In deze beschikking van de Rechtbank Amsterdam, gedateerd 19 mei 2022, is de hoofdverblijfplaats van de minderjarige [minderjarige] vastgesteld bij de vader. De zaak betreft een geschil over de gezamenlijke gezagsuitoefening tussen de ouders, die eerder gehuwd waren en op 9 september 2009 zijn gescheiden. De vader heeft verzocht om de hoofdverblijfplaats van [minderjarige] bij hem te bepalen, terwijl de moeder verzocht om het verzoek van de vader af te wijzen en dat [minderjarige] bij haar zou komen wonen. De rechtbank heeft de belangen van [minderjarige] afgewogen en geconcludeerd dat het in zijn belang is om bij de vader te blijven wonen, gezien zijn stabiliteit en de positieve ontwikkeling die hij daar doormaakt.
De rechtbank heeft ook een zorgregeling vastgesteld, waarbij de moeder in eerste instantie beperkt contact zal hebben met [minderjarige] om de situatie geleidelijk op te bouwen. De rechtbank heeft benadrukt dat het belangrijk is dat beide ouders op een zakelijke manier met elkaar communiceren en dat zij [minderjarige] emotionele toestemming geven om bij de andere ouder te zijn. De beslissing is genomen met het oog op de stabiliteit en het welzijn van [minderjarige], waarbij zijn wensen en behoeften centraal staan. De rechtbank heeft de proceskosten tussen partijen gecompenseerd en de beschikking uitvoerbaar bij voorraad verklaard.