In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 12 mei 2022 uitspraak gedaan in een geschil over de verlening van een omgevingsvergunning door het college van burgemeester en wethouders van Amstelveen. De vergunninghouder had een omgevingsvergunning aangevraagd voor het realiseren van een aanbouw met daarop een dakterras op het adres [adres 1] in Amstelveen. Het college verleende deze vergunning op 14 december 2020, maar eisers, die naast de vergunninghouder wonen, maakten bezwaar tegen deze beslissing. Het college verklaarde het bezwaar ongegrond met een besluit van 27 mei 2021, waarna eisers beroep instelden bij de rechtbank.
De rechtbank heeft de zaak behandeld op 31 maart 2022, waarbij zowel eisers als de vergunninghouder met hun gemachtigden aanwezig waren. De rechtbank oordeelde dat het college in redelijkheid de omgevingsvergunning kon verlenen, ondanks dat de aanbouw en het dakterras in strijd waren met het bestemmingsplan. De rechtbank overwoog dat de overschrijdingen van de diepte en hoogte van de aanbouw en het dakterras geringe effecten met zich meebrachten voor de privacy en het zonlicht van eisers. De rechtbank concludeerde dat de belangen van de vergunninghouder zwaarder wogen in deze belangenafweging.
Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep van eisers ongegrond, wat betekent dat zij geen gelijk kregen in hun bezwaar tegen de omgevingsvergunning. De rechtbank wees ook een proceskostenveroordeling af, omdat er geen aanleiding voor was. Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.