ECLI:NL:RBAMS:2022:3144

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
25 mei 2022
Publicatiedatum
8 juni 2022
Zaaknummer
13/081813-20
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voortzetting van de ISD-maatregel en beoordeling van recidiverisico

De Rechtbank Amsterdam heeft op 25 mei 2022 uitspraak gedaan in een zaak betreffende de voortzetting van de ISD-maatregel voor een veroordeelde, die eerder op 9 juli 2020 was opgelegd voor de duur van twee jaren. De zaak betreft een tussentijdse toetsing van deze maatregel, aangevraagd door de raadsman van de veroordeelde, mr. M. de Reus. De rechtbank heeft kennisgenomen van verschillende stukken, waaronder een rapport van de deskundige en een uittreksel Justitiële Documentatie. Tijdens de openbare zitting zijn de officier van justitie, de veroordeelde, zijn raadsman en een deskundige gehoord.

Uit het rapport blijkt dat het ISD-traject van de veroordeelde aanvankelijk goed verliep, maar dat hij zich na negen maanden aan het toezicht heeft onttrokken. De veroordeelde heeft aangegeven geen hulpverlening te willen na de ISD-maatregel, wat de deskundige bevestigde. De rechtbank oordeelde dat de voortzetting van de ISD-maatregel noodzakelijk is, gezien het hoge recidiverisico en de onwilligheid van de veroordeelde om mee te werken aan aangeboden trajecten. De rechtbank concludeerde dat beëindiging van de maatregel zou leiden tot beloning van slecht gedrag en dat de beveiliging van de maatschappij voorop staat.

De rechtbank heeft daarom besloten de tenuitvoerlegging van de ISD-maatregel voort te zetten, met inachtneming van artikel 6:6:14 van het Wetboek van Strafvordering. De beslissing is genomen door de voorzitter en twee andere rechters, en is openbaar uitgesproken op 25 mei 2022.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Parketnummer: 13-081813-20 (tussentijdse toetsing ISD)
BESLISSING
De rechtbank Amsterdam heeft op 9 juli 2020 de maatregel tot plaatsing in een instelling voor stelselmatige daders (hierna: ISD-maatregel) voor de duur van twee jaren opgelegd aan:

[veroordeelde] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1986,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres [BRP-adres] ,
thans verblijvende in het Justitieel Complex [naam PI] ,
hierna: veroordeelde.

Procesgang

De rechtbank heeft kennis genomen van de stukken in de zaak met bovenvermeld parketnummer, waaronder:
- het vonnis van deze rechtbank van 9 juli 2020 met bovengenoemd parketnummer waarin aan veroordeelde de ISD-maatregel voor de duur van 2 (twee) jaren is opgelegd;
- het verzoek ex artikel 6:6:14 lid 2 van het Wetboek van Strafvordering om een tussentijdse toetsing van de ISD-maatregel van 24 maart 2022, ingediend door mr. M. de Reus, raadsman van veroordeelde;
- een uittreksel Justitiële Documentatie betreffende veroordeelde van 12 april 2022;
- het rapport ‘Verslag tussentijdse toetsing ISD Intramuraal/extramuraal’ betreffende veroordeelde van 25 mei 2022, opgemaakt door [naam 1] , plaatsvervangend vestigingsdirecteur van Justitieel Complex te [naam PI] .
De rechtbank heeft op 25 mei 2022 de officier van justitie mr. C.R. Zetsma, veroordeelde, zijn raadsman mr. M. de Reus, advocaat te Rotterdam , alsmede de deskundige dhr. [naam 2] , verbonden aan Justitieel Complex [naam PI] , op de openbare terechtzitting gehoord.

Beoordeling

Verloop van het ISD-traject
Uit voornoemd rapport ‘Verslag tussentijdse toetsing ISD Intramuraal/extramuraal’ over veroordeelde blijkt onder meer het volgende. Het ISD-traject van veroordeelde verliep in het begin voortvarend. Na ongeveer negen maanden onttrok veroordeelde zich echter aan het toezicht. Veroordeelde is teruggeplaatst op de ISD-afdeling van IC [naam PI] waarna veroordeelde bij [naam zorginstelling 1] in [locatie 1] is geplaatst. Na vier weken kwam hij niet terug van zijn weekendverlof. Het tweede deel van de ISD kenmerkte zich door veel teleurstellingen. Veroordeelde kreeg meerdere afwijzingen van BW-locaties (begeleid wonen). Op 8 april 2022 heeft veroordeelde een intakegesprek bij [naam zorginstelling 2] in [locatie 2] gehad. Bij dat gesprek heeft veroordeelde aangegeven dat hij geen enkele hulpverlening wil na zijn ISD-maatregel. Desondanks is veroordeelde op de wachtlijst bij [naam zorginstelling 2] geplaatst. Een plaatsing binnen de resterende ISD-maatregel is aannemelijk, nu de wachtlijst ten tijde van het intakegesprek nul tot drie maanden bedroeg. Indien de plaatsing bij [naam zorginstelling 2] niet tot stand komt, dan is het enige doel van de resterende ISD-maatregel de bescherming van de maatschappij.
Advies van de deskundige
Op de openbare terechtzitting van 25 mei 2022 heeft de deskundige, dhr. [naam 2] , deze conclusie bevestigd en in aanvulling daarop het volgende verklaard. Veroordeelde heeft geen probleembesef en ziekte-inzicht. De behandeling is wel gestart, maar niet afgerond. Voortzetting van de ISD maatregel voor de resterende zestig dagen is van belang, omdat het recidiverisico heel hoog is. Bovendien gaat het niet alleen om kale detentie. In de resterende dagen kan ook de plaatsing van [naam zorginstelling 2] afgewacht worden.
Verklaring van veroordeelde ter terechtzitting
Veroordeelde heeft ter terechtzitting verklaard dat het traject vanaf de eerste dag stroef is verlopen. Hij is tijdens zijn weekendverlof weggelopen, omdat hij in een omgeving zat met alleen maar mensen die een tbs-maatregel opgelegd hebben gekregen. Hij heeft er geen vertrouwen in dat er nog een goedlopend traject tot stand komt. Veroordeelde is teleurgesteld in de manier waarop er met hem wordt omgegaan. Hij wil zelfstandig zijn eigen leven kunnen leiden. Hij wil niet in de woonlocatie [naam zorginstelling 2] geplaatst worden. Bovendien verandert een hoog recidiverisico niet in zestig dagen. Indien hij in vrijheid wordt gesteld, kan veroordeelde tijdelijk bij zijn vriendin wonen, tot hij een eigen woning heeft.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot voortzetting van de ISD-maatregel en heeft hiertoe aangevoerd dat er geen enkele reden is om de ISD-maatregel vroegtijdig te beëindigen. De maatschappij moet tegen veroordeelde worden beschermd. Bovendien is de problematiek van veroordeelde onveranderd en is het recidiverisico onverminderd hoog.
Standpunt van de verdediging
De raadsman van veroordeelde heeft zich op het standpunt gesteld dat voortzetting van de ISD-maatregel niet zinvol is, door een omstandigheid die buiten de macht van veroordeelde ligt. Hij heeft hiertoe aangevoerd dat in de PI [naam PI] , waar veroordeelde op dit moment verblijft, geen juiste invulling wordt gegeven aan de ISD-maatregel. Het is niet reëel te verwachten dat veroordeelde binnen zestig dagen nog bij de [naam zorginstelling 2] wordt geplaatst. Een termijn van 60 dagen is te kort om nog verandering te bewerkstelligen. Daar komt bij dat opheffing van de maatregel niet zal leiden tot onveiligheid, overlast en verloedering van het publieke domein en verdere voortzetting van de maatregel is niet zinvol.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank dient in het kader van de onderhavige procedure te beoordelen of voortzetting van de tenuitvoerlegging van de ISD-maatregel noodzakelijk is. In artikel 38m lid 2 Sr is bepaald dat de ISD-maatregel strekt tot beveiliging van de maatschappij en de beëindiging van de recidive.
De rechtbank is op grond van de hierboven genoemde stukken en het verhandelde ter terechtzitting van oordeel dat de tenuitvoerlegging van de ISD-maatregel moet worden voortgezet. Uit het rapport van Justitieel Complex [naam PI] en de toelichting van de deskundige op de terechtzitting leidt de rechtbank af dat veroordeelde zich een aantal keer heeft onttrokken aan het toezicht en niet wenst mee te werken aan trajecten die hem worden aangeboden. Inmiddels verblijft veroordeelde in ‘kale detentie’ en resteren nog zestig dagen van zijn ISD-maatregel. De rechtbank is van oordeel dat sprake is van een bijzonder moeizaam traject, waarbij de rechtbank constateert dat dit mede aan de houding van veroordeelde te wijten is. Indien de ISD-maatregel nu zou worden beëindigd, zou veroordeelde in feite beloond worden voor zijn slechte gedrag. Uit de stukken komt naar voren dat de kans op recidive nog onverminderd groot is. Aangezien het doel van de maatregel tevens is beveiliging van de maatschappij, ziet de rechtbank geen aanleiding om de maatregel voortijdig te beëindigen.
Daarom wordt als volgt beslist.
Gezien artikel 6:6:14 van het Wetboek van Strafvordering.

Beslissing

De rechtbank bepaalt dat
de tenuitvoerlegging van de ISD-maatregel wordt voortgezet.
Deze beslissing is gegeven door
mr. D. van den Brink, voorzitter,
mrs. C.W. Bianchi en A.R. Vlierhuis, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M. Utlu, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 25 mei 2022.