ECLI:NL:RBAMS:2022:3237

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
18 mei 2022
Publicatiedatum
10 juni 2022
Zaaknummer
C/13/715137 / FA RK 22-1626
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging omgangsregeling bij samengestelde gezinnen en gezamenlijke gezagsuitoefening

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 18 mei 2022 een beschikking gegeven in een geschil over de gezamenlijke gezagsuitoefening en de omgangsregeling van een minderjarige. De moeder verzocht om wijziging van de omgangsregeling, zodat de minderjarige in de oneven weken bij haar zou verblijven, terwijl de vader verzocht om de hoofdverblijfplaats van de minderjarige bij hem te bepalen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de minderjarige sinds augustus 2021 bij de vader woont en dat het in het belang van de minderjarige is dat deze situatie wordt voortgezet. De rechtbank heeft het verzoek van de moeder om de omgangsregeling te wijzigen afgewezen, omdat de moeder onvoldoende heeft aangetoond dat haar belang bij wijziging zwaarder weegt dan het belang van de vader bij instandhouding van de huidige regeling. De rechtbank heeft ook de door de vader voorgestelde verdeling van de vakanties vastgesteld, aangezien de moeder onvoldoende onderbouwing heeft gegeven voor haar alternatieve voorstel. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard en de rechtbank heeft de verzoeken van de moeder afgewezen.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK AMSTERDAM
Afdeling privaatrecht
zaaknummer / rekestnummer: C/13/715137 / FA RK 22-1626 (AM/AK)
Beschikking van 18 mei 2022 betreffende geschil gezamenlijke gezagsuitoefening als bedoeld in artikel 1:253a van het Burgerlijk Wetboek
in de zaak van:
[de moeder] ,
wonende te [woonplaats 1] ,
hierna te noemen de moeder,
advocaat mr. L.D.H. Lesmeister te Almere,
tegen
[de vader] ,
wonende te [woonplaats 2] ,
hierna te noemen de vader,
advocaat mr. K. van der Meij te Amsterdam.

1.De procedure

1.1.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder:
  • het verzoek van de moeder, ingekomen op 11 maart 2022;
  • het verweerschrift van de vader, tevens houdende zelfstandige verzoeken.
1.2.
De mondelinge behandeling achter gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 5 april 2022.
Verschenen zijn: partijen vergezeld van hun advocaten.
1.3.
De minderjarige [minderjarige] is, gelet op zijn leeftijd, in de gelegenheid gesteld om zijn mening kenbaar te maken. Hij heeft hiervan gebruik gemaakt.

2.De feiten

2.1.
Partijen hebben een relatie met elkaar gehad.
2.2.
Uit deze relatie is geboren:
[minderjarige],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 2011.
2.3.
Partijen oefenen gezamenlijk het gezag uit.
2.4.
[minderjarige] woont sinds augustus 2021 bij de vader.

3.Het verzoek en het verweer

3.1.
De moeder verzoekt te bepalen dat [minderjarige] in de oneven weken in de weekenden bij de moeder zal verblijven, alsmede de helft van de vakanties en van de feestdagen zoals door de moeder verzocht.
3.2.
De vader heeft verweer gevoerd tegen het verzoek van de moeder en concludeert tot afwijzing van dit verzoek.
3.3.
Bij zelfstandig verzoek verzoekt de vader:
  • de hoofdverblijfplaats van [minderjarige] bij de vader te bepalen;
  • een zorgregeling vast te stellen waarbij [minderjarige] om de week in de even weekenden van vrijdagmiddag na school 15.00 uur tot zondagmiddag 15.00 uur bij de moeder verblijft. De vader brengt [minderjarige] vrijdag naar de moeder en zondag brengt de moeder [minderjarige] terug naar de vader;
  • een vakantieregeling vast te stellen die luidt:
- voorjaarsvakantie: elk jaar de helft van de vakantie bij de vader en de helft bij de moeder, in de even jaren de eerste helft bij de vader en de tweede helft bij de moeder en in de oneven jaren andersom;
- meivakantie: elk jaar de helft van de vakantie bij de vader en de helft bij de moeder, in de even jaren de eerste helft bij de vader en de tweede helft bij de moeder en in de oneven jaren andersom;
- zomervakantie: elk jaar de helft van de vakantie bij de vader en de helft bij de moeder, in de even jaren de eerste drie weken bij de vader en de tweede drie weken bij de moeder in de oneven jaren andersom;
- herfstvakantie: elk jaar de helft van de vakantie bij de vader en de helft bij de moeder, in de even jaren de eerste helft bij de vader en de tweede helft bij de moeder en in de oneven jaren andersom;
- kerstvakantie: eerste week in de even jaren bij de vader, tweede week daarop aansluitend inclusief Oud en Nieuw bij de moeder en in de oneven jaren andersom, in de even jaren de eerste kerstdag bij de vader en de tweede kerstdag bij de moeder en in de oneven jaren andersom;
- Paasdagen: conform de normale omgangsregeling;
- Pinksteren: conform de normale omgangsregeling;
- Hemelvaartsdag: conform de normale omgangsregeling;
een en ander voor zover mogelijk met uitvoerbaarverklaring bij voorraad en kosten rechtens.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Hoofdverblijfplaats
4.1.1.
De vader heeft verzocht de hoofdverblijfplaats van [minderjarige] bij hem te bepalen.
4.1.2.
Uit de stukken en wat is besproken op de mondelinge behandeling is gebleken dat [minderjarige] sinds augustus vorig jaar bij zijn vader woont. De moeder heeft op de mondelinge behandeling verklaard dat zij altijd in de veronderstelling was dat dit tijdelijk zou zijn, maar heeft ook aangegeven dat het in ieder geval gedurende de basisschooltijd in het belang van [minderjarige] is dat hij bij zijn vader verblijft.
4.1.3.
Nu de situatie feitelijk zo is en het tussen partijen niet in geschil is dat het voor nu in het belang van [minderjarige] is dat hij bij zijn vader verblijft, zal de rechtbank het verzoek van de vader toewijzen.
4.2.
Verdeling van de zorg- en opvoedingstaken
4.2.1.
Beide partijen hebben verzocht de huidige verdeling van de zorg- en opvoedingstaken (hierna zorgregeling) te wijzigen.
Even of oneven weekend
4.2.2.
Op dit moment verblijft [minderjarige] bij de vader en gaat hij om het weekend in de even weken naar de moeder. De moeder heeft nog een kind uit een andere relatie, [naam kind] en die verblijft in datzelfde weekend dat [minderjarige] bij de moeder verblijft bij zijn vader. De moeder heeft aangevoerd dat het in het belang van [minderjarige] is dat hij tijd kan doorbrengen met zijn broertje [naam kind] en zij verzoekt daarom de zorgregeling zo te wijzigen dat [minderjarige] om het weekend in de oneven weken bij de moeder verblijft. Zij heeft daarbij verklaard dat zij ook de vader van [naam kind] heeft gevraagd of wijziging aan zijn kant tot de mogelijkheid behoorde maar dat bleek niet het geval. De vader heeft zich verzet tegen deze wijziging en daarbij gewezen op het feit dat partijen al acht jaar uitvoering geven aan deze regeling. [minderjarige] woonde eerst bij de moeder maar verbleef ook in die tijd in de oneven weken bij de vader en in de even weken bij de moeder. De vader heeft nog een dochter uit een andere relatie, [naam dochter] en zij heeft haar hoofdverblijfplaats bij de vader. De zorgregeling met de moeder van [naam dochter] is afgestemd op de regeling die de vader heeft ten aanzien van [minderjarige] . De moeder van [naam dochter] heeft daarnaast nog drie andere kinderen. Ook de regeling die de moeder van [naam dochter] heeft met de vaders van haar andere drie kinderen is afgestemd op deze regeling ten aanzien van [minderjarige] . De vader heeft zich dan ook op het standpunt gesteld dat het voor hem, zijn partner, [minderjarige] en [naam dochter] ook van belang is dat zij in het weekend gezamenlijk dingen kunnen doen en dat de door de moeder verzochte wijziging voor hem en alle betrokken kinderen daarin een probleem gaat opleveren. Daarbij heeft de vader erop gewezen dat de moeder met de vader van [naam kind] in november 2021 een ouderschapsplan heeft opgesteld en dat het op de weg van de moeder had gelegen de regeling op dat moment ten aanzien van [naam kind] af te stemmen op die van [minderjarige] .
4.2.3.
De rechtbank stelt voorop dat zij het begrijpelijk acht dat de moeder graag wil dat [minderjarige] en [naam kind] zoveel mogelijk samen opgroeien en een band met elkaar kunnen opbouwen. Echter, het door de moeder verzochte heeft niet alleen gevolgen voor de vader maar ook voor de andere betrokken kinderen zoals [naam dochter] . [minderjarige] heeft er ook belang bij in het weekend zijn zus [naam dochter] te kunnen zien en ook de andere kinderen van de moeder van [naam dochter] hebben er weer belang bij dat zij regelmatig hun zusje [naam dochter] kunnen zien. Wanneer ouders uit elkaar gaan en een zorgregeling overeenkomen is het van belang dat rekening wordt gehouden met elkaar en rekening wordt gehouden met het belang van de minderjarige. Door de tijd heen, zullen continue veranderingen plaatsvinden en van ouders mag dan verwacht worden dat zij zich in het belang van de minderjarige flexibel opstellen. Bij samengestelde gezinnen, zoals hier het geval is, kan het uitdagender zijn voor ouders om zich flexibel op te stellen nu de gezinssituaties met elkaar verweven zijn. Het belang van een wijziging die dit soort gevolgen teweeg brengt voor alle betrokkenen, moet dan ook goed onderbouwd worden. Van de moeder mocht verwacht worden dat zij op het moment dat de relatie eindigde met de vader van [naam kind] en zij een ouderschapsplan opstelden, goed had doordacht welke zorgregeling het meeste in het belang van haar kinderen was. Op dat moment woonde [minderjarige] al bij vader en had de moeder kunnen weten wat dit betekende voor het contact tussen [minderjarige] en [naam kind] . Weliswaar wist de moeder niet hoe lang deze situatie zou duren, maar het had op haar weg gelegen om te proberen met de vader van [naam kind] een regeling op te stellen, waarmee de door haar gewenste band tussen de broers kon worden bewerkstelligd. De moeder heeft weliswaar verklaard dat de vader van [naam kind] geen andere regeling wilde, maar zij heeft dit standpunt niet nader onderbouwd. Daarnaast is op de mondeling behandeling ter sprake is gekomen dat het ouderschapsplan met de vader van [naam kind] in december van dit jaar nog geëvalueerd zal worden, zodat de moeder ook hier dit punt ter sprake kan brengen. Dit alles maakt dat de moeder onvoldoende heeft aangetoond dat haar belang bij wijziging van deze zorgregeling – gelet op de gevolgen voor alle betrokkenen – zwaarder weegt dan het belang van de vader bij instandhouding van deze regeling. De rechtbank zal daarom het verzoek van de moeder afwijzen.
Halen en brengen
4.2.4.
De vader heeft aangevoerd dat hij de haal- en brengtijden wenst aan te passen. Het komt de vader beter uit om [minderjarige] op vrijdag eerder naar zijn moeder te brengen en op zondag ook eerder weer terug te hebben. De eindtijd is nu 17.00 uur op zondag en de vader bemerkt steeds dat het voor de moeder moeilijk is om deze tijd aan te houden waardoor [minderjarige] te laat terug wordt gebracht of zelfs helemaal niet. De moeder heeft betwist dat dit steeds vaker gebeurd en aangevoerd dat de door de vader verzochte wijziging voor haar niet haalbaar is nu zij met het openbaar vervoer reist.
4.2.5.
De rechtbank overweegt als volgt. Partijen geven al lange tijd uitvoering aan deze zorgregeling. De rechtbank begrijpt dat het halen en brengen niet altijd goed verloopt maar ziet alsnog onvoldoende aanleiding om daarom de haal- en brengtijden te wijzigen. Niet is vast komen te staan dat deze wijziging tot minder problemen zal leiden. De rechtbank zal het verzoek van de vader afwijzen.
Verdeling van de vakanties
4.2.6.
Door de vader is verzocht de door hem voorgestelde verdeling van de vakanties vast te stellen. Door de moeder is slechts tegen de door de vader voorgestelde verdeling van de kerstvakantie verweer gevoerd waarbij zij een andere verdeling heeft voorgesteld.
4.2.7.
De rechtbank zal conform het verzoek van de vader beslissen. De rechtbank overweegt hiertoe dat dit een gangbare verdeling is en door de moeder onvoldoende is toegelicht waarom de door haar voorgestelde verdeling van de kerstvakantie beter zou zijn dan die van de vader.
Uitleg voor [minderjarige]
, jij hebt aan mij duidelijk verteld wat je wil en waarom je dat wil. Ik heb goed naar je geluisterd. Bij je vader en je moeder vind je het leuk. Je vindt het fijn om van allebei je ouders tijd en aandacht te krijgen. Je zou wel graag vaker met je broertje [naam kind] willen spelen en daarom vind je de weekendregeling die je moeder voorstelt wel een goed idee. Ik begrijp dat. Het veranderen van de weekendregeling heeft niet alleen gevolgen voor jou, [naam kind] en je moeder, maar ook voor je vader en [naam dochter] en daar moet ik ook rekening mee houden. Je ziet het nu anders en dat is ook wel logisch, maar het is ook heel goed voor jou om met je zusje te spelen. Ook daar moet ik rekening mee houden. Daarom beslis ik dat de weekendregeling blijft zoals het was; er zal dus nu niets voor je veranderen. De vakanties zullen wel iets anders zijn, maar dat zullen je ouders je uitleggen. Over de vakanties waren je ouders het bijna helemaal met elkaar eens.

5.De beslissing

De rechtbank:
- bepaalt de verdeling van de vakanties tussen de ouders aldus dat met ingang van heden:
- voorjaarsvakantie: [minderjarige] in de even jaren de eerste helft bij de vader verblijft en de tweede helft bij de moeder en in de oneven jaren andersom;
- meivakantie: [minderjarige] in de even jaren de eerste helft bij de vader verblijft en de tweede helft bij de moeder en in de oneven jaren andersom;
- zomervakantie: [minderjarige] in de even jaren de eerste drie weken bij de vader verblijft en de tweede drie weken bij de moeder en in de oneven jaren andersom;
- herfstvakantie: [minderjarige] in de even jaren de eerste helft bij de vader verblijft en de tweede helft bij de moeder en in de oneven jaren andersom;
- kerstvakantie: [minderjarige] de eerste week in de even jaren bij de vader verblijft, tweede week daarop aansluitend inclusief Oud en Nieuw bij de moeder en in de oneven jaren andersom, in de even jaren de eerste kerstdag bij de vader en de tweede kerstdag bij de moeder en in de oneven jaren andersom;
- Paasdagen: conform de normale zorgregeling;
- Pinksteren: conform de normale zorgregeling;
- Hemelvaartsdag: conform de normale zorgregeling;
- verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
- wijst het verzoek van de moeder af;
- wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door de rechter mr. A.K. Mireku, tevens kinderrechter, en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van mr. A.A. Kuijper, griffier, op 18 mei 2022. [1]

Voetnoten

1.Voor zover tegen de beschikking hoger beroep openstaat kan dit via een advocaat worden ingesteld bij het Gerechtshof te Amsterdam (IJdok 20 / Postbus 1312, 1000 BH).