ECLI:NL:RBAMS:2022:3106

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
25 maart 2022
Publicatiedatum
6 juni 2022
Zaaknummer
13/328476-21
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van seksueel corrumperen van jeugdigen als bedoeld in artikel 248d Sr.

Op 25 maart 2022 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van seksueel corrumperen van jeugdigen, zoals bedoeld in artikel 248d van het Wetboek van Strafrecht. De zaak kwam ter terechtzitting op 11 maart 2022, waar de officier van justitie, mr. M.E. Woudman, de vordering indiende. De verdachte, geboren in 1980 en zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland, werd beschuldigd van het aanzetten van jonge meisjes tot het getuige zijn van seksuele handelingen in de periode van 1 januari 2021 tot en met 22 november 2021. De tenlastelegging omvatte verschillende incidenten waarbij de verdachte meisjes van 11 tot 14 jaar benaderde met seksuele voorstellen en opmerkingen.

De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie beoordeeld en geconcludeerd dat de tenlastelegging niet bewezen kon worden. Voor een veroordeling op basis van artikel 248d Sr is vereist dat de verdachte opzettelijk met ontuchtig oogmerk een minderjarige heeft bewogen getuige te zijn van seksuele handelingen. De rechtbank oordeelde dat de uitlatingen van de verdachte, hoe verwerpelijk ook, niet voldoende bewijs opleverden dat hij de meisjes daadwerkelijk heeft bewogen getuige te zijn van seksuele handelingen. Bovendien was er onvoldoende bewijs dat de meisjes daadwerkelijk de leeftijd van zestien jaar nog niet hadden bereikt, wat een vereiste is voor de toepassing van artikel 248d Sr.

Uiteindelijk sprak de rechtbank de verdachte vrij van alle tenlastegelegde feiten, maar merkte op dat de gedragingen van de verdachte wel schennis van de eerbaarheid opleverden, zoals bedoeld in artikel 239 Sr. De rechtbank benadrukte dat de tenlastelegging specifiek gericht was op artikel 248d Sr, en dat een veroordeling op basis van artikel 239 Sr niet mogelijk was zonder de grondslag van de tenlastelegging te verlaten. De uitspraak werd gedaan door mr. Ch.A. van Dijk, voorzitter, en mrs. O.P.M. Fruytier en A.R.P.J. Davids, rechters, in aanwezigheid van griffier R. Rog.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Parketnummer: 13/328476-21
Datum uitspraak: 25 maart 2022
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] ( [geboorteland] ) op [geboortedag 1] 1980,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland.

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 11 maart 2022.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie,
mr. M.E. Woudman, en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. R.M.F.R. Ketwaru, naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

2.1.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat hij:
-in of omstreeks de periode van 1 januari 2021 tot en met 14 oktober 2021 en/of
-op of omstreeks 15 oktober 2021 en/of
-op of omstreeks 30 oktober 2021 en/of
-op of omstreeks 22 november 2021
(telkens) te Amsterdam (telkens) een of meer meisjes, waarvan verdachte wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat deze de leeftijd van zestien jaren nog niet had(den) bereikt, (telkens) met ontuchtig oogmerk ertoe heeft bewogen getuige te zijn van seksuele
handelingen,
immers heeft/is hij verdachte
-in of omstreeks de periode van 1 januari 2021 tot en met 14 oktober 2021 achter een aantal jonge meisjes (in de leeftijd van 11 tot en met 14 jaar), waaronder [naam 1] , geboren op [geboortedag 2] 2008 en/of [naam 2] , geboren op [geboortedag 3] 2008 en/of [naam 3] , geboren op [geboortedag 4] 2008 en/of [naam 4] , geboren op [geboortedag 5] 2008 , aangefietst en/of gelopen en/of (in het Engels, althans deels in het Engels en/of deels in het Nederlands) die meisjes
aangesprokenen/of gevraagd of zij voor geld met hem mee naar huis wilden gaan
en/of
-op of omstreeks 15 oktober 2021 achter 5, in elk geval een aantal jonge meisjes (in de leeftijd van 11 tot en met 14 jaar), waaronder [naam 1] , geboren op [geboortedag 2] 2008 en/of [naam 2] , geboren op [geboortedag 3] 2008 en/of [naam 3] , geboren op [geboortedag 4] 2008 en/of [naam 4] , geboren op [geboortedag 5] 2008, aangefietst en/of gelopen en/of om heen heen gelopen en/of (in het Engels, althans deels in het Engels en/of deels in het Nederlands) naar die meisjes seksueel getinte voorstellen/opmerkingen en/of seksueel getinte gebaren gemaakt en/of tegen die meisjes gezegd: “Beautiful girls”, althans soortgelijke woorden en/of dat ze hoeren waren en dat ze niet voor hem kozen maar bij die vrouw gingen staan
en/of
-op of omstreeks 30 oktober 2021 naar een meisje, [naam 5] , geboren op [geboortedag 6] 2007 gelopen en/of in de nabijheid van die [naam 5] gaan staan en/of met zijn broek op zijn knieën en/of met zijn hand in zijn onderbroek heen en weer gaande bewegingen gemaakt
en/of
-op of omstreeks 22 november 2021 tegen vier, in elk geval een aantal meisjes (in de leeftijd van 14 en/of 15 jaar) gezegd: “I want eat your pussy” en/of “Then you can suck my dick”, althans woorden van dergelijke seksuele aard of strekking;
( art 239 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht )
2.2.
Hoewel onder de tenlastelegging artikel 239 van het Wetboek van Strafrecht (Sr) staat vermeld verwijst de tekst van de tenlastelegging naar artikel 248d Sr. Desgevraagd heeft de officier van justitie ter terechtzitting bevestigd dat de tenlastelegging alleen ziet op het seksueel corrumperen als bedoeld in artikel 248d Sr.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Vordering van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde en gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van zes maanden met aftrek van voorarrest, waarvan drie maanden voorwaardelijk met de bijzondere voorwaarden als door de reclassering in het rapport van 9 maart 2022 geadviseerd.

5.Vrijspraak

De rechtbank acht - anders dan de officier van justitie - het ten laste gelegde niet bewezen, zodat verdachte daarvan dient te worden vrijgesproken. Zij overweegt daartoe als volgt.
Voor een veroordeling voor artikel 248d Sr dient te worden bewezen dat verdachte opzettelijk met ontuchtig oogmerk een persoon die de leeftijd van zestien jaren nog niet heeft bereikt heeft bewogen getuige te zijn van seksuele handelingen. Het dient te gaan om daadwerkelijk uitgevoerde seksuele handelingen. Daaronder kunnen, anders dan de officier van justitie heeft gesteld, naar het oordeel van de rechtbank niet worden begrepen louter woordelijke uitlatingen van seksuele aard. Gelet daarop leveren de uitlatingen als ten laste gelegd onder het eerste, tweede en vierde gedachtestreepje, hoe verwerpelijk en onethisch ook, geen bewijs op dat verdachte de meisjes heeft bewogen getuige te zijn van seksuele handelingen.
Over het onder het vierde gedachtestreepje ten laste gelegde merkt de rechtbank bovendien nog op dat het proces-verbaal van de verbalisant over de leeftijd van de vier meisjes slechts vermeldt dat de verbalisant door vier meisjes van circa 13 à 14 jaar oud werd aangesproken. Nu (nader) onderzoek naar de leeftijd van de meisjes achterwege is gebleven, is niet komen vast te staan dat het hier gaat om een persoon of personen die de leeftijd van zestien jaar nog niet had bereikt.
Over hetgeen onder het derde gedachtestreepje is ten laste gelegd overweegt de rechtbank dat hier het onderdeel ‘ertoe bewegen getuige te zijn’ in de aanhef niet kan worden bewezen, zodat verdachte ook hiervan wordt vrijgesproken. Uit de inhoud van het dossier valt naar haar oordeel namelijk niet af te leiden dat verdachte een actieve handeling heeft verricht die erop was gericht het minderjarige meisje getuige te laten zijn van de verweten feitelijke gedragingen. Uit de verklaringen van de opa en oma van het meisje blijkt immers niet dat verdachte iets heeft gedaan of gezegd om de aandacht van het meisje op zijn seksuele handelingen te richten.
Verder merkt de rechtbank hierover nog het volgende op. De ten laste gelegde feitelijke gedragingen, te weten het in het zicht van het minderjarige meisje met zijn broek op zijn knieën en met zijn hand in zijn onderbroek heen en weer gaande bewegingen maken, leveren wel schennis van de eerbaarheid op als bedoeld in artikel 239 Sr. Omdat de officier van justitie echter ter terechtzitting desgevraagd heeft medegedeeld dat de tenlastelegging ziet op artikel 248d Sr en de tenlastelegging ook op deze wettelijke bepaling lijkt te zijn toegesneden, zou zodanige veroordeling betekenen dat de rechtbank de grondslag van de tenlastelegging zou verlaten.

6.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart het ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door
mr. Ch.A. van Dijk, voorzitter,
mrs. O.P.M. Fruytier en A.R.P.J. Davids, rechters,
in tegenwoordigheid van R. Rog, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 25 maart 2022.