In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 9 juni 2022 uitspraak gedaan in de zaken AWB 22/850 en 22/865, waarbij eiseres, een bedrijf uit Amsterdam, in beroep ging tegen besluiten van de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. De minister had de aanvragen van eiseres voor de NOW-regelingen (NOW-3.3 en NOW-4) afgewezen, omdat deze te laat waren ingediend. De rechtbank moest beoordelen of de besluiten van de minister juist waren. De rechtbank oordeelde dat de aanvragen voor NOW-3.3, die betrekking heeft op de periode van april tot en met juni 2021, uiterlijk op 30 juni 2021 ingediend moesten zijn, en de aanvragen voor NOW-4, die betrekking heeft op de periode van juli tot en met september 2021, uiterlijk op 30 september 2021. Eiseres had op 15 november 2021 contact opgenomen met het Uwv, maar de rechtbank concludeerde dat de aanvragen te laat waren ingediend en dat er geen mogelijkheden waren om van de aanvraagtermijnen af te wijken. De rechtbank erkende de nadelige gevolgen van de coronapandemie voor eiseres, maar benadrukte dat de NOW-regeling was ontworpen om snel en efficiënt te functioneren, wat het strikt naleven van de aanvraagtermijnen noodzakelijk maakte. De rechtbank verklaarde de beroepen ongegrond en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling of vergoeding van het griffierecht.