ECLI:NL:RBAMS:2022:3205

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
8 juni 2022
Publicatiedatum
10 juni 2022
Zaaknummer
13/036567-22
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis van de rechtbank Amsterdam inzake witwassen van een geldbedrag van €85.600,-

Op 8 juni 2022 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van witwassen. De zaak kwam voort uit een onderzoek dat begon op 10 februari 2022, toen de politie een auto volgde die op naam stond van een Albanese vrouw. De auto werd gevolgd naar een woning waar verdachte en medeverdachten aanwezig waren. In de woning werden aanzienlijke geldbedragen aangetroffen, waaronder €83.000,- en €2.600,-. De verdachte verklaarde dat het geld afkomstig was van zijn vader, die een lening had afgesloten in Albanië, maar deze verklaring werd door de rechtbank niet als verifieerbaar beschouwd. De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet in staat was om een concrete verklaring te geven voor de herkomst van het geld, wat leidde tot de conclusie dat het geld afkomstig was uit een misdrijf. De rechtbank achtte het bewezen dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan het witwassen van een geldbedrag van €85.600,- in vereniging met anderen. De officier van justitie had een gevangenisstraf van zeven maanden geëist, maar de rechtbank legde een straf op van zes maanden, rekening houdend met de ernst van het delict en de omstandigheden van de verdachte.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummer: 13/036567-22 (Promis)
Datum uitspraak: 8 juni 2022
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] ( [land van herkomst] ) op [geboortedag] 1992,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
thans gedetineerd de Penitentiaire Inrichting [plaats detentie] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 25 mei 2022.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. M. Lommers en van wat verdachte en zijn raadslieden mr. G.I. Roos en mr. D.M. Moes naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 10 februari 2022 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer andere(n), althans alleen, van een voorwerp, te weten een geldbedrag van in totaal EUR85.600,-,
- de werkelijke aard en/of de herkomst en/of de vindplaats en/of de vervreemding en/of de verplaatsing heeft/hebben verborgen en/of verhuld, en/of
- heeft/hebben verborgen en/of verhuld, wie de rechthebbende op dit voorwerp is/zijn, en/of
- dit voorwerp heeft/hebben verworven en/of voorhanden heeft/hebben gehad en/of heeft/hebben overgedragen en/of heeft/hebben omgezet en/of daarvan gebruik heeft/hebben gemaakt, terwijl hij en/of zijn mededader(s) (wist althans) redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat, dat dit voorwerp, geheel of gedeeltelijk, onmiddellijk of middellijk,
afkomstig was uit enig (eigen) misdrijf;

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde feit en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken. Hij heeft immers een concrete, min of meer verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring gegeven voor de herkomst van het geld. Het geld is bestemd voor de autohandel, zoals verdachte al bij de politie heeft verklaard. Tevens is een notariële akte uit Albanië overgelegd waaruit blijkt dat de vader van verdachte een lening in Albanië is aangegaan van €85.000,-.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Op 10 februari 2022 zien agenten een auto rijden waar een ANPR-hit op is vermeld in het systeem van de politie. De auto staat op naam van een Albanese vrouw. Er is informatie dat er Albanezen vanuit dit voertuig de woning aan de [adres] zijn binnengegaan door middel van een sleutel. Op dit adres zijn geen Albaanse personen ingeschreven, maar een persoon die gekend is met criminele ontmoetingen. De auto wordt gevolgd. De politie ziet dat de auto ter hoogte van de woning op nummer [perceelnummer 2] in de [straatnaam] de ondergrondse parkeergarage inrijdt. De bestuurder, die medeverdachte [medeverdachte 1] , blijkt te zijn, en de auto worden gecontroleerd. In de auto wordt een verborgen ruimte aangetroffen. Bij medeverdachte [medeverdachte 1] wordt een huissleutel die past op de voordeur van nummer [perceelnummer 1] aangetroffen. Medeverdachte [medeverdachte 1] verklaart echter dat de sleutel van een huis in Duitsland was. Met deze sleutel wordt de woning binnengetreden. Verdachte, de broer van [medeverdachte 1] , en de daar aangetroffen medeverdachte [medeverdachte 2] hebben toestemming gegeven om de woning te doorzoeken. In de woning wordt naast verdachte en medeverdachte [medeverdachte 2] ook medeverdachte NN aangetroffen. Tevens wordt in de vensterbank op de eerste verdieping een geldbedrag van €2.600,- (bestaande uit €200,-biljetten) aangetroffen en in de keukenlade op de eerste etage wordt een geldbedrag van €83.000,- (bestaande uit verschillende coupures, waaronder €500,-biljetten) gevonden. Verdachte verklaart dat beide geldbedragen van hem zijn. Medeverdachte [medeverdachte 1] verklaart dat het geldbedrag van €83.000,- van hem is. Medeverdachte NN verklaart dat het geldbedrag van €2.600,- van hem is.
De rechtbank acht voor het aangetroffen geld witwasindicatoren aanwezig gelet op het grote contante geldbedrag, de plaats waar de geldbedragen zijn aangetroffen (in de keukenlade en de vensterbank) en de coupures van €200,- en €500,-. Onder de gegeven omstandigheden mag van verdachte worden verwacht dat hij een concrete en min of meer verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring voor de herkomst van het geld geeft. Hieraan is niet voldaan.
Verdachte heeft eerst verklaard dat het geld bestemd is voor de autohandel, die hij samen met medeverdachte [medeverdachte 1] runt. Ter terechtzitting is een notariële akte overgelegd waaruit blijkt dat de vader van verdachte een lening ter hoogte van €85.000,- heeft afgesloten in Albanië. Verdachte en medeverdachte [medeverdachte 1] zouden dit geld van vader hebben gekregen.
De verklaring van verdachte is daarmee wel concreet geworden. Deze verklaring kan echter, gelet op het moment van overleggen, niet als een min of meer verifieerbare verklaring worden aangemerkt. Ter zitting kan het openbaar ministerie de verklaring immers onmogelijk verifiëren. Verdachte heeft niet eerder over deze lening verklaard of ook maar benoemd tijdens zijn verhoren. Daarnaast is de datum van de akte gelegen ver na de datum van inbeslagneming van het geld. Bovendien strookt deze verklaring niet met hetgeen verdachte bij de rechter-commissaris heeft verklaard dat het geld bestond uit deels spaargeld en deels inkomsten uit werk. Dat maakt dat het in dit geval niet langer op de weg van het openbaar ministerie ligt om de gegeven verklaring te verifiëren.
Bij gebreke aan een verifieerbare verklaring, komt de rechtbank dan ook tot de conclusie dat het niet anders kan zijn dat het geldbedrag - direct of indirect - uit enig misdrijf afkomstig is en dat verdachte dit wist.
Op grond van de bewijsmiddelen genoemd in de bijlage is naar het oordeel van de rechtbank buiten redelijke twijfel komen vast te staan dat het geldbedrag van €85.600,- afkomstig was van een misdrijf en dat verdachte dit wist. Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het witwassen in vereniging van een geldbedrag van €85.600,- op 10 februari 2022.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in de bijlage vervatte bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
op 10 februari 2022 te Amsterdam tezamen en in vereniging met een ander, een voorwerp, te weten een geldbedrag van in totaal EUR85.600,-, voorhanden hebben gehad, terwijl hij en zijn mededader wisten, dat dit voorwerp, geheel of gedeeltelijk, onmiddellijk of middellijk, afkomstig was uit enig (eigen) misdrijf.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

6.De strafbaarheid van het feit

Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straffen en maatregelen

8.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor het door haar bewezen geachte feit zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van zeven maanden met aftrek van voorarrest.
8.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft betoogd dat bij een veroordeling van verdachte de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) moet worden gevolgd voor de helft van het bedrag nu sprake is van medeplegen en hij en zijn medeverdachte ieder voor de helft van het bedrag verantwoordelijk zouden zijn.
8.3.
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het witwassen van een geldbedrag van €85.600,- in vereniging gepleegd. Witwassen is een ernstig misdrijf waardoor de inkomsten uit misdrijven in het legale betalingsverkeer worden gebracht. Dit is een gevaar voor de integriteit van het financiële en economische verkeer. Bovendien worden deze inkomsten daarmee aan het zicht van justitie onttrokken.
Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank gekeken naar de LOVS-oriëntatiepunten met betrekking tot fraudedelicten en daarbij aansluiting gezocht. De rechtbank ziet geen aanleiding om hiervan af te wijken, ook niet nu verdachte het bedrag samen met een ander voorhanden heeft gehad
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van zes maanden passend en geboden is.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 47 en 420bis.1 van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.

10.Beslissing

Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5. is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Medeplegen van eenvoudig witwassen.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van
zes (6) maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Dit vonnis is gewezen door
mr. M.T.C. de Vries, voorzitter,
mrs. C. Klomp en H.E. Hoogendijk, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. C.W. van der Hoek, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 8 juni 2022.
[(...)]