ECLI:NL:RBAMS:2022:3152

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
9 juni 2022
Publicatiedatum
9 juni 2022
Zaaknummer
C/13/715653 / FA RK 22-1924
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bepaling hoofdverblijfplaats en zorgregeling voor minderjarige na echtscheiding

In deze beschikking van de Rechtbank Amsterdam, gedateerd 19 mei 2022, is de hoofdverblijfplaats van de minderjarige [minderjarige] vastgesteld bij de vader. De zaak betreft een geschil over de gezamenlijke gezagsuitoefening tussen de ouders, die eerder gehuwd waren en op 9 september 2009 zijn gescheiden. De vader heeft verzocht om de hoofdverblijfplaats van [minderjarige] bij hem te bepalen, terwijl de moeder verzocht om het verzoek van de vader af te wijzen en dat [minderjarige] bij haar zou komen wonen. De rechtbank heeft de belangen van [minderjarige] afgewogen en geconcludeerd dat het in zijn belang is om bij de vader te blijven wonen, gezien zijn stabiliteit en de positieve ontwikkeling die hij daar doormaakt.

De rechtbank heeft ook een zorgregeling vastgesteld, waarbij de moeder in eerste instantie beperkt contact zal hebben met [minderjarige] om de situatie geleidelijk op te bouwen. De rechtbank heeft benadrukt dat het belangrijk is dat beide ouders op een zakelijke manier met elkaar communiceren en dat zij [minderjarige] emotionele toestemming geven om bij de andere ouder te zijn. De beslissing is genomen met het oog op de stabiliteit en het welzijn van [minderjarige], waarbij zijn wensen en behoeften centraal staan. De rechtbank heeft de proceskosten tussen partijen gecompenseerd en de beschikking uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK AMSTERDAM
Afdeling privaatrecht
zaaknummer / rekestnummer: C/13/715653 / FA RK 22-1924 (KM/JS)
Beschikking van 19 mei 2022 betreffende geschil gezamenlijke gezagsuitoefening als bedoeld in artikel 1:253a van het Burgerlijk Wetboek
in de zaak van:
[de vader] ,
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen de vader,
advocaat mr. H. Zobuoglu te Amsterdam,
tegen
[de moeder] ,
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen de moeder,
advocaat mr. O. Batur te Amsterdam.

1.De procedure

1.1.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder :
-het verzoek van de vader, ingekomen op 25 maart 2022;
-het verweerschrift van de moeder, tevens houdende zelfstandig verzoek, ingekomen op 25 april 2022;
-het F9 formulier van de moeder van 3 mei 2022 met screenshot van berichtenwisseling;
-het verweerschrift tegen het zelfstandig verzoek van de vader van 12 mei 2022;
-het F9 formulier van de vader van 13 mei 2022 met productie E.
1.2.
[minderjarige] is, gelet op zijn leeftijd, in de gelegenheid gesteld om zijn mening kenbaar te maken. [minderjarige] is door de kinderrechter -apart- gehoord op 19 mei 2022.

2.De feiten

Partijen zijn gehuwd op 14 oktober 2003 te Amsterdam. Het huwelijk is op 9 september 2009 ontbonden door inschrijving van de echtscheidingsbeschikking van deze rechtbank van 10 juni 2009 in de registers van de burgerlijke stand.
Uit het huwelijk is geboren:
[minderjarige],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 2009.
Partijen oefenen gezamenlijk het gezag uit over [minderjarige] .
[minderjarige] verblijft bij de vader.

3.Het verzoek, het verweer en het zelfstandig verzoek

Het verzoek
De vader verzoekt een regeling vast te stellen waarbij wordt bepaald dat [minderjarige] zijn hoofdverblijfplaats bij de vader heeft.
Het verweer tevens zelfstandig verzoek
De moeder verzoekt het verzoek van de vader af te wijzen. Bij zelfstandig verzoek wordt verzocht dat [minderjarige] zo snel mogelijk zal terugkeren naar de woning van de moeder en dat een omgangsregeling wordt bepaald waarbij [minderjarige] iedere vrijdag na school tot zondagavond bij de vader zal verblijven. De moeder verzoekt de vader te veroordelen in de proceskosten.
Het verweer tegen het zelfstandig verzoek
De vader verzoekt de moeder niet ontvankelijk te verklaren althans het tegenverzoek af te wijzen, nu toewijzing ervan niet in het belang van [minderjarige] is.

4.De standpunten

De vader heeft bij de mondelinge behandeling onder meer verklaard dat het goed gaat met [minderjarige] , thuis en op school. Hij gaat misschien naar een hoger niveau op school. De vader was tot 2017 samen met de moeder en ondernam veel met [minderjarige] . De vader vindt het in belang van [minderjarige] dat hij bij de vader blijft wonen, het is niet goed voor [minderjarige] als hij ineens bij de moeder moet gaan wonen. [minderjarige] is gewend bij de vader en is daar ook veilig. De vader weerspreekt dat [minderjarige] van hem geen contact zou mogen hebben met de moeder, hij heeft [minderjarige] gezegd dat hij de moeder altijd mag opzoeken. Er is een incident geweest waarbij de dochter, [naam dochter] bij de vader verhaal kwam halen. De vader ontkent dat hij [naam dochter] zou hebben geslagen of geschopt; [naam dochter] krijgt van jongs af aan spontaan blauwe plekken. De vader heeft er geen enkel probleem mee dat [minderjarige] , als hij gekalmeerd is, contact met de moeder heeft, maar er moeten duidelijke afspraken worden gemaakt.
De advocaat van de vader heeft namens de vader onder meer verklaard dat hulp nodig is om ouders met elkaar in gesprek te laten gaan, bijvoorbeeld van een mediator of door bemiddeling van beide advocaten. Herstel van de omgang vergt de emotionele toestemming van de vader en dit is lastig voor hem, ook omdat [minderjarige] er eigenlijk niet voor open staat om contact met de moeder te hebben. Het zou wijs zijn als hulpverlening in de vorm van mediation zou plaatsvinden zodat partijen samen minimale afspraken kunnen maken. Een duurzame oplossing is in het belang van [minderjarige] .
De moeder heeft onder meer verklaard dat zij [minderjarige] afgelopen september voor het laatst kort heeft gezien. Daarna is er nog telefonisch contact geweest, wat plotseling is stopgezet. De vader is de uitspraak van de rechtbank van 16 oktober 2019 niet nagekomen. De moeder mocht [minderjarige] op zijn verjaardag niet zien en namens [minderjarige] worden aan de moeder berichten verstuurd. Als zij [minderjarige] belt wordt ze weggedrukt. De moeder wil een gesprek met [minderjarige] om te kijken hoe het echt met hem gaat. Zij maakt zich zorgen over [minderjarige] , gelet op het incident met [naam dochter] en het justitiële verleden van de vader. Ook maakt zij zich zorgen over de omgang tussen [minderjarige] en de vriendin van de vader. Zij wil dat wordt onderzocht of de situatie bij de vader veilig is. Het liefst wil de moeder dat [minderjarige] per direct bij haar komt wonen. Dan kan ook het contact tussen [minderjarige] en haar familie worden hersteld en kan hij liefde krijgen. De omgangsafspraken neergelegd in de beschikking van 2019 kunnen dan gaan gelden. Zij wil dat [minderjarige] woont waar hij gelukkig is. Als [minderjarige] hoofdverblijf bij de vader zou krijgen, dan wil de moeder dat de Raad voor de Kinderbescherming toezicht houdt. De angst van de moeder komt voort uit het verleden tussen de vader en haar en wat er is gebeurd met [naam dochter] . De moeder weet niet of [minderjarige] bij haar wil wonen en zij weet niet of hij gemanipuleerd wordt als hij zegt dat hij bij de vader wil blijven wonen.
De advocaat van de moeder heeft namens de moeder onder meer verklaard dat partijen lijnrecht tegenover elkaar staan. Het is duidelijk dat [minderjarige] in een loyaliteitsconflict zit. Hij zit in een strijd tussen de ouders en denkt tussen hen te moeten kiezen. De moeder kan [minderjarige] niet bereiken en maakt zich zorgen. De moeder stemt in met een zorgregeling met een opbouw in het contact tussen haar en [minderjarige] . Er moeten duidelijke omgangsafspraken tussen partijen worden gemaakt zodat tot een duurzame omgang kan worden gekomen en [minderjarige] het gevoel heeft dat beide partijen achter de omgang staan. Mediation is geprobeerd maar is mislukt. Het risico bestaat dat gesprekken met hulpverlening de situatie verder zal doen escaleren. De advocaat verzoekt de rechtbank een beslissing te nemen.

5.De beoordeling

Op grond van artikel 1:253a, lid 1, van het Burgerlijk Wetboek (BW) kunnen, in geval van gezamenlijke uitoefening van het gezag, geschillen hieromtrent op verzoek van de ouders of een van hen worden voorgelegd aan de rechtbank. Op grond van het tweede lid van dit artikel kan de rechtbank eveneens op verzoek van de ouders of een van hen een regeling vaststellen inzake de uitoefening van het ouderlijk gezag. Deze regeling kan onder meer omvatten een toedeling aan ieder der ouders van de zorg- en opvoedingstaken (hierna: de zorgregeling), alsmede bij wie het kind zijn hoofdverblijfplaats heeft.
De rechtbank neemt een zodanige beslissing als haar in het belang van het kind wenselijk voorkomt.
Ten aanzien van de hoofdverblijfplaats
Het verzoek van de vader is gebaseerd op artikel 1:253a, tweede lid, onder b, van het BW. De rechtbank dient de vraag te beantwoorden of, bij afweging van de belangen van alle betrokkenen, het belang van [minderjarige] meebrengt dat hij zijn hoofdverblijfplaats bij de vader zal hebben in plaats van bij de moeder.
De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
[minderjarige] woont sinds september 2021 bij de vader. In het kindgesprek heeft [minderjarige] aangegeven dat hij het fijn vindt bij de vader, dat hij daar gewend is en dat hij daar zijn school, sport en vriendjes heeft. Hij heeft duidelijk verteld dan en waarom hij bij de vader wil blijven wonen. De wens van de moeder, dat [minderjarige] -per direct- bij haar komt wonen, zal de rechtbank afwijzen, nu dit niet in het belang is van [minderjarige] . [minderjarige] is gebaat bij stabiliteit in zijn woonsituatie, en deze stabiliteit ervaart hij bij de vader. De huidige (woon-)situatie dient dan ook geformaliseerd te worden. De moeder heeft haar zorg geuit over de veiligheid van [minderjarige] bij de vader, maar de rechtbank heeft geen signalen gezien die erop duiden dat [minderjarige] niet veilig zou zijn bij de vader. Dit komt ook niet naar voren uit het kindgesprek. Het verzoek van de vader zal dan ook worden toegewezen.
Ten aanzien van de zorgregeling
De rechtbank overweegt dat het uitgangspunt is dat het van belang is voor een evenwichtige ontwikkeling van een minderjarige dat hij/zij een relatie onderhoudt met beide ouders en dat hij/zij regelmatig contact heeft met de vader/moeder als de niet verzorgende ouder.
De rechtbank vindt het in het belang van [minderjarige] dat een stabiele, bestendige zorgregeling komt, zodat rust ontstaat. Het zou wenselijk zijn als partijen samen hulp zouden krijgen om aan (onder meer) het verbeteren van hun communicatie te werken. Dit zal de rechtbank niet opleggen, met name gelet op de wachtlijsten waarmee hulpverleners kampen. Het is immers in het belang van [minderjarige] dat het contact met zijn moeder zo snel mogelijk wordt hervat zodat de verwijdering die lijkt te ontstaan tussen [minderjarige] en de moeder, een halt toe wordt geroepen. Zowel de vader als de moeder moet zich ervan bewust zijn dat het in het belang van [minderjarige] is dat zij op zakelijk niveau, eventueel via email, met elkaar contact hebben, alleen over zaken die [minderjarige] aangaan. De contacten moeten zich strikt hiertoe beperken. Ook moeten zij [minderjarige] emotionele toestemming geven om bij de andere ouder te (mogen) zijn. Alleen dan kan [minderjarige] onbelast contact hebben met beide ouders. Dit houdt ook in dat ouders niet negatief praten over de andere ouder in het bijzijn van [minderjarige] .
Omdat al enige tijd verlopen is sinds de moeder en [minderjarige] contact met elkaar hebben gehad, moet dit zorgvuldig en rustig worden opgebouwd. De rechtbank acht na te melden zorgregeling in het belang van [minderjarige] , maar merkt daarbij op dat [minderjarige] zelf ook een belangrijke stem heeft en dat rekening moet worden gehouden met zijn wensen. Een verdere invulling van de zorgregeling, bijvoorbeeld met betrekking tot feestdagen en vakanties, kunnen partijen onderling afstemmen, waarbij de advocaten van partijen kunnen bemiddelen om een regeling voor de komende jaren af te spreken. Ook hierbij moet het belang en de wensen van [minderjarige] als uitgangspunt gelden.
De rechtbank is van oordeel dat na te melden beslissing in het belang van [minderjarige] wenselijk voorkomt.
Gelet op de aard van de procedure zal de rechtbank de proceskosten tussen partijen compenseren.
Uitleg voor [minderjarige]
, jij hebt mij verteld dat het goed met je gaat. Op school gaat het goed, je hebt leuke vrienden en je vindt het fijn om bij je vader te wonen en met je broertjes te spelen. Ik heb geen reden om daaraan te twijfelen. Daarom heb ik beslist dat je vanaf nu ook “officieel” bij je vader zal wonen; je hoofdverblijfplaats zal dus bij je vader zijn. In de praktijk zal dat voor jou niet veel veranderen. We hebben ook gepraat over je moeder en het contact met je moeder. Ook daarin ben je duidelijk geweest: op dit moment wil je geen contact met je moeder omdat er veel tussen jullie is gebeurd. Je moeder wil wel graag een actieve rol in je leven spelen. Ik heb je uitgelegd dat, ook al zie je dat op dit moment anders, het belangrijk voor je is om contact met je moeder te hebben. Daarom heb ik beslist dat je je moeder weer gaat zien. Omdat je je moeder al een tijd niet hebt gezien en iedereen aan de situatie moet wennen, zal dat de eerste vier weken twee uurtjes per week zijn. Je vader heeft mij verteld dat hij – omdat ook hij het beste voor je wil – jou positief zal stimuleren om contact met je moeder te hebben. Dat is heel belangrijk. Je moeder heeft gezegd dat ook zij haar best zal doen om het contact positief te houden. Als dit allemaal goed gaat, zal de omgang met je moeder verder worden uitgebreid. Ik verwacht van je ouders dat zij hun best zullen doen om de situatie voor jou rustig en stabiel te houden en dat ze beiden rekening houden met jouw wensen. Ik hoop dat jij op jouw beurt je moeder een kans geeft om te laten zien dat ze in jouw leven wil zijn. Dat zal niet makkelijk voor je zijn, maar het is wel heel belangrijk om toch te proberen.
De beslissing
De rechtbank:
- bepaalt dat voornoemde minderjarige hoofdverblijfplaats zal hebben bij de vader;
- wijzigt de beschikking van deze rechtbank van 16 oktober 2019 in zoverre:
 bepaalt de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken tussen de ouders aldus dat
-met ingang van 28 mei 2022 de moeder [minderjarige] bij zich heeft van 18.00 uur tot 20.00 uur;
-met ingang van 25 juni 2022 de moeder [minderjarige] bij zich heeft van 16.00 uur tot 20.00 uur;
-met ingang van 23 juli 2022 de moeder [minderjarige] op zaterdag van 10.00 uur tot 20.00 uur bij zich heeft; hierna kan de zorgregeling verder worden uitgebouwd, bijvoorbeeld met een overnachting bij de moeder, mits [minderjarige] dit wil;
  • vakanties en feestdagen worden door partijen onderling verdeeld, waarbij de advocaten van partijen kunnen bemiddelen om een regeling voor de komende jaren vast te leggen;
  • als [minderjarige] moet sporten of een andere afspraak heeft, zorgt de ouder waar hij dan verblijft, dat hij naar sport of de afspraak wordt gebracht en opgehaald;
  • [minderjarige] reist/fietst/loopt zelfstandig tussen partijen heen en weer.
-verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
-bepaalt dat elk der partijen de eigen proceskosten draagt;
-wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door de rechter mr. A.K. Mireku, tevens kinderrechter, en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van J.O. van Saase-Zaagman, griffier, op 19 mei 2022.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 1 juni 2022