hiervoor heeft het UWV gemeld dat de loondoorbetalingsverplichting van Manto Nouveau in de situatie waarvoor compensatie werd aangevraagd, eindigde vóór 1 juli 2015.
2.8.
Op 11 december 2020 heeft Manto Nouveau bezwaar gemaakt tegen het besluit van 17 september 2020, omdat zij van mening is dat het UWV een fout heeft gemaakt. Manto Nouveau heeft in haar bezwaar aangegeven dat niet relevant is de datum waarop de loondoorbetalingsverplichting is geëindigd, maar de datum waarop de arbeidsovereenkomst is geëindigd. Omdat de arbeidsovereenkomst op 31 december 2019 - en dus ná 1 juli 2015 - is geëindigd, had het UWV Manto Nouveau moeten compenseren, aldus Manto Nouveau.
2.9.
Het UWV heeft bij beslissing op bezwaar van 22 februari 2021 het bezwaar van Manto Nouveau niet-ontvankelijk verklaard, omdat het bezwaar te laat is ingediend en van een verschoonbare termijnoverschrijding geen sprake is. Manto Nouveau is niet in beroep gegaan tegen deze beslissing.

3.Het geschil

3.1.
Manto Nouveau heeft in de oorspronkelijke dagvaarding gevorderd dat de rechtbank bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis het UWV zal veroordelen tot betaling van
€ 13.143,88, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf de datum van de eerste afwijzing van het UWV (de kantonrechter begrijpt: 17 september 2020), en in de kosten van de procedure. Zij heeft hiertoe kort gezegd gesteld dat het UWV ten onrechte de aanspraak van Manto Nouveau op compensatie op grond van artikel 7:673e van het Burgerlijk Wetboek (BW) heeft afgewezen, hetgeen is aan te merken als een onrechtmatige daad die bij Manto Nouveau tot schade van voormeld gevorderd bedrag heeft geleid.
3.2.
Bij het verstekvonnis zijn de vorderingen van Manto Nouveau toegewezen en is het UWV veroordeeld in de proceskosten, aan de zijde van Manto Nouveau tot de dag van de uitspraak begroot op € 1.484,52 (€ 98,52 aan explootkosten, € 373,00 aan salaris gemachtigde en € 1.013,00 aan griffierecht). Het UWV heeft aan de veroordeling voldaan.
3.3.
Het UWV is van mening dat ten onrechte verstek is verleend aan het UWV en dat de vorderingen ten onrechte zijn toegewezen. Het UWV vordert daarom in het verzet dat:
a. het verstekvonnis wordt vernietigd, dan wel dat het UWV wordt ontheven van de veroordeling uitgesproken in het verstekvonnis,
b. Manto Nouveau niet-ontvankelijk wordt verklaard in haar vorderingen, dan wel dat de vorderingen van Manto Nouveau alsnog worden afgewezen,
c. Manto Nouveau wordt veroordeeld tot terugbetaling van het aan haar uit hoofde van het verstekvonnis betaalde bedrag van € 15.618,66,
d. Manto Nouveau wordt veroordeeld in de kosten van de procedure, waaronder tevens de kosten die zijn verbonden aan het verstek,
e. de veroordeling onder c. en d. uitvoerbaar bij voorraad zal zijn en dat Manto Nouveau de onder c. en d. genoemde bedragen zal betalen binnen twee weken na het te wijzen vonnis, te vermeerderen met de wettelijke rente.
3.4.
Het UWV voert daartoe primair aan dat de kantonrechter het verstekvonnis ten onrechte heeft uitgesproken, omdat het exploot van de dagvaarding lijdt aan een gebrek dat nietigheid met zich meebrengt. Daarnaast heeft het UWV aangevoerd dat niet de civiele rechter maar de bestuursrechter bevoegd is om te oordelen over de vorderingen van Manto Nouveau. Subsidiair beroept het UWV zich op de formele rechtskracht van het besluit van 17 september 2020.
3.5.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, ingegaan.

4.Beoordeling

4.1.
Het verzet is tijdig en op de juiste wijze ingesteld, zodat het UWV in haar verzet kan worden ontvangen.
nietigheid dagvaarding
4.2.
Allereerst stelt het UWV dat de kantonrechter het exploot van de inleidende dagvaarding nietig had moeten verklaren, omdat Manto Nouveau niet de minimale dagvaardingstermijn van een week in acht heeft genomen.
4.3.
Artikel 114 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) schrijft voor dat de gewone termijn van dagvaarding ten minste een week bedraagt, waarbij de termijn aanvangt op de dag volgend op de dag waarop het exploot is uitgebracht. Daarbij wordt de roldatum niet meegerekend. Manto Nouveau heeft het UWV gedagvaard in strijd met dit artikel door het UWV op vrijdag 5 november 2021 te dagvaarden om op donderdag 11 november 2021 ter zitting te verschijnen. Dat is minder dan een week. De kantonrechter had in dit geval op grond van artikel 121 lid 3 Rv de nietigheid van het exploot van de dagvaarding moeten uitspreken. Dit betekent dat de dagvaarding in beginsel nietig moet worden verklaard.
4.4.
Echter, als een partij die bij verstek is veroordeeld zich in verzet beroept op de nietigheid van het exploot van de inleidende dagvaarding, dan verwerpt de rechter dat beroep als het gebrek naar zijn oordeel die partij niet onredelijk in zijn belangen heeft geschaad (artikel 122 Rv). Daarvan is in dit geval sprake. Het UWV heeft volledig verweer kunnen voeren en bovendien tijdens de zitting verklaard een beroep op de nietigheid te hebben gedaan in verband met de proceskosten (artikel 141 Rv). De kantonrechter zal het beroep op nietigheid dan ook verwerpen. Wel bestaat er aanleiding om bij de proceskostenveroordeling rekening te houden met het vorenstaande, waarover hierna onder 4.10 meer.
de compensatieregeling ex artikel 7:673e BW - bestuursrechtelijke rechtsverhouding
4.5.
De kern van het geschil tussen partijen gaat over de vraag of Manto Nouveau recht heeft op compensatie van het UWV als bedoeld in artikel 7:673e BW. Dit artikel is als onderdeel van het Wwz-ontslagrecht per 1 juli 2015 in werking getreden en voorziet in een compensatie voor werkgevers die een transitievergoeding betalen bij beëindiging van een arbeidsovereenkomst met een langdurig arbeidsongeschikte werknemer (hierna: de compensatieregeling). De compensatieregeling ziet daarmee op de rechtsverhouding tussen een werkgever en het UWV. Het UWV is een bestuursorgaan, zodat het hier gaat om een bestuursrechtelijke rechtsverhouding. Geschillen over de compensatieregeling horen thuis bij de bestuursrechter, met de Centrale Raad van Beroep in hoogste instantie.
4.6.
Manto Nouveau neemt het standpunt in dat het UWV een onjuist besluit heeft genomen omdat het besluit niet strookt met de geldende wet- en regelgeving. Daarmee heeft het UWV onrechtmatig gehandeld en is zij schadeplichtig. Aldus probeert Manto Nouveau een ingang te vinden bij de burgerlijke rechter.
4.7.
De kantonrechter gaat hier niet in mee. Alhoewel zich situaties kunnen voordoen dat de burgerlijke rechter heeft te oordelen over de onrechtmatigheid van het handelen van een bestuursorgaan inclusief onrechtmatige besluitvorming, zodat waar nodig aanvullende rechtsbescherming geboden kan worden, doet die situatie zich hier niet voor. [1] Manto Nouveau heeft een aanvraag ingediend om compensatie te verkrijgen waarop het UWV heeft beslist (2.7). In bezwaar is deze beslissing gehandhaafd. Manto Nouveau had de mogelijkheid daartegen in beroep te gaan bij de bestuursrechter om de juistheid van de beslissing te laten toetsen, maar heeft dat nagelaten. In deze omstandigheid is er geen rol weggelegd voor de burgerlijke rechter om over de juistheid van deze beslissing te oordelen. Dat het UWV ten aanzien van het (digitaal) bekendmaken van de oorspronkelijke beslissing onzorgvuldig gehandeld heeft met als gevolg dat niet tijdig bezwaar gemaakt kon worden, zoals Manto Nouveau heeft gesteld, maakt dit niet anders. In de bezwaarfase heeft het UWV overwogen of sprake was van een verschoonbare termijnoverschrijding en uiteindelijk geoordeeld dat hier geen sprake van was. Ook dit aspect had Manto Nouveau kunnen laten toetsen in beroep bij de bestuursrechter.
conclusie
4.8.
Het voorgaande betekent dat Manto Nouveau alsnog niet ontvankelijk zal worden verklaard en de kantonrechter niet toekomt aan de vraag of het door het UWV genomen besluit onrechtmatig is. Gelet op dit oordeel behoeven de overige stellingen van partijen geen bespreking meer.
4.9.
Het verstekvonnis zal op grond van het vorenstaande worden vernietigd. Dit betekent dat de grondslag van de veroordeling tot betaling van de door Manto Nouveau gestelde schade ad € 13.143,88 en de veroordeling tot betaling van de proceskosten ad
€ 1.484,52 komt te vervallen. Het door UWV aan Manto Nouveau op grond van het verstekvonnis betaalde bedrag is daarmee onverschuldigd betaald. Het UWV heeft onbestreden aangevoerd dat zij in totaal € 15.618,66 aan Manto Nouveau heeft betaald. Manto Nouveau zal daarom worden veroordeeld tot terugbetaling van € 15.618,66 aan het UWV. De over dit bedrag gevorderde wettelijke rente vanaf twee weken na de datum van deze uitspraak zal als onbestreden worden toegewezen.
proceskosten
4.10.
Bij deze uitkomst van de procedure wordt Manto Nouveau als de in het ongelijk gestelde partij in de kosten van de verstek- en verzetprocedure veroordeeld. Nu de oorspronkelijke dagvaarding nietig was, zal anders dan te doen gebruikelijk Manto Nouveau in de kosten voor het laten betekenen van de verzetdagvaarding worden veroordeeld (artikel 141 Rv).
4.11.
De door Manto Nouveau te vergoeden kosten aan de zijde van het UWV worden begroot op:
  • explootkosten € 125,03
  • salaris gemachtigde
totaal € 871,03
4.12.
De over de proceskosten gevorderde wettelijke rente is toewijsbaar, op de wijze zoals hierna onder de beslissing is vermeld.
4.13.
De nakosten zullen ambtshalve worden toegewezen op de wijze zoals hierna onder de beslissing is vermeld.
BESLISSING
De kantonrechter:
I. vernietigt het door de kantonrechter van deze rechtbank op 23 december 2021 onder zaaknummer / rolnummer 9542862 / CV EXPL 21-16337 gewezen verstekvonnis, inclusief de kostenveroordeling van het UWV,
en opnieuw rechtdoende:
II. verklaart Manto Nouveau niet-ontvankelijk in haar vorderingen,
III. veroordeelt Manto Nouveau om binnen twee weken het door UWV uit hoofde van het verstekvonnis aan Manto Nouveau betaalde bedrag van € 15.618,66 aan het UWV terug te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf veertien dagen na de datum van dit vonnis tot aan de voldoening,
IV. veroordeelt Manto Nouveau in de kosten van de procedure, aan de zijde van het UWV tot aan deze uitspraak begroot op € 871,03, inclusief eventueel verschuldigde btw, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf veertien dagen na de datum van dit vonnis tot aan de voldoening,
V. veroordeelt Manto Nouveau in de na dit vonnis aan de zijde van het UWV ontstane kosten, begroot op € 124,00 aan salaris gemachtigde, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden en de veroordeelde niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan, met de explootkosten van betekening van de uitspraak, een en ander voor zover van toepassing inclusief btw,
VI. verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
VII. wijst het meer of anders gevorderde af.
Aldus gewezen door mr. M.L.S. Kalff, kantonrechter, bijgestaan door mr. M. Sahin, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 27 mei 2022.
De griffier De kantonrechter

Voetnoten

1.Vgl. Hoge Raad 29 november 2013, ECLI:NL:HR:2013:1456.