ECLI:NL:RBAMS:2022:3136

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
17 mei 2022
Publicatiedatum
8 juni 2022
Zaaknummer
22/1293
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om toestemming voor uitbreiding van de vervolging in het kader van de Overleveringswet

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 17 mei 2022 een verzoek om toestemming voor uitbreiding van de vervolging afgewezen. Het verzoek was ingediend door de officier van justitie op 15 maart 2022, in het kader van de Overleveringswet (OLW). De overgeleverde persoon, geboren in 1991 in Polen, was gedetineerd en had niet de mogelijkheid gekregen om zijn opmerkingen en bezwaren kenbaar te maken met betrekking tot het verzoek. De rechtbank oordeelde dat de overgeleverde persoon niet effectief was bijgestaan in de procedure, wat in strijd is met de vereisten voor een eerlijke rechtsgang. De rechtbank had eerder de beslissing op het verzoek aangehouden, omdat niet was gebleken dat de overgeleverde persoon de kans had gekregen om zijn standpunt te delen. De rechtbank concludeerde dat de vereisten voor effectieve rechterlijke bescherming niet waren nageleefd, waardoor zij niet in staat was om een weloverwogen beslissing te nemen. Daarom werd het verzoek om toestemming voor uitbreiding van de vervolging afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

RK-nummer: 22/1293
Datum beslissing: 17 mei 2022
BESLISSING
op de vordering ex artikel 14, derde lid, Overleveringswet (hierna: OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank op 15 maart 2022, strekkende tot het in behandeling nemen van een verzoek om toestemming te verlenen voor uitbreiding van de vervolging als bedoeld in artikel 14, eerste lid, aanhef en onder f, OLW voor feiten die vóór het tijdstip van de overlevering zijn begaan en waarvoor de betrokkene niet is overgeleverd. Dit verzoek is ingediend door
the District Court in Wrocław(Polen) op 18 februari 2022 en betreft:
[overgeleverde persoon] ,
geboren op [geboortedag] 1991 te [geboorteplaats] (Polen),
thans gedetineerd in [land] ,
hierna te noemen: de overgeleverde persoon.

1.Beoordeling

Het verzoek bevat de gegevens als bedoeld in artikel 8, eerste lid, van Kaderbesluit 2002/584/JBZ. De voorhanden zijnde stukken zijn toereikend om - met volledige eerbiediging van de rechten van verdediging van de overgeleverde persoon - een beslissing te nemen.
Het verzoek betreft feiten ten aanzien waarvan krachtens de OLW overlevering had kunnen worden toegestaan.
Op 15 maart 2022 heeft de rechtbank de beslissing op het verzoek onder meer aangehouden omdat niet was gebleken dat de overgeleverde persoon feitelijk de mogelijkheid heeft gehad om voor de uitvoerende rechterlijke autoriteit zijn opmerkingen en bezwaren met betrekking tot het verzoek om toestemming te verlenen voor uitbreiding van de vervolging kenbaar te maken (vgl. Hof van Justitie van de Europese Unie 26 oktober 2021, C-428/21 PPU en C-429/21 PPU, ECLI:EU:C:2021:876, punt 63).
Uit het proces-verbaal van de zitting van de Poolse rechtbank van 17 februari 2022 bleek dat de opgeëiste persoon, die niet werd bijgestaan door een advocaat, was gewezen op de aan de orde zijnde nieuwe verdenkingen alsmede op de mogelijkheid van het doen van afstand van het specialiteitsbeginsel. De opgeëiste persoon was hierbij niet bijgestaan door een advocaat. In het proces-verbaal was verder het volgende opgenomen:

(…)
The suspect after getting acquainted with the content of the charges declares, that he does not surrender the right determined in art. 607e § 1 of the Code of Penal Procedure and does not consent to his prosecution in the case whose charges have been presented to him at the sitting today, nor does he agree to possible enforcement of penalties.
(…)
De rechtbank heeft daarom haar beslissing op het verzoek aangehouden om de officier van justitie in de gelegenheid te stellen aan de uitvaardigende justitiële autoriteit te vragen om de overgeleverde persoon alsnog feitelijk de mogelijkheid te geven al zijn opmerkingen en bezwaren met betrekking tot het verzoek tot toestemming kenbaar te maken en de schriftelijke verslaglegging daarvan aan de rechtbank te doen toekomen.
Bij brief van 14 april 2022 heeft de
head of the 3rd division criminal of the circuit court of Wrocławhet volgende meegedeeld:
“(…)
the Suspect- who has been brought in person to the court sitting that was held the 17th of February 2022, made a representation in the presence of the public prosecutor of the National Prosecutor's Office [Prokuratura Krajowa], that he did not waive the right set out in Article 607e § 1 of the [Polish] Code of Criminal Procedure, and he did not give his permission to be persecuted in the case in which the charges have been pressed against him in the court sitting, neither to the possible enforcement of the sentence in the case.
The record of this court sitting has been translated into English, and sent to you along with the request for your permission to prosecution.
(…)”
Uit deze mededeling blijkt niet dat de opgeëiste persoon alsnog de mogelijkheid is geboden om al zijn opmerkingen en bezwaren met betrekking tot het verzoek tot toestemming voor uitbreiding van de vervolging kenbaar te maken.
Om die reden is niet voldaan aan de eisen van een effectieve rechterlijke bescherming voor de overgeleverde persoon en beschikt de rechtbank niet over voldoende gegevens om met volledige kennis van zaken - en met volledige eerbiediging van de rechten van verdediging van de overgeleverde persoon - een beslissing te kunnen nemen over het desbetreffende verzoek tot toestemming. De rechtbank zal daarom het verzoek afwijzen.

2.Beslissing

De rechtbank:
WIJST AFhet verzoek om toestemming te verlenen voor uitbreiding van de vervolging als bedoeld in artikel 14, eerste lid, aanhef en onder f, OLW voor feiten die vóór het tijdstip van de overlevering zijn begaan en waarvoor de betrokkene niet is overgeleverd.
Deze beslissing is genomen op 17 mei 2022 door
mr. E.G.M.M. van Gessel, voorzitter,
mrs. J.A.A.G. de Vries en A.J.R.M. Vermolen, rechters,
in tegenwoordigheid van R. Rog griffier.
De voorzitter en de oudste rechter zijn buiten staat te tekenen.