ECLI:NL:RBAMS:2022:3238

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
18 mei 2022
Publicatiedatum
10 juni 2022
Zaaknummer
C/13/713863 / FA RK 22-953
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging zorgregeling en communicatie tussen ouders in het belang van de kinderen

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 18 mei 2022 een beschikking gegeven met betrekking tot de wijziging van de zorgregeling tussen de ouders van drie minderjarigen. De vader, vertegenwoordigd door advocaat mr. S. Makhloufi, verzocht om een wijziging van de zorgregeling, omdat hij van mening was dat er sprake was van gewijzigde omstandigheden. De moeder, vertegenwoordigd door advocaat mr. S. Karami, voerde verweer en concludeerde tot afwijzing van de verzoeken van de vader. De rechtbank heeft vastgesteld dat beide ouders liefdevol zijn naar de kinderen, maar dat er problemen zijn in de communicatie tussen hen. De rechtbank heeft partijen verzocht om hulpverlening te zoeken om hun communicatie te verbeteren, alvorens een beslissing te nemen over de wijziging van de zorgregeling. De rechtbank heeft het verzoek van de vader om een raadsonderzoek en een informatie- en consultatieregeling afgewezen. De zaak is pro forma aangehouden in afwachting van een bevestiging van partijen dat zij zich hebben aangemeld voor een hulpverleningstraject. De rechtbank benadrukt het belang van goede communicatie tussen de ouders in het belang van de kinderen.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK AMSTERDAM
Afdeling privaatrecht
zaaknummer / rekestnummer: C/13/713863 / FA RK 22-953 (AM/AK)
Beschikking van 18 mei 2022 betreffende geschil gezamenlijke gezagsuitoefening als bedoeld in artikel 1:253a van het Burgerlijk Wetboek
in de zaak van:
[de vader] ,
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen de vader,
advocaat mr. S. Makhloufi te Utrecht,
tegen
[de moeder] ,
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen de moeder,
advocaat mr. S. Karami te Amsterdam.

1.De procedure

1.1.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder:
  • het verzoek van de vader, ontvangen op 14 februari 2022;
  • het verweerschrift van de moeder, ontvangen op 1 april 2022;
  • het F9-formulier d.d. 4 april 2022 van de zijde van de man met bijlagen;
  • het F9-formulier d.d. 4 april 2022 van de zijde van de man met foto’s als bijlagen.
1.2.
De mondelinge behandeling achter gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 5 april 2022.
Verschenen zijn: de man vergezeld van zijn advocaat, de vrouw bijgestaan door mr. S. Rahimzadeh kantoorgenoot van mr. Karami.
1.3.
De minderjarigen [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] zijn, gelet op hun leeftijd, in de gelegenheid gesteld hun mening kenbaar te maken. Zij hebben hier gebruik van gemaakt.

2.De feiten

2.1.
Partijen zijn gehuwd op 23 juni 2007. Hun huwelijk is op 12 september 2018 ontbonden door inschrijving van de echtscheidingsbeschikking van deze rechtbank van 29 augustus 2018 in de registers van de burgerlijke stand.
2.2.
Uit het huwelijk zijn geboren:
  • [minderjarige 1],
    geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum 1] 2008;
  • [minderjarige 2],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum 2] 2010;
-
[minderjarige 3],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum 3] 2013.
2.3.
Partijen oefenen gezamenlijk het gezag uit.
2.4.
De minderjarigen verblijven sinds het uiteengaan van partijen bij de moeder.
2.5.
Bij beschikking van deze rechtbank van 29 augustus 2018 is de echtscheiding tussen partijen uitgesproken en is bepaald dat het aangehechte convenant en ouderschapsplan deel uitmaken van deze beschikking.
2.6.
Bij beschikking van 24 februari 2020 van deze rechtbank is:
  • het verzoek van de vader om een ondertoezichtstelling van de minderjarigen afgewezen;
  • het verzoek van de vader tot vervangende toestemming om de kinderen op Sportschool Gym3 te plaatsen afgewezen;
  • het verzoek van de vader tot vaststelling van de door de vader omschreven bezoekregeling afgewezen alsmede het verzoek om aan de tussen partijen afgesproken bezoekregeling een dwangsom te verbinden.
2.7.
Beide partijen hebben de Marokkaanse en de Nederlandse nationaliteit.

3.Het verzoek en het verweer

3.1.
De vader verzoekt:
  • de Raad voor de Kinderbescherming opdracht te geven een onderzoek te verrichten naar de ontwikkeling van de kinderen en te adviseren over de mogelijkheden om tot een klassieke omgangsregeling te komen;
  • te bepalen dat de minderjarigen bij de vader zullen zijn:
eenmaal per veertien dagen van vrijdagmiddag uit school tot zondagavond 19.00 uur;
op de maandag en donderdag na school tot na buitenschoolse activiteiten;
de helft van de vakanties en feestdagen conform schema van de vader, al dan in onderling overleg;
de avond voor aanvang van een islamitische feestdag (Suikerfeest of Offerfeest) vanaf 19.00 uur tot de dag van de betreffende islamitische feestdag;
punt 1 tot en met 3 op straffe van een dwangsom van € 300,- voor elke dag of dagdeel dat zij daarbij in gebreke blijft, althans een door de rechtbank in goede justitie te bepalen dwangsom;
- te bepalen dat de moeder de vader met ingang van datum van deze beschikking eenmaal per maand per email zal informeren over gewichtige aangelegenheden betreffende onderwijs, medische zaken, financiële zaken en juridische zaken met betrekking tot de kinderen; dan wel daaromtrent een regeling te treffen als de rechtbank juist acht; op straffe van een dwangsom van € 300,- voor elke dag of dagdeel dat zij daarbij in gebreke blijft, althans een door de rechtbank in goede justitie te bepalen dwangsom;
een en ander voor zover mogelijk met uitvoerbaarverklaring bij voorraad en kosten rechtens.
3.2.
De moeder voert verweer tegen de verzoeken van de man en concludeert tot afwijzing van deze verzoeken, althans een zodanige beslissing te nemen als de rechtbank juist acht en de man te veroordelen in de proceskosten.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Rechtsmacht en toepasselijk recht
4.1.1.
Nu de gewone verblijfplaats van de minderjarigen in Nederland is, is de Nederlandse rechter bevoegd om naar Nederlands recht te beslissen op het verzoek tot vaststelling van een informatie- en consultatieregeling en het verzoek tot vaststelling van de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken.
4.2.
Verdeling van de zorg en opvoedingstaken
4.2.1.
De vader verzoekt om wijziging van de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken (hierna zorgregeling) zoals die is opgenomen in de beschikking van 24 februari 2020. Hij legt hieraan ten grondslag dat sprake is van een wijziging van omstandigheden.
4.2.2.
De rechtbank kan op verzoek van (één van) de gezaghebbende ouder(s) op grond van artikel 1:253a samen met artikel 1:377e van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) een beslissing over een zorgregeling of een door ouders onderling getroffen zorgregeling wijzigen op grond dat nadien de omstandigheden zijn gewijzigd, of dat bij het nemen van de beslissing van onjuiste of onvolledige gegevens is uitgegaan.
4.2.3.
Nu de vader heeft gesteld dat sprake is van een wijziging van omstandigheden, te weten dat hij hertrouwd is en samenwoont met zijn huidige vrouw, is de man ontvankelijk in zijn verzoek.
4.2.4.
De rechtbank stelt voorop dat uit de beschikking van 24 februari 2020 blijkt dat partijen onderling destijds de volgende zorgregeling zijn overeengekomen:
  • de vader haalt de kinderen op maandag en donderdag uit school en brengt hen na de training (voetbal van de oudste op maandag en kickboks van de jongste op donderdag) terug;
  • de vader ziet de kinderen om de week op zaterdag en zondag;
  • voor zover tussen partijen nadere afspraken nodig zijn over de verdeling van de vakanties en feestdagen kunnen zij daarover met elkaar in gesprek tijdens het traject bij de Blauwe Beer. Tot die tijd zullen de afspraken daarover zoals die tot op heden hebben gegolden het uitgangspunt blijven.
4.2.5.
De vader heeft aangevoerd dat de huidige zorgregeling niet makkelijk verloopt en dat partijen daarom al meerdere keren tegen elkaar hebben geprocedeerd. De vader is inmiddels hertrouwd en zijn huidige vrouw kan het goed met de kinderen vinden. De vader bewoont nu een eigen zelfstandige woning waarin voldoende ruimte aanwezig is om de kinderen te laten overnachten. De vader geeft aan dat hij en de kinderen behoefte hebben aan een regulieren zorgregeling, inhoudende dat de vader regelmatig tijd met de kinderen kan doorbrengen. Ook wensen de kinderen volgens de vader dat hij op belangrijke momenten aanwezig kan zijn. Te denken valt aan verjaardagsfeestjes, uitvoeringen en sportwedstrijden en een deel van de vakanties en feestdagen. De vader acht de door hem voorgestelde zorgregeling dan ook in het belang van de kinderen. Daarbij heeft de vader nog benadrukt dat hij het van belang acht dat hij ongestoord omgang kan hebben met zijn kinderen. Hij wenst dat de moeder zich niet mengt in de dagen dat hij omgang met de kinderen heeft want hij ervaart dit als belastend. Daarnaast heeft de vader verzocht een onderzoek door de Raad te gelasten naar de ontwikkeling van de kinderen en aan de hand van de rapportage een klassieke zorgregeling en informatieregeling vast te stellen. Tot slot heeft de vader nog benadrukt dat hij gelet op het verslag van de Blauwe Beer zich zorgen maakt over de ontwikkeling van de kinderen en verzoekt hij tevens de Raad te verzoeken om te onderzoeken of een ondertoezichtstelling nodig is om de ontwikkeling van de kinderen te waarborgen,
4.2.6.
De moeder heeft benadrukt dat zij altijd heeft meegewerkt aan de overeengekomen zorgregeling en dat het juist de vader is die zich niet houdt aan de afspraken. Verder heeft zij verklaard dat zij nooit de vader heeft verboden bij belangrijke momenten aanwezig te zijn en dat zij zich niet mengt in de dagen dat hij omgang heeft met de kinderen. De moeder ziet geen reden voor een Raadsonderzoek en acht dit ook onnodig belastend voor de kinderen. Tot slot acht de moeder het van belang dat goed naar de mening van de kinderen geluisterd wordt en dat partijen zich wenden tot hulpverlening om hun onderlinge communicatie te verbeteren.
4.2.7.
De rechtbank overweegt als volgt. Het is uit de stukken en wat op de mondelinge behandeling is besproken voldoende gebleken dat zowel de vader als moeder liefdevol zijn naar de kinderen toe, maar onderling over van alles in discussie gaan met elkaar en niet in staat zijn goed met elkaar te communiceren. Uit het gesprek met de kinderen blijkt dat zij het, ondanks de slechte verstandsverhouding tussen hun ouders, goed doen, maar dat zij hier vanzelfsprekend wel last van hebben. Partijen procederen nu voor de vierde keer met elkaar en de rechtbank acht het dan ook van groot belang dat partijen hulpverlening zoeken om te leren beter met elkaar te kunnen communiceren, zodat zij meer in het belang van de kinderen kunnen gaan handelen. Zowel de vader als de moeder heeft op de mondelinge behandeling ingestemd mee te zullen werken aan een dergelijk traject en de rechtbank verzoekt partijen dan ook zich zo snel mogelijk, uiterlijk binnen vier weken, te wenden tot het ouderkindteam (OKT) om een verwijzing te krijgen naar het traject Kinderen uit de Knel of een soortgelijk hulpverleningstraject. Partijen dienen vervolgens de rechtbank in te lichten over wanneer het traject van start zal gaan en hoe lang het ongeveer zal duren. Tot die tijd zal de rechtbank geen beslissing nemen op het verzoek van de vader tot wijziging van de zorgregeling, inclusief de verdeling van de vakantie en feestdagen. Partijen dienen zich eerst in te zetten om de onderlinge communicatie sterk te verbeteren voordat de rechtbank een oordeel kan geven over welke zorgregeling het meest in het belang van de kinderen is. De rechtbank ziet daarnaast geen aanleiding een Raadsonderzoek te gelasten. Het is voldoende duidelijk geworden dat het met de kinderen goed gaat en dat zij het meeste te winnen hebben bij twee ouders die normaal met elkaar om kunnen gaan. De rechtbank zal derhalve het verzoek van de vader hiertoe afwijzen.
4.2.8.
Samenvattend zal de rechtbank het verzoek om een wijziging van de zorgregeling aanhouden in afwachting van het hulpverleningstraject wat partijen gaan doorlopen. Eerst zal de zaak vier weken pro forma aangehouden worden in afwachting van een bevestiging van partijen dat zij zich hebben aangemeld, waarbij ze zich tevens dienen uit te laten over de starttijd en de geschatte duur van het traject. Vervolgens zal de zaak in afwachting van het resultaat van de hulpverlening pro forma worden aangehouden en dient daarna te worden bezien of een eindbeschikking kan worden gegeven of dat nog een mondelinge behandeling gewenst is.
4.3.
Informatie- en consultatieregeling
4.3.1.
De vader heeft verzocht te bepalen dat de moeder de vader met ingang van de datum van deze beschikking eenmaal per maand per email zal informeren over gewichtige aangelegenheden betreffende onderwijs, medische zaken, financiële zaken en juridische zaken met betrekking tot de kinderen.
4.3.2.
Op grond van artikel 1:377b BW is de met het gezag belaste ouder gehouden de niet met het gezag belaste ouder op de hoogte te stellen van de gewichtige aangelegenheden met betrekking tot de persoon en het vermogen van het kind en de ouder te raadplegen over daaromtrent te nemen beslissingen. Op verzoek kan de rechtbank een regeling hieromtrent vaststellen.
4.3.3.
In dit geval zijn beide partijen belast met het gezag, er is sprake van een zorgregeling, de moeder heeft verklaard dat ze de vader al regelmatig inlicht en de vader is in staat zelfstandig zich te wenden tot instanties om de nodige informatie te verschaffen. Gelet hierop zal de rechtbank het verzoek van de vader afwijzen.

5.De beslissing

De rechtbank:
- wijst het verzoek van de vader om een raadsonderzoek af;
- wijst het verzoek van de vader om een informatie- en consultatieregeling af;
- bepaalt dat de behandeling omtrent de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken
pro formawordt voortgezet op
13 juni 2022, in afwachting van een bericht van partijen dat zij zich hebben aangemeld voor een hulpverleningstraject, om welk traject het gaat en hoe lang het traject zal gaan duren;
- houdt iedere verdere beslissing ten aanzien van
de verdeling van de zorg- en opvoedingstakenen
de proceskostenaan.
Deze beschikking is gegeven door de rechter mr. A.K. Mireku, tevens kinderrechter, en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van mr. A.A. Kuijper, griffier, op 18 mei 2022. [1]

Voetnoten

1.Voor zover tegen de beschikking hoger beroep openstaat kan dit via een advocaat worden ingesteld bij het Gerechtshof te Amsterdam (IJdok 20 / Postbus 1312, 1000 BH).