ECLI:NL:RBAMS:2022:3207

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
8 juni 2022
Publicatiedatum
10 juni 2022
Zaaknummer
13/312784-21
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis van de rechtbank Amsterdam inzake explosie, vernieling en bedreiging in het kader van burenruzie

Op 8 juni 2022 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het medeplegen van het opzettelijk veroorzaken van een explosie, vernieling en bedreiging, meermalen gepleegd. De zaak kwam voort uit een burenruzie waarbij de verdachte en medeverdachten betrokken waren. Tussen 31 oktober en 7 november 2021 vonden er meerdere explosies plaats bij de woning van de aangevers, een homoseksueel stel, wat leidde tot schade aan hun woning en goederen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte en medeverdachten een nauwe en bewuste samenwerking hadden om de aangevers te intimideren en uit hun woning te verjagen. De rechtbank achtte de verklaringen van medeverdachte [medeverdachte 1] geloofwaardig, ondersteund door WhatsApp-berichten die de betrokkenheid van de verdachte aantoonden. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van achttien maanden, waarvan vier maanden voorwaardelijk, en kreeg bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder een meldplicht en een locatieverbod. De rechtbank oordeelde dat de feiten ernstige gevolgen hadden voor de aangevers, die zich onveilig voelden door de acties van de verdachte en medeverdachten.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummer: 13/312784-21 (Promis)
Parketnummer vordering tul: 13/162767-20
Datum uitspraak: 8 juni 2022
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] ( [land van herkomst] ) op [geboortedag] 1997,
ingeschreven op het adres [BRP-adres] ,
thans gedetineerd in het Justitieel Complex [plaats detentie] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 25 mei 2022.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. N. Neij en van wat verdachte en zijn raadsman mr. J.L. L’Homme naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is – kort gezegd – ten laste gelegd dat hij zich heeft schuldig gemaakt aan
1. het medeplegen van het opzettelijk veroorzaken van een explosie in de periode van 31 oktober 2021 tot en met 7 november 2021 bij de woning aan de [adres 1] , meermalen gepleegd. Subsidiair is de uitlokking van dit feit ten laste gelegd en meer subsidiair de medeplichtigheid aan dit feit;
2. het medeplegen van vernieling van de ruiten van de woning aan de [adres 1] in de periode van 31 oktober 2021 tot en met 7 november 2021, meermalen gepleegd. Subsidiair is de uitlokking van dit feit ten laste gelegd en meer subsidiair de medeplichtigheid aan dit feit;
3. het medeplegen van de bedreiging van [aangever 1] en/of [aangever 2] in de periode van 31 oktober 2021 tot en met 7 november 2021 te Amsterdam, meermalen gepleegd. Subsidiair is de uitlokking van dit feit ten laste gelegd en meer subsidiair de medeplichtigheid aan dit feit.
De tekst van de integrale tenlastelegging is opgenomen in bijlage I die aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1
Inleiding
Aangevers [aangever 1] en [aangever 2] (hierna: [aangever 1] en [aangever 2] ) zijn een homoseksueel stel die samen wonen in een woning op de begane grond aan de [adres 1] . Op 31 oktober, 1 november en 7 november 2021 hebben er voor hun woning explosies plaatsgevonden. Dit heeft geleid tot schade aan ramen en verschillende goederen in de woning. Uit een ander politieonderzoek in Zaanstad kwam medeverdachte [medeverdachte 1] in beeld als de mogelijke uitvoerder van deze explosies. Ook verdachte en medeverdachte [medeverdachte 2] (destijds buren van [aangever 1] en [aangever 2] ) kwamen uit nader onderzoek in beeld vanwege mogelijke betrokkenheid bij de explosies.
4.2.
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van alle primair ten laste gelegde feiten met uitzondering van het levensgevaar onder feit 1 genoemd.
Uit het dossier kan niet worden afgeleid dat verdachte en medeverdachte [medeverdachte 2] zelf uitvoeringshandelingen hebben gepleegd of bij de uitvoering aanwezig waren. De bijdrage van verdachte en medeverdachte [medeverdachte 2] ligt in hun initiërende en regisserende rol, hun intellectuele bijdrage en kan als wezenlijk worden aangemerkt. Ze hebben medeverdachte [medeverdachte 1] aangezet en misbruik van hem gemaakt en hadden vanwege de burenruzie reden om de feiten te plegen. Daarna hebben ze er alles aan gedaan om hun bijdrage vervolgens te verdoezelen. Er is sprake van een nauwe en bewuste samenwerking, waarbij het een en ander is gepland en met elkaar afgestemd om het gemeenschappelijk doel, aangevers uit hun woning en buurt te krijgen, te verwezenlijken. De bijdragen van verdachte en medeverdachte [medeverdachte 2] is telkens van zodanig gewicht geweest en nam bovendien in gewicht toe door explosies te blijven plegen. Zij zijn daarmee telkens een onmisbare schakel geweest bij het ten laste gelegde. Naast de verklaring van medeverdachte [medeverdachte 1] is er in het dossier steunbewijs voor het medeplegen van de feiten, namelijk de WhatsAppberichten en het proces-verbaal van bevindingen over de burenruzie.
4.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft integrale vrijspraak bepleit, omdat in het dossier geen bewijs is voor een nauwe en bewuste samenwerking dan wel dat het opzet bij de uitlokking ontbreekt dan wel dat er onvoldoende bewijs is dat verdachte gelegenheid, middelen of inlichtingen aan medeverdachte [medeverdachte 1] heeft verschaft. Verdachte heeft in de WhatsAppgesprekken meegepraat met medeverdachte [medeverdachte 1] . Medeverdachte [medeverdachte 1] heeft echter op eigen initiatief gehandeld, zoals hij wel vaker heeft gedaan zoals uit het dossier blijkt. Zijn belastende verklaring is niet bruikbaar voor het bewijs, omdat deze onbetrouwbaar is. Medeverdachte [medeverdachte 1] heeft de gebeurtenissen beleefd onder invloed van een grote hoeveelheid alcohol. Hij heeft drie verschillende verklaringen afgelegd; het derde verhoor is evident in strijd met de objectief vast te stellen werkelijkheid. Hij heeft er belang bij om te verklaren zoals hij in zijn derde verhoor heeft verklaard. De lezing van verdachte vindt in voldoende mate steun in het dossier. Bovendien heeft de verdediging geen gebruik kunnen maken van een effectief ondervragingsrecht nu medeverdachte [medeverdachte 1] als getuige zich op zijn verschoningsrecht beroept. Het bewijs steunt in grote mate op zijn verklaring, terwijl er geen compenserende factoren aanwezig zijn. Het gebruiken van de belastende verklaring van medeverdachte [medeverdachte 1] voor het bewijs zou een schending van artikel 6 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) opleveren.
4.4
Het oordeel van de rechtbank
Verklaring medeverdachte [medeverdachte 1]
Op 31 oktober 2021 heeft medeverdachte [medeverdachte 1] vuurwerk in de vorm van een Cobra 6 aangestoken bij de woning aan de [adres 1] . Dit heeft hij bij de politie en later ook bij de rechter-commissaris en ter terechtzitting bekend en volgt eveneens uit verschillende WhatsApp gesprekken die op zijn telefoon zijn aangetroffen. De woning is eigendom van aangevers [aangever 1] en [aangever 2] . Bij de ontploffing is een voorruit van hun woning vernield. Op 1 november 2021 heeft medeverdachte [medeverdachte 1] opnieuw vuurwerk in de vorm van een Cobra 6 aangestoken bij de woning van [aangever 1] en [aangever 2] . Hierbij werd het andere voorruit vernield. Op 7 november 2021 heeft medeverdachte [medeverdachte 1] wederom vuurwerk in de vorm van een Cobra 6 aangestoken bij de woning van [aangever 1] en [aangever 2] . Hierbij werd het ruitje boven de portiekdeur van de VvE van de [adres 2] vernield. [aangever 1] en [aangever 2] , die op dat moment op vakantie waren, zijn door deze ontploffingen zeer angstig geworden. In de telefoon van medeverdachte [medeverdachte 1] zijn WhatsApp berichten aangetroffen met verdachte en medeverdachte [medeverdachte 2] over de ontploffingen bij de woning van aangevers. Medeverdachte [medeverdachte 1] heeft verklaard het vuurwerk te hebben afgestoken in opdracht van verdachte en medeverdachte [medeverdachte 2] , omdat zij een burenruzie hadden met de aangevers en met aangever [aangever 1] in het bijzonder. Deze ruzie zou zijn gegaan over het aanbieden van vuilnis op straat.
De rechtbank stelt vast dat de verdediging geen gebruik heeft kunnen maken van het effectief ondervragingsrecht nu medeverdachte [medeverdachte 1] als getuige zich op zijn verschoningsrecht heeft beroepen. De rechtbank is echter van oordeel dat de verklaring van medeverdachte [medeverdachte 1] van 17 januari 2022 voor het bewijs kan worden gebruikt, omdat deze in belangrijke mate wordt ondersteund door verschillende WhatsApp berichten die zich in het dossier bevinden. Deze berichten ondersteunen de verklaring van medeverdachte [medeverdachte 1] , zodat deze om die reden niet kan worden gezien als
“sole en decisive”.
De rechtbank vindt deze verklaring van 17 januari 2022 geloofwaardig. Het volgende is daarbij van belang.
In eerste instantie heeft medeverdachte [medeverdachte 1] bij de politie verklaard dat hij alleen heeft gehandeld en dat medeverdachte [medeverdachte 2] (met wie hij al jaren een vriendschap had) en haar vriend, verdachte, alleen afwisten van zijn plannen. Wanneer medeverdachte [medeverdachte 1] echter wordt geconfronteerd met de verklaringen van verdachte en met name met de verklaring van medeverdachte [medeverdachte 2] , wordt hij emotioneel. Medeverdachte [medeverdachte 2] zou in eerste instantie hebben verklaard dat medeverdachte [medeverdachte 1] slechts een vage vriend van haar was, dat hij autistisch was en gekke dingen deed, waardoor zij bang voor hem was en om die reden met hem mee zou hebben gepraat via WhatsApp. Vervolgens komt er een kentering in de verklaringen van medeverdachte [medeverdachte 1] . Verdachte heeft eveneens verklaard dat hij uit angst zou hebben meegepraat met medeverdachte [medeverdachte 1] . Gelet de autismespectrumstoornis van medeverdachte [medeverdachte 1] , die bekend was bij verdachte en medeverdachte [medeverdachte 2] , vindt de rechtbank het niet bevreemdend dat medeverdachte [medeverdachte 1] in eerste instantie uit loyaliteit zijn vrienden wilde beschermen, en later, wanneer hij er achter komt dat zij belastend over hem hebben verklaard en hun eigen rol hebben geminimaliseerd, openlijk heeft verklaard. Dat medeverdachte [medeverdachte 1] pas in zijn verklaring van 17 januari 2022 uitvoerig heeft verklaard over de rol van verdachte en medeverdachte [medeverdachte 2] , vindt de rechtbank in dat licht bezien niet ongeloofwaardig en doet geen afbreuk aan de betrouwbaarheid van deze verklaring. Te meer nu deze verklaring ondersteuning vindt in de WhatsApp berichten in het dossier. Daarbij had medeverdachte [medeverdachte 1] er geen belang bij om vuurwerk te gooien/ontsteken specifiek gericht op de woning van aangevers – hij kende aangevers immers niet en woonde zelf niet eens in Amsterdam -, terwijl verdachte en medeverdachte [medeverdachte 2] eerder een burenruzie hebben gehad met aangevers.
WhatsApp berichten
Zoals hierboven aangegeven, bevat het dossier meerdere WhatsApp conversaties die de politie heeft aangetroffen op de telefoon van medeverdachte [medeverdachte 1] . Hierin wordt meermalen verwezen naar de explosies, naar de aangevers, en in het bijzonder naar ‘ [aangever 1] ’
(de rechtbank begrijpt: aangever [aangever 1] ).
De rechtbank wijst in het bijzonder op het WhatsApp gesprek tussen verdachte en medeverdachte [medeverdachte 1] op 1 november.
1 november 2021:
Medeverdachte [medeverdachte 1] : Fock [aangever 1] en [aangever 2] . Kkr kontenboksers | Stoer doen tegen jullie is doodvonnis tekenen. (...) Regel cobra 20 max voor als die terug komt en die waggie verderop staat blaas ik ze moer op | Moet ammie wel bij je ouders zijn want dat word naar
Verdachte stuurt foto van perceel [adres 1] , te zien zijn planken die tegen de ramen zijn bevestigd
Medeverdachte [medeverdachte 1] : HAJAJHAJAJAJAJAJ
Verdachte: Nu nog spuiten | met een spuitbus | Vind je niet goeie
Medeverdachte [medeverdachte 1] : Ja geen stress ff paar dagen w8e
Verdachte: [aangever 1] met een hakenkruis
Medeverdachte [medeverdachte 1] : "HOMO" | En hakenkruis | En dat moet echt laat laat | Dan moet je me rijden | Want spuiten duurt lang | Anders krijg je vage kankerlijnen
Verdachte: Ja morgen nacht | rond 2 uur | of zo
Medeverdachte [medeverdachte 1] : Homo en hakenkruis ben ik zeker 5 m i n mee bezig | Ruim
Verdachte: Hoeft geen homo | [aangever 1] met een hakenkruis
Medeverdachte [medeverdachte 1] : Kan ook [aangever 1] | Maar duurt langer
Verdachte: Z'n naam moet erop
Medeverdachte [medeverdachte 1] : Meer letters
Verdachte: Dan alleen [aangever 1] | Spuit is fucking snel | Mag ook met zwarte stift (...) Als je het maar groot schrijft
Hieruit blijkt duidelijk dat verdachte aan medeverdachte [medeverdachte 1] de opdracht geeft om de woning van aangevers te bekladden en hij geeft specifiek aan wat er op moet staan en wanneer het moet plaatsvinden. Dat de woning van aangevers uiteindelijk niet is beklad doet er niet aan af, omdat dit gesprek de nauwe en bewuste samenwerking kenmerkt om aangevers uit hun woning te verjagen. Dat dat het plan was blijkt uit een WhatsApp bericht van 7 november 2021 van verdachte in de groepsapp ‘Where it all started’ waarin hij schrijft: ‘Deze 2 moeten nu weg’.
Dat niet alleen verdachte instructies en informatie geeft aan medeverdachte [medeverdachte 1] , maar ook medeverdachte [medeverdachte 2] blijkt uit het WhatsApp gesprek tussen hen twee in de periode van 1 november 2021 tot en met 4 november 2021 alsook in de WhatsApp groep ‘Where it all started’ op 7 november 2021.
In de app-groep ‘Where it all started’ op 7 november 2021 om 19.24 uur:
Medeverdachte [medeverdachte 2] : Stuur je Loca
Medeverdachte [medeverdachte 1] deelt om 19:24 uur zijn live locatie: [straatnaam]
Medeverdachte [medeverdachte 2] : Ai
Medeverdachte [medeverdachte 1] : Tis druk
Medeverdachte [medeverdachte 2] : Timer gwn | Heb je mondkap pp
Medeverdachte [medeverdachte 1] : Ja| Duh| Ben al loesoe| Vol onder zijn raam
Medeverdachte [medeverdachte 2] : Aii
Medeverdachte [medeverdachte 1] : Hoorde je hem| **emoticon cobra slang** 1073 **emoticon cobra slang**
Vervolgens is er ook een WhatsApp conservatie tussen medeverdachte [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] .
1 november 2021:
Medeverdachte [medeverdachte 1] : Perfect uitgevoerd 1 mans| Goed he?| Weet [naam 1] het al?| Wil zo wel fotos van die 2 planken ahahaaaha
Medeverdachte [medeverdachte 2] : Nog niet gaan we nog aan hem vertellen| Hahahaha prachtige uitvoering
2 november 2021:
Medeverdachte [medeverdachte 1] : Wanneer die verf| Volgende week ofzo? K kan voorlopig echt even niet in de pijp komen| Ik zet gewoon alleen [aangever 1] . En een nirvana smiley ofzo| Huilen in Peru
Medeverdachte [medeverdachte 2] : Hahahahahahahaha| Ja alleen [aangever 1] | Dat is t belangrijkste| Kwam vandaag 2x popo aan me deur
(…)
Medeverdachte [medeverdachte 2] : Of we beelden hadden 
(…)
Medeverdachte [medeverdachte 2] : Hebben niks| Zijn leeg
4 november 2021
Medeverdachte [medeverdachte 1] : nog wat gehoord in de buurt
Medeverdachte [medeverdachte 2] : Nee niks, hahahaha |
(...)
Medeverdachte [medeverdachte 2] : Echt fk nice| [aangever 1] is nog niet terug.
Medeverdachte [medeverdachte 1] : 2de was k.snelle loesoe | T mooiste was die.kkr yup | [verdachte] zei ja dat is een yuppen café moet daar igg ook 1 naar binnen| (...) | [verdachte] moet even een cobra 20 max of een dumbum 650 regelen | zetten we die ergens echt op een kanker drukke locatie met felyx | (...) | Cobra 20 is 200 gram. 6 is 40. Die dumbum is 650 gram.
Uit deze WhatsApp conversaties tussen medeverdachte [medeverdachte 2] en medeverdachte [medeverdachte 1] blijkt dat medeverdachte [medeverdachte 2] aanwijzingen geeft aan medeverdachte [medeverdachte 1] over wat er moet gebeuren. Verder wil zij weten waar hij zich begeeft, of hij herkenbaar is en geeft zij informatie door over wanneer aangevers weer terugkomen van vakantie. Hierin ziet de rechtbank een sturende rol voor medeverdachte [medeverdachte 2] weggelegd.
Door medeverdachte [medeverdachte 2] wordt verder niet weersproken dat verdachte voor het vuurwerk zal zorgen. Bovendien blijkt uit de WhatsApp berichten in de groepsapp ‘Where it all started’ op 7 november 2021 dat verdachte op de hoogte is van de hoeveelheid vuurwerk medeverdachte [medeverdachte 1] nog zou moeten hebben.
In de app-groep ‘Where it all started’ op 7 november 2021,vanaf 22:10 uur:
Medeverdachte [medeverdachte 1] : Laat ze maar een steeds slechtere reputatie krijgen | (...) | K verzin wel wat
Verdachte: Snap ik en wat van [naam 2] z'n brievenbus opblazen
Medeverdachte [medeverdachte 1] : Moet ff wachten
Verdachte: Dat kan je wel doen
Medeverdachte [medeverdachte 1] : Er is nog geen nieuwe
Verdachte: Nee | Die ernaast | Hahaha
Medeverdachte [medeverdachte 1] : Komt na [aangever 1] part 4 | Want ik heb er nog 2
Verdachte: Er zijn nog 3 hele over
Medeverdachte [medeverdachte 1] : Nee 2 | Heb toch net 1 gegooid
Verdachte: Nou volgende week komt er toch een nieuwe lading
Medeverdachte [medeverdachte 1] : Ja maar dat zien we dan wel
Medeverdachte [medeverdachte 2] : Die breivenbus is nog heel | Ernaast
Verdachte: Deze 2 moeten nu weg
Medeverdachte [medeverdachte 1] : Ja weet k die gaat er 1 deze dagen uit na [aangever 1]
Verdachte: nee [aangever 1] komt volgende week| c8|
smiley met stoom uit de neus
Medeverdachte [medeverdachte 1] : Hahaaahhaa jij bent niet barkie
Verdachte: Ja [aangever 1] komt nog| Niet vandaag meer
Medeverdachte [medeverdachte 1] : Hoe ga ik c8 vervoeren| Past nooit in me zak
Verdachte: Jewel
Medeverdachte [medeverdachte 1] : Hahahahjahaha| Zweer die leg ik tegen ze dwur| Deur| Op de plint
Medeverdachte [medeverdachte 2] : Sws
Gelet op deze WhatsApp berichten en het uitblijven van een reactie dat verdachte niet voor het vuurwerk zou zorgen, in combinatie met de verklaring van medeverdachte [medeverdachte 1] is de rechtbank van oordeel dat verdachte voor het vuurwerk heeft gezorgd en aan medeverdachte [medeverdachte 1] heeft geleverd. Hierdoor heeft hij ook een wezenlijke bijdrage geleverd aan het plegen van de ten laste gelegde feiten. Daarbij duidt de zinsnede “ [aangever 1] part 4’ op de reeks gebeurtenissen van het afsteken van zwaar vuurwerk bij de woning van aangevers en geeft een indicatie dat er mogelijk nog meer stond te gebeuren.
Ook uit de groepsapp ‘Where it all started’ tussen verdachte, medeverdachte [medeverdachte 2] en medeverdachte [medeverdachte 1] in de periode van 1 november 2021 tot en met 10 november 2021 blijkt dat sprake is van een nauwe en bewuste samenwerking. Medeverdachte [medeverdachte 1] heeft het namelijk duidelijk over ‘jullie’ en verdachte over ‘we’, zoals uit onderstaande WhatsApp berichten blijkt. Dit duidt naar het oordeel van de rechtbank op betrokkenheid van de verdachten tezamen bij de feiten. Medeverdachte [medeverdachte 2] moedigt medeverdachte [medeverdachte 1] op meerdere momenten in deze appgroep aan en voorziet hem onder andere over informatie over cameratoezicht op straat naar aanleiding van de eerdere ontploffing. Verdachte geeft eveneens aanwijzingen en is op de hoogte van de nieuwe lading Cobra 8. Hieruit volgt ook dat verdachte degene is die het vuurwerk voor medeverdachte [medeverdachte 1] heeft geregeld.
In de app-groep ‘Where it all started’1 november 2021
Verdachte deelt een foto van de woning van aangevers na de eerste explosie.
Medeverdachte [medeverdachte 1] : Ligt die eruot| Zo een guy zei nog ja grappig ga maar rennen|
Ik schreeuwde alluhu Akbar| Bij die terradjrs| Terrasjes| Ligt die raam eruot?| Eruit?| Kan het niet goed zien
7 november 2021
(18.47 uur)
Medeverdachte [medeverdachte 1] : Tuurlijk kom ik lui maar niet over de telefoon "
Medeverdachte [medeverdachte 2] : hahahaha dat dacht ik al| Jij bent slim
Medeverdachte [medeverdachte 1] : Bier halen word appie centraal| K.gooi gewoon midden straat voor ze deur| Auto alarmen
Verdachte: Ai
(18.57 uur)
Medeverdachte [medeverdachte 1] : Jullie vragen wel weer groot risico ahah Ik ben ook gek dat het doe | maar k heb kkr schijt
Medeverdachte [medeverdachte 2] : Hahahah Jij kan dat gewoon
(19:34 uur):
Medeverdachte [medeverdachte 2] stuurt een foto van de woning van aangever (...)
(21:26 uur)
Medeverdachte [medeverdachte 2] : Exht nice gdaan qeer
Medeverdachte [medeverdachte 1] : Ja nee eerste 2x wel maarja had nu niks gesloopt alleen auto alarmen en al die kankee ramen lagen ee toch al uit| Ja jullie weten toch je kan op mij rekenen
11 november 2021
Medeverdachte [medeverdachte 2] stuurt een foto van een brief van de gemeente over het cameratoezicht en een filmpje van de camera-unit.
Medeverdachte [medeverdachte 1] : lachende smiley met tranen over hun wangen| (…)| Ze krijgen even pauze meer niet
Verdachte: Hahahahab| Takbeer!!!| We leggen het werk stil tot 10 december
smiley met stoom uit de neus
Verklaring verdachte
Verdachte heeft verklaard dat hij met medeverdachte [medeverdachte 1] mee heeft gepraat uit angst. Dit is echter onvoldoende om de verklaring van medeverdachte [medeverdachte 1] te weerleggen, gelet op de overige stukken in het dossier. Daarbij heeft verdachte, wanneer hij door de rechtbank wordt geconfronteerd met de WhatsApp berichten, enkel geantwoord dat hij of meepraatte of niet meer weet wat hij in de WhatsApp berichten heeft geschreven.
Medeplegen
Uit de bewoordingen van de berichten leidt de rechtbank af dat tussen verdachte en medeverdachten [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking. Hoewel medeverdachte [medeverdachte 1] verantwoordelijk was voor de uitvoering was er wel sprake van een gemeenschappelijk plan om aangevers uit hun woning te verjagen. De reden hiervoor is gelegen in de burenruzie tussen aangevers en verdachte en medeverdachte [medeverdachte 2] van april 2021. Uit de bewoordingen gebruikt in de voornoemde WhatsApp berichten is naar het oordeel van de rechtbank geen sprake van het slechts meepraten met medeverdachte [medeverdachte 1] uit angst, zoals verdachte heeft verklaard. Verdachte en medeverdachte [medeverdachte 2] hebben medeverdachte [medeverdachte 1] niet alleen blijvend aangemoedigd maar ook informatie, vuurwerk en instructies gegeven. Daarmee hebben zij een wezenlijke bijdrage aan de feiten geleverd.
Vernieling
Nu de rechtbank het medeplegen van het onder feit 1 primair ten laste gelegde bewezen acht kan ook het onder feit 2 primair ten laste gelegde bewezen worden verklaard. Immers, door het afsteken van het zware vuurwerk zijn de ramen/ruiten van de woning van aangevers en de VvE van de [adres 2] vernield en zijn goederen rond en in het huis van aangevers beschadigd.
Bedreiging
De rechtbank vindt ook de bedreiging bewezen. Door het afsteken van het zware vuurwerk bij de woning van aangevers vindt de rechtbank het evident dat er gegronde vrees bij hen bestond dat zij zwaar gewond zouden kunnen raken door het vuurwerk. Aangevers waren op het moment van afsteken niet thuis, maar het nieuws dat bij hun woning drie keer zwaar vuurwerk is afgestoken en hun woning is vernield en beschadigd heeft hen wel bereikt. Daarbij was het ook de intentie van verdachte en medeverdachten om hen uit hun woning te verjagen.
Conclusie
Op grond van de bewijsmiddelen genoemd in bijlage II staat naar het oordeel van de rechtbank buiten redelijke twijfel vast te dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het tot drie keer toe medeplegen van het tot ontploffing brengen zwaar vuurwerk, de vernieling en beschadigen van woningen en de bedreiging van aangevers in de periode van 31 oktober 2021 tot en met 7 november 2021 in Amsterdam.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in bijlage II vervatte bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
1
op tijdstippen in de periode van 31 oktober 2021 tot en met 7 november 2021 op of aan de woning gelegen aan de [adres 1] , tezamen en in vereniging met anderen, meermalen, (telkens) opzettelijk een ontploffing teweeg heeft gebracht door een stuk zwaar vuurwerk (model Cobra 6) tegen/nabij voornoemde woning ( [adres 1] ) te plaatsen/gooien en te ontsteken en tot ontploffing te brengen en daarvan
- gemeen gevaar voor de voornoemde woning ( [adres 1] ) en de in die woning aanwezige goederen en de bovengelegen/naastgelegen/omringende woningen/panden en de in die bovengelegen/naastgelegen/omringende woningen/panden aanwezige goederen, en
- gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor de in die woning ( [adres 1]
) aanwezige personen en/of de in de
bovengelegen/naastgelegen/omringende woningen/panden aanwezige personen en/of passerende voetgangers, in elk geval gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen, te duchten was;
2
op tijdstippen in de periode van 31 oktober 2021 tot en met 7 november 2021 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met anderen, meermalen (telkens) opzettelijk en wederrechtelijk een of meerdere ruiten/ramen van woningen (gelegen aan de [adres 1] en gelegen aan de [adres 2]
), die geheel of ten dele aan [aangever 1] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft vernield, beschadigd;
3
in de periode van 31 oktober 2021 tot en met 7 november 2021 te Amsterdam, tezamen en in verenging met anderen, [aangever 2] en [aangever 1] heeft bedreigd met zware mishandeling en brandstichting door meermalen een stuk zwaar vuurwerk (model Cobra 6) tegen/nabij voornoemde woning (gelegen aan de [adres 1] ) te plaatsen en te ontsteken en tot ontploffing te brengen.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

6.De strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straf en maatregel

8.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de door haar bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van achttien maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan vier maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren en met de bijzondere voorwaarden zoals in het reclasseringsrapport genoemd en de dadelijk uitvoerbaarheid daarvan.
8.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft primair integrale vrijspraak bepleit. Subsidiair wijst de raadsman op de eendaadse samenloop. De raadsman verzoekt bij een strafoplegging rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte en de adviezen in het reclasseringsrapport.
8.3.
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan het veroorzaken van een ontploffing door in de periode van één week tot drie keer toe een Cobra 6 af te steken bij de woning van aangevers en dit tegen hun huis te gooien. Hierbij zijn de ruiten/ramen van hun woning vernield, goederen in hun huis beschadigd en vernield en daarnaast een raam van de nabijgelegen portiekdeur. Gelet op de tijdstippen waarop de explosies hebben plaatsgevonden, was het goed mogelijk geweest dat aangevers als zij thuis waren geweest, zwaargewond hadden kunnen raken. Dit geldt ook voor de (schoon)zus van aangevers (die kort voor de eerste explosie in het huis verbleef), buren of passerende personen. Een Cobra 6 betreft immers zwaar vuurwerk, dat alleen door deskundigen mag worden afgestoken en een forse explosie teweeg kan brengen. Dit waren gerichte acties tegen aangevers, omdat zij een burenruzie hadden gehad met verdachte en medeverdachte [medeverdachte 2] . In de WhatsApp berichten tussen de drie verdachten wordt ook de homoseksuele geaardheid van aangevers benoemd en herhaaldelijk belachelijk gemaakt. De rechtbank kan zich daarom niet aan indruk onttrekken dat de geaardheid van de aangevers een zekere rol heeft gespeeld bij handelingen die tegen hen gericht waren. Wellicht werden aangevers, gelet op hun homoseksualiteit, als minder weerbaar gezien, waardoor verdachte en zijn medeverdachten meenden dat zij zich intimiderend op konden stellen. Dit blijkt onder meer uit het feit dat verdachte en medeverdachte [medeverdachte 2] in uiterst kwetsende en beledigende bewoordingen aangevers hebben uitgescholden vanwege hun geaardheid. Dat aangevers dit ook zo hebben ervaren blijkt wel uit hun slachtofferverklaring. De rechtbank neemt dit verdachte dan ook zeer kwalijk en betrekt dit dan ook in strafverzwarende zin in de strafoplegging. Voorts merkt de rechtbank op dat verdachte ter terechtzitting weinig verantwoordelijkheid heeft genomen voor zijn handelen en, zelfs wanneer hij geconfronteerd werd met voor hem zeer belastende onderdelen van het dossier, geen openheid van zaken heeft gegeven. De rechtbank kan zich niet aan de indruk onttrekken dat verdachte heeft geprobeerd om de schuld van de ontploffingen geheel bij medeverdachte [medeverdachte 1] neer te leggen, gelet op zijn problematiek. Deze bagatelliserende houding van verdachte wordt hem zwaar aangerekend.
Het medeplegen van het veroorzaken van een ontploffing, de vernielingen en bedreigingen zijn ernstige feiten die naast materiële schade ook gevoelens van onveiligheid en angst bij aangevers en buurtbewoners hebben veroorzaakt. De rechtbank acht dan ook in beginsel geen andere straf dan een gevangenisstraf gepast voor deze feiten.
De rechtbank heeft ook acht geslagen op het strafblad van verdachte, waaruit blijkt dat hij eerder voor soortgelijke feiten is veroordeeld. Dit betrekt de rechtbank in strafverzwarende zin bij de op te leggen straf. Verder houdt de rechtbank ook rekening met de omstandigheid dat sprake is van eendaadse samenloop ten aanzien van de bewezenverklaarde feiten.
Daarnaast heeft de rechtbank kennis genomen van het reclasseringsrapport van 28 januari 2022. Hierin staat – kort gezegd – dat bij verdachte een geschiedenis van veroordelingen sinds de adolescentie is te zien, waarbij er sprake is van een patroon dat samenhangt met agressie en geweld en er bovendien een toename te zien is in frequentie en intensiteit van de delicten. Dit patroon vormt naar mening van de reclassering de voornaamste zorg met betrekking tot het risico op herhaling. Het risico op recidive en letselschade wordt als gemiddeld ingeschat en het risico op onttrekking als laag. Er zijn ook meerdere beschermende factoren in het leven van verdachte en daarom ziet reclassering ruimte om de kans op recidive te verkleinen met behulp van interventies. De bijzondere voorwaarden bestaande uit een meldplicht, ambulante behandeling, contactverbod en locatieverbod (met elektronische monitoring worden geadviseerd bij een (deels) voorwaardelijke straf. Tot slot merkt de reclassering op dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf mogelijk verdere negatieve consequenties zal hebben voor het gezin van verdachte (en zijn partner en medeverdachte [medeverdachte 2] ).
Alles afwegend acht de rechtbank de straf zoals door de officier van justitie geëist passend en geboden en beveelt zij de dadelijke uitvoerbaarheid van de bijzondere voorwaarden, omdat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte opnieuw een strafbaar feit zal plegen, dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen.
8.4
Ten aanzien van de benadeelde partijen en de schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij [aangever 2] vordert € 12.625,45,- aan vergoeding van materiële schade en € 750,- aan vergoeding van immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De materiële schade bestaat uit:
1. voor Noodvoorziening (aftimmering met hout)
2. € 3.075,54,- voor Glaszetter (vervanging gebroken ramen/opgeblazen ramen)
3. € 2.844,00,- voor Herstel houtwerk binnen en buiten (zwaar beschadigd door glasregen en kracht bom)
4. € 392,27,- voor Nieuwe bloembakken (opgeblazen door de vuurwerkbommen)
5. € 91,38,- voor Aarde, bloembollen en bloemen (opgeblazen door de vuurwerkbommen)
6. € 175,- voor Kapotte beeldjes in vensterbank (hoofd en ledematen zijn er vanaf gebroken)
7. €185,99,- voor Beschadigde platenspeler in vensterbank (defect door glas en modder)
8. € 1.758,91,- voor Geannuleerde Airbnb huurder 1
9. € 1.850,30,- voor Geannuleerde Airbnb huurder 2
10. € 1561,20,- voor Geannuleerde Airbnb huurder 3
Van de materiële schade is reeds € 8.767,54 vergoed door de opstal- en inboedelverzekering. Er blijft in totaal dus nog € 4.607,90,- over aan schade dat niet is vergoed.
De benadeelde partij [aangever 1] vordert € 750,- aan vergoeding van immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vorderingen geheel en hoofdelijk kunnen worden toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop de strafbare feiten zijn gepleegd en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat gelet op de bepleitte vrijspraak de benadeelde partijen niet-ontvankelijk moeten worden verklaard in hun vordering. Subsidiair refereert de raadsman zich.
Vast staat dat aan de benadeelde partij [aangever 2] door het onder feiten 1 tot en met 3 bewezenverklaarde rechtstreeks materiële en immateriële schade is toegebracht en aan de benadeelde partij [aangever 1] immateriële schade. De gevorderde schadevergoeding komt de rechtbank niet onrechtmatig of ongegrond voor en zal daarom hoofdelijk worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment waarop de strafbare feiten zijn gepleegd voor zowel [aangever 2] als [aangever 1] .
Voorts dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken.
In het belang [aangever 2] en [aangever 1] voornoemd wordt, als extra waarborg voor betaling aan laatstgenoemde, de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht aan verdachte opgelegd.
8.5
Tenuitvoerlegging voorwaardelijke veroordeling
Bij de stukken bevindt zich de op 24 maart 2022 ter griffie van deze rechtbank ontvangen vordering van de officier van justitie in het arrondissement Amsterdam, in de zaak met parketnummer 13/162767-20, betreffende het onherroepelijk geworden vonnis van 20 december 2020 van de politierechter te Amsterdam, waarbij verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van zeven dagen, met bevel dat deze straf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat veroordeelde zich voor het einde van een op twee jaren bepaalde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Gebleken is dat verdachte zich voor het einde van voornoemde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt, zoals naar voren komt uit de verdere inhoud van dit vonnis. De rechtbank ziet hierin aanleiding de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke straf te gelasten.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf en maatregel is gegrond op de artikelen 14a, 14c, 14c, 14d, 36f, 47, 55, 57, 157, 285, 350 van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.

10.Beslissing

Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5. is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Eendaadse samenloop van:
Feit 1: medeplegen van telkens opzettelijk een ontploffing teweegbrengen, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten is, meermalen gepleegd;
Feit 2: medeplegen van telkens opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen en beschadigen, meermalen gepleegd;
Feit 3: medeplegen van bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, zware mishandeling en brandstichting, meermalen gepleegd.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
achttien (18) maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Beveelt dat een gedeelte, groot vier maanden, van deze gevangenisstraf niet tenuitvoergelegd zal worden, tenzij later anders wordt gelast.
Stelt daarbij een proeftijd van twee jaren vast.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit en/of indien de veroordeelde gedurende de proeftijd de hierna vermelde bijzondere voorwaarden niet naleeft.
Stelt als bijzondere voorwaarden dat:
- veroordeelde zich meldt drie dagen na het ingaan van de proeftijd bij Reclassering Inforsa op het adres [adres 3] . Betrokkene blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt.
- veroordeelde zich laat behandelen door De Waag Amsterdam of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling start zodra veroordeelde uitgenodigd en geaccepteerd is door de behandelaar. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling.
- veroordeelde op geen enkele wijze - direct of indirect - contact heeft of zoekt met [aangever 1] en/of [aangever 2] , wonend op de [adres 1] , zolang het Openbaar Ministerie dit verbod nodig vindt.
- veroordeelde zich gedurende 24 maanden niet bevindt in het gebied dat in de bijlage 'Elektronische Monitoring' bij dit reclasseringsadvies is bijgevoegd. Veroordeelde werkt mee aan elektronische monitoring op dit locatieverbod. Veroordeelde gaat niet naar het buitenland zonder toestemming van de reclassering, omdat het voor de elektronische monitoring nodig is dat betrokkene in Nederland blijft. Het Openbaar Ministerie kan op
verzoek van de reclassering dit locatieverbod (deels) laten vervallen. De aansluiting van het
elektronische monitoringmiddel zal plaatsvinden op de datum waarop veroordeelde uit hechtenis zal komt. De aansluiting zal plaatsvinden op het opgegeven verblijfadres.
Geeft aan de reclassering de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
  • medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht.
Beveelt dat de op grond van artikel 14c van het Wetboek van Strafrecht gestelde voorwaarden en het op grond van artikel 14d van het Wetboek van Strafrecht uit te oefenen toezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn.
Wijst de vordering van de benadeelde partij [aangever 2] toe tot een bedrag van € 4.607,90 (vierduizend zeshonderdzeven euro en negentig eurocent) aan vergoeding van materiële schade en € 750,- (zevenhonderdvijftig euro) aan vergoeding van immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan (31 oktober 2021) van de schade tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [aangever 2] voornoemd, behalve voor zover deze vordering al door of namens anderen is betaald.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [aangever 2] , aan de Staat van € 4.607,90 (vierduizend zeshonderdzeven euro en negentig eurocent) aan vergoeding van materiële schade en € 750,- (zevenhonderdvijftig euro) aan vergoeding van immateriële schade te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan (31 oktober 2021) van de schade tot aan de dag van de algehele voldoening, behalve voor zover dit bedrag al door of namens anderen is betaald. Bij gebreke van betaling en verhaal kan gijzeling worden toegepast voor de duur van 61 dagen. De toepassing van die gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van de genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Wijst de vordering van de benadeelde partij [aangever 1] toe tot een bedrag van € 750,- (zevenhonderdvijftig euro) aan vergoeding van immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan (31 oktober 2021) van de schade tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [aangever 1] voornoemd, behalve voor zover deze vordering al door of namens anderen is betaald.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [aangever 1] aan de Staat € 750,- (zevenhonderdvijftig euro) te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan (31 oktober 2021) van de schade tot aan de dag van de algehele voldoening, behalve voor zover dit bedrag al door of namens anderen is betaald. Bij gebreke van betaling en verhaal kan gijzeling worden toegepast voor de duur van 15 dagen. De toepassing van die gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van de genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Gelast de tenuitvoerlegging van de bij genoemd vonnis van 10 december 2020 opgelegde voorwaardelijke straf, namelijk een gevangenisstraf van zeven dagen.
Heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van verdachte met ingang van het tijdstip waarop de duur van de voorlopige hechtenis gelijk wordt aan die van het onvoorwaardelijk gedeelte van de opgelegde vrijheidsstraf.
Dit vonnis is gewezen door
mr. M.T.C. de Vries, voorzitter,
mrs. C. Klomp en H.E. Hoogendijk, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. C.W. van der Hoek, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 8 juni 2022.
[(...)]