ECLI:NL:RBAMS:2022:3159

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
23 mei 2022
Publicatiedatum
9 juni 2022
Zaaknummer
AWB - 21 _ 5436
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Terecht opgelegde naheffingsaanslag parkeerbelasting door heffingsambtenaar

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 23 mei 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen [eiser] en de heffingsambtenaar van de gemeente Amsterdam over een naheffingsaanslag parkeerbelasting. De heffingsambtenaar had op 7 oktober 2021 een naheffingsaanslag opgelegd aan [eiser], omdat hij op 3 oktober 2021 zijn auto had geparkeerd op een plek waar parkeerbelasting verschuldigd was, zonder deze te betalen. Het bezwaar van [eiser] tegen deze aanslag werd op 8 november 2021 ongegrond verklaard, waarna hij beroep instelde bij de rechtbank.

Tijdens de zitting op 11 april 2022 heeft de rechtbank de zaak behandeld. [eiser] voerde aan dat de naheffingsaanslag onterecht was opgelegd, omdat er volgens hem geen menselijke controle had plaatsgevonden bij het opleggen van de aanslag, in strijd met artikel 22 van de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG). De rechtbank heeft echter vastgesteld dat de heffingsambtenaar voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat er wel degelijk een menselijke controle heeft plaatsgevonden. Dit werd onderbouwd door de werkwijze van de gemeente Amsterdam, waarbij foto’s van de scanauto’s door een ervaren parkeercontroleur werden beoordeeld.

De rechtbank concludeert dat [eiser] niet heeft aangetoond dat hij parkeerbelasting heeft betaald en dat de heffingsambtenaar de naheffingsaanslag terecht heeft opgelegd. Het beroep van [eiser] is ongegrond verklaard, en er is geen aanleiding voor vergoeding van het griffierecht. Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Amsterdam.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 21/5436

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 23 mei 2022 in de zaak tussen

[eiser] , te Amsterdam, eiser,

en

De heffingsambtenaar van de gemeente Amsterdam, verweerder

(gemachtigde: [naam] ).
Partijen worden hierna [eiser] en de heffingsambtenaar genoemd.

Procesverloop

Met een besluit van 7 oktober 2021 heeft de heffingsambtenaar een naheffingsaanslag parkeerbelasting aan [eiser] opgelegd.
Met de uitspraak op bezwaar van 8 november 2021 (de bestreden uitspraak) heeft de heffingsambtenaar het bezwaar van [eiser] ongegrond verklaard.
[eiser] heeft daartegen beroep ingesteld. De heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is behandeld op de zitting van 11 april 2022. [eiser] is verschenen. De heffingsambtenaar is verschenen in de persoon van [naam] .

Overwegingen

1. Aan [eiser] is een naheffingsaanslag parkeerbelasting opgelegd, omdat hij op
3 oktober 2021 om 13:11 uur zijn auto met kenteken [kenteken] had geparkeerd ter hoogte van [adres] terwijl daar geen parkeerbelasting voor is betaald.
2. Met de bestreden uitspraak is het bezwaar van [eiser] ongegrond verklaard. [eiser] heeft namelijk niet aangetoond dat hij parkeerbelasting heeft betaald.
Standpunt [eiser]
3. [eiser] vindt dat de naheffingsaanslag parkeerbelasting onterecht is opgelegd. Volgens [eiser] is op grond van artikel 22 van de AVG [1] verplicht dat er een menselijke controle plaatsvindt bij het opleggen van een aanslag parkeerbelasting. [eiser] stelt dat de heffingsambtenaar niet voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat er een menselijk controle heeft plaatsgevonden.
Wettelijk kader
4. Op grond van artikel 22, eerste lid, van de AVG geldt dat betrokkene het recht heeft om niet te worden onderworpen aan een uitsluitend op geautomatiseerde verwerking, waaronder profilering, gebaseerd besluit waaraan voor hem rechtsgevolgen zijn verbonden of dat hem anderszins in aanmerkelijke mate treft.
5. Op grond van artikel 22, tweede lid, van de AVG geldt dat lid 1 niet geldt indien het besluit:
a. a) noodzakelijk is voor de totstandkoming of de uitvoering van een overeenkomst tussen de betrokkene en een verwerkingsverantwoordelijke;
b) is toegestaan bij een Unierechtelijke of lidstaatrechtelijke bepaling die op de verwerkingsverantwoordelijke van toepassing is en die ook voorziet in passende maatregelen ter bescherming van de rechten en vrijheden en gerechtvaardigde belangen van de betrokkene; of
c) berust op de uitdrukkelijke toestemming van de betrokkene.
6. In artikel 22, derde lid, van de AVG is bepaald dat de in lid 2, punten a) en c), bedoelde gevallen de verwerkingsverantwoordelijke passende maatregelen treft ter bescherming van de rechten en vrijheden en gerechtvaardigde belangen van de betrokkene, waaronder ten minste het recht op menselijke tussenkomst van de verwerkingsverantwoordelijke, het recht om zijn standpunt kenbaar te maken en het recht om het besluit aan te vechten.
Het oordeel van de rechtbank
7. De rechtbank moet beoordelen of de heffingsambtenaar de naheffingsaanslag parkeerbelasting terecht heeft opgelegd.
8. De rechtbank stelt voorop dat [eiser] niet heeft betwist dat hij heeft geparkeerd op een plek waar parkeerbelasting verschuldigd is zonder de parkeerbelasting te voldoen.
9. De rechtbank vindt dat de heffingsambtenaar met de door de gemeente Amsterdam gehanteerde werkwijze aannemelijk heeft gemaakt dat [eiser] heeft geparkeerd op een plek waar parkeerbelasting verschuldigd was zonder dat [eiser] deze parkeerbelasting heeft voldaan. Dit blijkt namelijk uit de foto’s die de heffingsambtenaar heeft overgelegd.
10. Ten aanzien van de werkwijze van de gemeente Amsterdam overweegt de rechtbank als volgt. De heffingsambtenaar heeft op de zitting toegelicht dat de foto’s die door de scanauto worden gemaakt worden doorgestuurd naar een ervaren parkeercontroleur die aan de hand van de foto’s controleert of er sprake is van parkeren. In tegenstelling tot het standpunt van [eiser] is er volgens de heffingsambtenaar dus wel sprake van een menselijke controle geweest. Uit het door de heffingsambtenaar overgelegde ‘Dossier Naheffingsaanslag’ volgt ook dat er een beeldcontrole heeft plaatsgevonden. Dat er sprake is van een menselijke controle en dat deze werkwijze voldoende waarborgen bevat voor de zorgvuldigheid van de bewijsvergaring blijkt ook uit recente rechtspraak van het Gerechtshof Amsterdam. [2]
Conclusie
12. Het beroep is ongegrond. [eiser] krijgt dus geen gelijk.
13. Voor een vergoeding van het door [eiser] betaalde griffierecht bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E. de Rooij, rechter, in aanwezigheid van mr. A. Vijn, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 23 mei 2022.
griffier de rechter is verhinderd de uitspraak te ondertekenen
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Amsterdam.
Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van het gerechtshof Amsterdam worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.

Voetnoten

1.Voluit: Algemene Verordening Gegevensbescherming.
2.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van het Gerechtshof Amsterdam van 8 maart 2022, ECLI:NL:2022:906.