Op 3 juni 2022 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte, geboren in 1967 en thans gedetineerd. De rechtbank heeft de zaken, aangeduid als zaak A en zaak B, ter terechtzitting gevoegd. De verdachte is beschuldigd van diefstal bij een supermarkt en verduistering van identiteitsdocumenten. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie, mr. R. Willemsen, en de verdediging, vertegenwoordigd door mr. J.J. Sneller, gehoord. De tenlastelegging omvatte diefstal op 3 december 2021 en verduistering van documenten in de periode van 2 september tot 3 december 2021. De rechtbank heeft vastgesteld dat de diefstallen en de verduistering bewezen zijn op basis van de aangiftes en de verklaring van de verdachte. De rechtbank oordeelde dat de verdachte als heer en meester over de pasjes heeft beschikt, wat leidt tot de conclusie dat hij deze zich wederrechtelijk heeft toegeëigend.
De rechtbank heeft de ISD-maatregel opgelegd voor de duur van twee jaar, zonder aftrek van voorarrest, gezien de ernst van de feiten en de recidive van de verdachte. De reclassering heeft geadviseerd om de ISD-maatregel onvoorwaardelijk op te leggen, omdat eerdere ambulante trajecten niet succesvol waren. De rechtbank heeft ook de vordering van de benadeelde partij, die schadevergoeding eiste, niet-ontvankelijk verklaard, omdat de schade niet rechtstreeks voortvloeide uit de feiten waarvoor de verdachte was veroordeeld. De beslissing is genomen in het belang van de maatschappij en ter bescherming tegen verdere recidive.