ECLI:NL:RBAMS:2022:3175

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
9 juni 2022
Publicatiedatum
9 juni 2022
Zaaknummer
22/292
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van beroep tegen naheffingsaanslag parkeerbelasting

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 9 juni 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, een inwoner van Rotterdam, en de heffingsambtenaar van de gemeente Amsterdam. Eiser had een naheffingsaanslag parkeerbelasting ontvangen op 18 september 2021, welke door de heffingsambtenaar op 15 december 2021 werd vernietigd na het gegrond verklaren van het bezwaar van eiser. Eiser heeft vervolgens beroep ingesteld tegen deze beslissing. Tijdens de zitting op 11 mei 2022 heeft eiser aangevoerd dat hij op een laden en lossen plek stond geparkeerd, waardoor de naheffingsaanslag niet terecht was opgelegd. De rechtbank heeft echter ambtshalve de vraag opgeworpen of eiser nog procesbelang had bij de beoordeling van zijn beroep, nu de naheffingsaanslag al was vernietigd. De rechtbank concludeert dat er geen resterend procesbelang is, omdat de vernietiging van de naheffingsaanslag al volledig tegemoetkwam aan de bezwaren van eiser. Eiser heeft op zitting een nieuwe beroepsgrond aangevoerd met betrekking tot proceskostenvergoeding, maar deze werd door de rechtbank buiten beschouwing gelaten wegens strijd met de goede procesorde. Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk, zonder in te gaan op de inhoudelijke beroepsgronden van eiser. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling of vergoeding van griffierecht.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 22/292

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 9 juni 2022 in de zaak tussen

[eiser] , te Rotterdam, eiser

(gemachtigde: mr. N.G.A. Voorbach),
en

de heffingsambtenaar van de gemeente Amsterdam, verweerder

(gemachtigde: [Gem. verweerder] ).

Procesverloop

Op 18 september 2021 heeft verweerder aan eiser een naheffingsaanslag parkeerbelasting opgelegd.
Met de uitspraak op bezwaar van 15 december 2021 heeft verweerder het bezwaar van eiser gegrond verklaard. Verweerder heeft daarbij de naheffingsaanslag vernietigd.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 11 mei 2022.
Partijen hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigden.

Overwegingen

1. Op 15 september 2021 om 10:19 uur heeft een parkeercontroleur van de gemeente Amsterdam geconstateerd dat de auto van eiser met [kenteken] ter hoogte van [adres] stond, terwijl geen parkeergeld was betaald. De heffingsambtenaar heeft daarom aan eiser een naheffingsaanslag opgelegd.
2. Met de uitspraak op bezwaar heeft verweerder het bezwaar van eiser gegrond verklaard en de naheffingsaanslag vernietigd. Volgens verweerder heeft eiser zijn auto aangemeld voor een verkeerd tarief, maar heeft hij op het moment dat de naheffingsaanslag is betaald wel voldoende parkeergeld betaald. De naheffingsaanslag is om die reden vernietigd.
3. Eiser voert in beroep aan dat hij in strijd met een wettelijk voorschrift stond geparkeerd, omdat hij op een laden en lossen plek stond. Een naheffingsaanslag kon om die reden niet worden opgelegd.
4. Zoals op zitting is besproken ziet de rechtbank zich ambtshalve voor de vraag gesteld of eiser nog voldoende procesbelang heeft bij een beoordeling van de bestreden uitspraak.
5. Eiser zal belang hebben bij de beoordeling van zijn beroep indien het resultaat dat hiermee wordt nagestreefd ook daadwerkelijk bereikt kan worden en het realiseren van dat resultaat voor eiser feitelijke betekenis kan hebben. Uitgangspunt is dat het resultaat dat wordt nagestreefd in een tussen verweerder en de betrokkene bestaande rechtsverhouding moet zijn gelegen.
6. De rechtbank stelt vast dat verweerder met de bestreden uitspraak de naheffingsaanslag heeft vernietigd. Verweerder is daarmee volledig tegemoetgekomen aan de bezwaren van eiser. Ook indien de rechtbank eiser volledig zal volgen in zijn beroepsgrond – dat hij stond geparkeerd op een laden en lossen plek - zal hem dit niet in een betere positie brengen, want de naheffingsaanslag was al vernietigd. Er is daarom geen sprake van een resterend in aanmerking te nemen procesbelang.
7. Op zitting heeft de gemachtigde van eiser voor het eerst aangevoerd dat hij zijn beroepschrift ongelukkig heeft geformuleerd. Eiser stelt zich namelijk op het standpunt dat ten onrechte geen proceskostenvergoeding is toegekend in bezwaar. Volgens eiser stelt verweerder ten onrechte dat de naheffingsaanslag niet wordt vernietigd door een aan het bestuursorgaan te wijten fout. Verweerder heeft op zitting aangegeven zich te verzetten tegen het zo laat indienen van een geheel nieuw standpunt. De rechtbank laat deze nieuwe, pas op zitting aangevoerde, beroepsgrond buiten beschouwing wegens strijd met de goede procesorde. De rechtbank en verweerder hebben zich hier niet op kunnen voorbereiden. Bovendien valt niet in te zien waarom deze beroepsgrond niet eerder in deze beroepsprocedure had kunnen worden aangevoerd.
8. Gelet op wat hiervoor is overwogen verklaart de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk omdat geen sprake is van een resterend in aanmerking te nemen procesbelang. De rechtbank gaat dan ook niet in op de door eiser aangevoerde inhoudelijke beroepsgronden.
Conclusie
9. Het beroep is niet-ontvankelijk.
10. Voor een proceskostenveroordeling of een vergoeding van het griffierecht bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. F.P. Lauwaars rechter, in aanwezigheid van mr. N.J.A. van Eck, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 9 juni 2022.
griffier
rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Amsterdam.
Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.