ECLI:NL:RBAMS:2022:3105

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
26 april 2022
Publicatiedatum
6 juni 2022
Zaaknummer
13/017383-22
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Materieel strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Oplegging van een voorwaardelijke gevangenisstraf met bijzondere voorwaarden na winkeldiefstal

Op 26 april 2022 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 20 januari 2022 een winkeldiefstal heeft gepleegd bij een winkel in Amsterdam. De verdachte, geboren in 1974 en gedetineerd, is eerder veroordeeld voor vermogensdelicten en heeft meerdere keren de ISD-maatregel opgelegd gekregen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is en dat de rechtbank bevoegd is om de zaak te behandelen. De verdachte heeft de diefstal gepleegd van een flesje cola, twee blikjes energiedrank en een kledingstuk, die toebehoorden aan de winkel. De rechtbank heeft de bewijsvoering beoordeeld en is tot de conclusie gekomen dat het bewezen is dat de verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan.

De officier van justitie heeft een gevangenisstraf van 131 dagen geëist, met een verlenging van de proeftijd van de voorwaardelijke straf en bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd in het reclasseringsrapport. De verdediging heeft gepleit voor een alternatieve straf en een plaatsing in een reclasseringsinstelling. De rechtbank heeft de motivatie van de verdachte om hulp te accepteren en zijn bereidheid om Amsterdam te verlaten in overweging genomen. De rechtbank heeft besloten om een gevangenisstraf op te leggen van 135 dagen, waarvan een deel voorwaardelijk, en heeft bijzondere voorwaarden verbonden aan de proeftijd, waaronder meldplicht bij de reclassering en begeleid wonen.

De rechtbank heeft de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerdere voorwaardelijke straf afgewezen, om de nieuwe interventies niet te frustreren. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de rechtbank, waarbij de jongste rechter niet heeft kunnen tekenen. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van andere tenlastegelegde feiten die niet bewezen zijn verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VERKORT VONNIS
Parketnummers: 13/017383-22 + 13/236892-21 (TUL)
Datum uitspraak: 26 april 2022
Verkort vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] ( [geboorteland] ) op [geboortedag] 1974,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het [adres] , gedetineerd in het [detentieplaats] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit verkort vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 26 april 2022.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. B. Hogewind, en van wat verdachte en zijn raadsvrouw, mr. C.J. Tiemessen, naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is, kort gezegd, tenlastegelegd dat hij op 20 januari 2022 een winkeldiefstal heeft gepleegd bij een vestiging van de [naam winkelketen] in Amsterdam.
De tekst van de integrale tenlastelegging is opgenomen in een bijlage die aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het tenlastegelegde feit en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

De rechtbank acht, met de officier van justitie en de verdediging, bewezen dat verdachte op 20 januari 2022 te Amsterdam drinken (waaronder een flesje coca cola en twee blikjes energie drank) en een kledingstuk (waaronder een paar sokken), die geheel aan een ander toebehoorden, te weten aan de [naam winkelketen] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

5.Het bewijs

De rechtbank grondt haar beslissing dat verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. Indien tegen dit verkort vonnis hoger beroep wordt ingesteld, worden de door de rechtbank gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het verkort vonnis. Deze aanvulling wordt dan aan het verkort vonnis gehecht.

6.De strafbaarheid van het feit

Het bewezenverklaarde feit is strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straffen en maatregelen

De officier van justitie heeft bij requisitoir gevorderd dat verdachte ter zake van het door haar bewezenverklaarde feit zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 131 dagen met aftrek van voorarrest.
Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd de proeftijd van de voorwaardelijk opgelegde straf te verlengen met een jaar en dat daaraan de bijzondere voorwaarden als geadviseerd in het reclasseringsrapport van 20 april 2022 worden gekoppeld.
De raadsvrouw van de verdachte heeft voorgesteld dat aan verdachte een zodanige straf wordt opgelegd dat verdachte, zodra er plek is, vanuit [plaats 1] kan worden geplaatst in de voorgestelde tussenoplossing door de reclassering te [plaats 2] , vanuit waar hij dan per 1 juni 2022 kan worden overgeplaatst naar de [stichting] te [plaats 3] , en met oplegging van de bijzondere voorwaarden zoals door de reclassering is voorgesteld.
De raadsvrouw heeft daarnaast verzocht de vordering tot tenuitvoerlegging van de eerder opgelegde voorwaardelijke straf af te wijzen, dan wel de proeftijd van die straf te verlengen met een jaar.
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezenverklaarde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals van een en ander ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een winkeldiefstal. Dergelijke feiten brengen naast financiële schade ook veel hinder en overlast met zich mee.
Uit het uittreksel Justitiële Documentatie van 24 maart 2022 betreffende verdachte, blijkt dat verdachte eerder veelvuldig ter zake vermogensdelicten is veroordeeld en aan hem reeds vijfmaal de ISD-maatregel is opgelegd. Verdachte zit inmiddels ruim drie maanden in voorarrest omdat hij -opnieuw- aan zowel de harde als de zachte criteria voor ISD voldeed en het voornemen van het openbaar ministerie was om deze maatregel opnieuw te vorderen.
Uit het reclasseringsadvies van 20 april 2022 betreffende verdachte, opgemaakt ten behoeve van de rechtszitting door [naam] , reclasseringswerker, blijkt dat verdachte thans, anders dan voorheen, gemotiveerd is voor hulpverlening van de reclassering. Verdachte staat ervoor open om buiten Amsterdam een nieuwe start te maken.
Ter terechtzitting heeft [naam] te kennen gegeven dat verdachte op 1 juni 2022 geplaatst kan worden bij de [stichting], vestiging [plaats 3] . De dochter van verdachte woont daar in de buurt. [naam] heeft desgevraagd aangegeven dat verdachte in afwachting van zijn plaatsing bij
[stichting]mogelijk tussentijds zou kunnen verblijven in een kleinschalige voorziening te [plaats 2] , in een bosrijke omgeving. Haar verwachting was dat daar met ongeveer twee weken tijd een plek zou zijn. Zij heeft echter ook te kennen gegeven dat deze tussenoplossing niet haar voorkeur heeft, omdat haar inschatting is dat de stap van de stad naar het bos te groot is voor verdachte en er niet veel te doen is; verveling en daarmee recidive zouden daarom op de loer liggen.
Daar waar eerder de inzet en de verwachting was dat het Openbaar Ministerie oplegging van de ISD-maatregel zou vorderen, is kort voor en tijdens de zitting gebleken dat dat de reclassering een alternatief voor de ISD-maatregel ziet om het recidivegevaar, dat zeer groot is, te beteugelen. Dat alternatief is mogelijk door de recent veranderde houding van verdachte, die heeft aangegeven hulp te zullen accepteren en gemotiveerd te zijn om het zwervend bestaan dat hij nu lijdt te veranderen. Ook is hij bereid om Amsterdam daarvoor te verlaten.
De rechtbank zal bij de strafoplegging fors afwijken van de oriëntatiepunten voor een winkeldiefstal (bij veelvuldige recidive) van het LOVS. Dit om, in het belang van verdachte en ter voorkoming van recidive, mogelijk te maken dat de gewenste plaatsing bij
[stichting]per 1 juni 2022 aansluitend op de detentie in onderhavige zaak plaatsvindt.
De rechtbank volgt het verzoek van de verdediging niet om verdachte vóór 1 juni 2022 eerst nog te plaatsten in de voorziening in [plaats 2] , omdat niet zeker is of verdachte daar daadwerkelijk terecht kan en zo ja, per wanneer hij daar terecht kan. Het advies van de reclassering behelst een laatste kans voor verdachte om zijn leven op orde te krijgen zonder een nieuwe ISD-maatregel. De rechtbank acht het daarbij van groot belang dat de mogelijkheid dat verdachte op straat terechtkomt (in de drie weken na deze uitspraak) tot hij bij [stichting] terecht kan wordt uitgesloten. De rechtbank legt om die reden een gevangenisstraf op waarvan het onvoorwaardelijk deel 133 dagen bedraagt.
Hoewel de rechtbank in de hoogte van de straf afwijkt van de landelijke richtlijnen zal de rechtbank daarnaast toch ook een, zeer korte, voorwaardelijke straf opleggen, om daaraan de geadviseerde bijzondere voorwaarden te kunnen verbinden.
Tenuitvoerlegging voorwaardelijke veroordeling
Bij de stukken bevindt zich de op 29 maart 2022 ter griffie van deze rechtbank ontvangen vordering van de officier van justitie in het arrondissement Amsterdam, in de zaak met parketnummer 13/236892-21, betreffende het onherroepelijk geworden vonnis d.d.
9 september 2021 van de politierechter te Amsterdam, waarbij verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 weken met aftrek van voorarrest, met bevel dat van deze straf een gedeelte, groot 3 weken, niet tenuitvoergelegd zal worden, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat veroordeelde zich voor het einde van een op 2 jaren bepaalde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Tevens bevindt zich bij de stukken een geschrift waaruit blijkt dat de mededeling als bedoeld in artikel 366a van het Wetboek van Strafvordering aan verdachte per post is toegezonden.
Gebleken is dat verdachte zich voor het einde van voornoemde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt, zoals naar voren komt uit de verdere inhoud van dit vonnis. De rechtbank zal echter, teneinde de hierna te noemen interventies niet te frustreren, de vordering tot tenuitvoerlegging van het voorwaardelijke strafdeel afwijzen.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 63 en 310 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezenverklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op: diefstal.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
135 dagen.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Beveelt dat een gedeelte, groot
2 dagen, van deze gevangenisstraf niet tenuitvoergelegd zal worden, tenzij later anders wordt gelast.
Stelt daarbij een proeftijd van 2 jaren vast.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit.
De tenuitvoerlegging kan ook worden gelast indien de veroordeelde gedurende de proeftijd de hierna vermelde bijzondere voorwaarden niet naleeft.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
Meldplicht bij reclassering
Veroordeelde meldt zich op binnen vijf dagen na het ingaan van de proeftijd bij [locatie] Reclassering op het [adres te plaats] . Veroordeelde blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt.
Begeleid wonen of maatschappelijke opvang
Veroordeelde verblijft in een instelling van [stichting] of een andere instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering. Het verblijf start aansluitend op detentie. Het verblijf duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt.
Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld.
Meewerken aan middelencontrole
Veroordeelde werkt mee aan controle van het gebruik van alcohol/drugs om het middelengebruik te beheersen. De reclassering kan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) gebruiken voor de controle. De reclassering bepaalt hoe vaak veroordeelde wordt gecontroleerd.
Meewerken aan dagbesteding
Veroordeelde werkt mee aan structurele dagbesteding. Dit kan vrijwilligerswerk zijn, maar kan ook een betaalde baan zijn. Van belang is dat sprake van structuur en regelmaat is.
Geeft aan de reclassering de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht
toezichtte houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
  • medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht.
Wijst af de vordering tot tenuitvoerlegging van de straf, voor zover deze voorwaardelijk is opgelegd bij genoemd vonnis van 9 september 2021.
Heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van verdachte met ingang van het tijdstip waarop de duur van de voorlopige hechtenis gelijk wordt aan die van het onvoorwaardelijk gedeelte van de opgelegde vrijheidsstraf.
Dit vonnis is gewezen door
mr. H.E. Hoogendijk, voorzitter,
mrs. M.A.E. Somsen en A.H. Tiemens, rechters,
in tegenwoordigheid van R. Rog, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 26 april 2022.
De jongste rechter is buiten staat te tekenen.