ECLI:NL:RBAMS:2022:3149

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
12 juni 2022
Publicatiedatum
9 juni 2022
Zaaknummer
AWB - 21 _ 3639
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toetsing van de rechtmatigheid van een omgevingsvergunning voor een aanbouw met dakterras in Amstelveen

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 12 mei 2022 uitspraak gedaan in een geschil over de verlening van een omgevingsvergunning door het college van burgemeester en wethouders van Amstelveen. De vergunninghouder had een omgevingsvergunning aangevraagd voor het realiseren van een aanbouw met daarop een dakterras op het adres [adres 1] in Amstelveen. Het college verleende deze vergunning op 14 december 2020, maar eisers, die naast de vergunninghouder wonen, maakten bezwaar tegen deze beslissing. Het college verklaarde het bezwaar ongegrond met een besluit van 27 mei 2021, waarna eisers beroep instelden bij de rechtbank.

De rechtbank heeft de zaak behandeld op 31 maart 2022, waarbij zowel eisers als de vergunninghouder met hun gemachtigden aanwezig waren. De rechtbank oordeelde dat het college in redelijkheid de omgevingsvergunning kon verlenen, ondanks dat de aanbouw en het dakterras in strijd waren met het bestemmingsplan. De rechtbank overwoog dat de overschrijdingen van de diepte en hoogte van de aanbouw en het dakterras geringe effecten met zich meebrachten voor de privacy en het zonlicht van eisers. De rechtbank concludeerde dat de belangen van de vergunninghouder zwaarder wogen in deze belangenafweging.

Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep van eisers ongegrond, wat betekent dat zij geen gelijk kregen in hun bezwaar tegen de omgevingsvergunning. De rechtbank wees ook een proceskostenveroordeling af, omdat er geen aanleiding voor was. Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 21/3639

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 12 mei 2022 in de zaak tussen

[eisers] ,te Amstelveen, eisers
(gemachtigde: mr. M.B. de Jong),
en

het college van burgemeester en wethouders van Amstelveen, verweerder

(gemachtigde: N. Lindeman).
Als derde-partij heeft aan het geding deelgenomen:
[de persoon], te Amsterdam, vergunninghouder
(gemachtigde: mr. C. Hofmans).
Partijen worden hierna eisers, het college en vergunninghouder genoemd.

Procesverloop

Met een besluit van 14 december 2020 (het primaire besluit) heeft het college aan vergunninghouder een omgevingsvergunning verleend voor het realiseren van een aanbouw met daarop een dakterras op het adres [adres 1] in Amstelveen.
Met een besluit van 27 mei 2021 (het bestreden besluit) heeft het college het bezwaar van eisers ongegrond verklaard.
Eisers hebben tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is behandeld op de zitting van 31 maart 2022. Eisers zijn verschenen, bijgestaan door hun gemachtigde. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Vergunninghouder is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Vergunninghouder woont op [adres 1] te Amstelveen. Op 7 september 2020 heef hij een omgevingsvergunning aangevraagd voor het realiseren van een aanbouw met daarop een dakterras. Het gaat om een aanbouw met daarop een dakterras van 3,5 meter breed en 5,85 meter lang. Op het dakterras zullen aan de korte zijden schermen worden geplaatst van 1,8 meter hoog. Aan de lange zijde van het dakterras zal een hek van 1 meter hoog worden geplaatst. Eisers wonen naast vergunninghouder op [adres 2] .
2. Vergunninghouder heeft een omgevingsvergunning aangevraagd voor de activiteiten bouwen van een bouwwerk als in artikel 2.1, eerste lid, onder a van de Wabo [1] en de activiteit gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met een planologische regeling zoals is geregeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c van de Wabo. Het college heeft de aanvraag eerst beoordeeld aan de hand van het toetsingskader in artikel 2.10 van de Wabo. Vervolgens heeft het college de aanvraag beoordeeld aan de hand van het toetsingskader in artikel 2.12 van de Wabo. Ter plaatse geldt het bestemmingsplan ‘Amstelveen Noord-West 2020’ (het bestemmingsplan). Het project is in strijd met artikel 27.2.2, onder a en artikel 27.2.7, onder c van het bestemmingsplan. Indien er sprake is van een goede ruimtelijke ordening kan op grond van artikel 4, aanhef en onder 1 en 4 van Bijlage II bij het Bor [2] van het bestemmingsplan worden afgeweken. Het college heeft toegelicht dat er sprake is van een goede ruimtelijke ordening. Vergunninghouder zal namelijk schermen aan de korte zijden van het dakterras plaatsen waardoor het dakterras geen privaatrechtelijke belemmering op zal leveren. Tegen deze schermen zijn verder geen planologische bezwaren. Met het primaire besluit is daarom een omgevingsvergunning verleend.
3. Met het bestreden besluit is het bezwaar van eisers, onder verwijzing naar het advies van de bezwaarschriftencommissie van 6 april 2021, ongegrond verklaard. Volgens het college is er geen sprake van een privaatrechtelijke belemmering, omdat vergunninghouder schermen zal plaatsen van 1,8 meter hoog van matglas voor het behoud van privacy. Over de lange zijde zal er een lager hek worden geplaatst waardoor vergunninghouder wel in de tuin van eisers kan kijken, maar dit was ook al het geval toen er nog alleen een raam aanwezig was. Dit leidt volgens het college daarom niet tot een onevenredige afname van privacy van eisers. Het verlies van uitzicht is volgens het college een normaal maatschappelijk risico dat bij een stedelijke omgeving hoort. Verder licht het college toe dat de afname van licht in de tuin van eisers door het dakterras minimaal zal zijn gezien de ligging van de tuin. Aangezien de aanbouw zonder dakterras vergunningsvrij zou kunnen worden gebouwd, is de mate van verstening gelijk aan de huidige situatie. Ten aanzien van een eventuele waardevermindering van de woning van eisers kunnen zij verzoeken om vergoeding van planschade; het college zal naar aanleiding van een dergelijk verzoek daarover oordelen. Volgens het college is er geen sprake van een ongewenste precedentwerking, aangezien het bestemmingsplan dakterrassen in principe toestaat. Tot slot concludeert het college dat terecht de reguliere voorbereidingsprocedure is gevolgd.
Standpunt eisers
4. Volgens eisers is het project in strijd met een goede ruimtelijke ordening. Eisers lichten toe dat de aanbouw met dakterras niet in de omgeving past. In de buurt is ook nergens een soortgelijke situatie te vinden. Eisers lichten verder toe dat het plaatsen van de aanbouw met dakterras een ingrijpende uitwerking zal hebben op de gebruiksmogelijkheden van het perceel van eisers, namelijk vanwege de inbreuk op hun privacy en de afname van de hoeveelheid zonlicht in hun tuin.
Juridisch kader
5. Op grond van artikel 27.2.2, onder a van het bestemmingsplan gelden voor bijbehorende bouwwerken buiten het bouwvlak, verbonden met het hoofdgebouw, de volgende regels: de diepte van bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan
2 meter van de buiten het bouwvlak gelegen gronden behorende bij de bestemming Wonen (gemeten vanaf de grens van het bouwvlak).
6. Op grond van artikel 27.2.7, onder c van het bestemmingsplan geldt voor een dakterras bij een hoofdgebouw de volgende regel: de hoogte van het hekwerk is maximaal 1,2 meter, gemeten vanaf de bovenkant van de afgewerkte vloer.
Het oordeel van de rechtbank
7. De rechtbank stelt voorop dat het college bij zijn besluitvorming over een aanvraag als hier aan de orde beleidsruimte heeft. Dat wil zeggen dat de rechtbank dient te beoordelen of het college in redelijkheid tot zijn besluit heeft kunnen komen om de gevraagde omgevingsvergunning te verlenen.
8. Op grond van het bestemmingsplan is een aanbouw toegestaan waarvan de diepte niet meer bedraagt dan 2 meter buiten het bouwvlak. De aanbouw is in dit geval 3,5 meter diep. Voor 30 centimeter ligt de aanbouw nog binnen het bouwvlak. Dit betekent dat het gaat om een overschrijding van 1,2 meter op de buiten het bouwvlak gelegen gronden. Met betrekking tot de schermen op het dakterras is volgens het bestemmingsplan een hekwerk van maximaal 1,2 meter toegestaan. In dit geval gaat het om schermen aan de korte zijde van het dakterras van 1,8 meter hoog. Dit betekent dat er sprake is van een overschrijding in de hoogte van de schermen van 60 centimeter. In principe zijn de effecten van een aanbouw met dakterras al meegenomen bij het vaststellen van het bestemmingsplan voor zover deze wel voldoet aan de artikelen 27.2.2, onder a en 27.2.7, onder c van het bestemmingsplan. Het gaat hier echter om een diepere aanbouw met dakterras en hogere schermen dan volgens het bestemmingsplan is toegestaan. De rechtbank moet dus beoordelen of het college in redelijkheid een omgevingsvergunning heeft kunnen verlenen in afwijking van het bestemmingsplan.
9. Naar het oordeel van de rechtbank heeft het college in redelijkheid de omgevingsvergunning in afwijking van het bestemmingsplan kunnen verlenen. Het bestemmingsplan staat op zichzelf een (geringere) aanbouw met dakterras toe op het perceel van vergunninghouder. Daarmee zal er al sprake zijn van enig effect op de privacy en de hoeveelheid zonlicht in de tuin van eisers. Aangezien de overschrijdingen van 1,2 meter in diepte (aanbouw) en 60 centimeter in hoogte (hekwerk) dusdanig geringe effecten met zich meebrengen voor de privacy van eisers en het zonlicht in de tuin vindt de rechtbank dat het college in het maken van een belangenafweging meer gewicht heeft mogen toekennen aan de belangen van vergunninghouder. Door de schermen uit te voeren in matglas ontstaat er geen onevenredige inbreuk op de privacy van eisers.
10. Het standpunt van eisers dat een soortgelijke aanbouw met dakterras niet in de buurt voorkomt maakt het oordeel van de rechtbank niet anders. Of een soortgelijke aanbouw met dakterras in de buurt voorkomt is namelijk niet leidend voor de beantwoording op de vraag of het college in redelijkheid de omgevingsvergunning heeft kunnen verlenen.
Conclusie
11. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eisers geen gelijk krijgen.
12. Voor een proceskostenveroordeling of een vergoeding van het door eisers betaalde griffierecht bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.M. van der Linden-Kaajan, rechter, in aanwezigheid van mr. A. Vijn, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 12 mei 2022.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.

Voetnoten

1.Voluit: Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.
2.Voluit: Besluit omgevingsrecht.