ECLI:NL:RBAMS:2022:310

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
1 februari 2022
Publicatiedatum
31 januari 2022
Zaaknummer
13-285603-21
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verkrachting in Amsterdam na onvoldoende bewijs van dwang

Op 1 februari 2022 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een 38-jarige man, die werd beschuldigd van verkrachting van een vrouw op 10 juli 2021 in een damestoilet van een uitgaansgelegenheid in Amsterdam. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken, omdat het bewijs onvoldoende was om te concluderen dat de seksuele handelingen tegen de wil van de aangeefster hebben plaatsgevonden. De zaak kwam ter terechtzitting na een onderzoek op 18 januari 2022, waarbij de officier van justitie een gevangenisstraf van 24 maanden had geëist. De aangeefster verklaarde dat verdachte met een mes het toilet was binnengegaan en dat er seksuele handelingen hadden plaatsgevonden, maar de rechtbank oordeelde dat haar verklaringen niet voldoende werden ondersteund door andere bewijsmiddelen. De toiletjuffrouw had geen mes gezien en er was geen mes aangetroffen dat voldeed aan de beschrijving van de aangeefster. Bovendien had de aangeefster later twijfels geuit over haar eigen waarnemingen. De rechtbank concludeerde dat er onvoldoende bewijs was voor dwang of geweld, en sprak de verdachte vrij van de tenlastegelegde feiten. De benadeelde partij, de aangeefster, werd niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering tot schadevergoeding, omdat er geen straf of maatregel aan de verdachte was opgelegd.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Parketnummer: 13-285603-21
Datum uitspraak: 1 februari 2022
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1983,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres
[adres] , [woonplaats] .

1.Onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 18 januari 2022.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie,
mr. M.M. van den Berg, en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. R. Pothast, naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is – kort gezegd – ten laste gelegd dat hij zich op 10 juli 2021 te Amsterdam heeft schuldig gemaakt aan verkrachting van [slachtoffer] . Subsidiair wordt hem de poging daartoe verweten.
De tekst van de volledige tenlastelegging is opgenomen in een bijlage die aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.

3.Vrijspraak

3.1.
Feiten en omstandigheden
De rechtbank gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden.
Aangeefster [slachtoffer] en haar vriendin [naam vriendin] hadden toegangskaarten voor een Latin feest in de nacht van 9 op 10 juli 2021 op het Leidseplein te Amsterdam. Voorafgaande aan dit feest zijn ze naar [naam club] gegaan in de [adres club] , waar zij een drankje hebben gedronken. Verdachte, die mede-eigenaar is van [naam club] was op dat moment in de club aanwezig. Aangeefster meende hem te herkennen als de broer van een man waar zij enkele jaren eerder contact mee had gehad. Rond middernacht zijn aangeefster en haar vriendin vanuit [naam club] naar het Latin feest gegaan. Een kleine twee uur later zijn ze weer teruggekomen in [naam club] . Ze zijn naar binnen gegaan, waar verdachte hen drankjes serveerde. Daarna zijn ze met verdachte en een vriend van verdachte gaan dansen. Aangeefster danste met verdachte, haar vriendin met de vriend van verdachte. Uit de verklaringen van aangeefster en verdachte kan worden opgemaakt dat sprake was van ‘sensueel dansen’. Hoewel hun verklaringen over de op dat moment door hen verrichte handelingen uiteenlopen, kan worden vastgesteld dat verdachte tijdens het dansen seksueel opgewonden was geraakt, zoals hij ook ter terechtzitting heeft bevestigd.
Verdachte is op een bepaald moment weer barwerkzaamheden gaan verrichten.
Aangeefster is kort daarna naar de wc gegaan. Daarbij liep zij langs de toiletjuffrouw.
Zoals ook op camerabeelden is te zien, liep verdachte achter aangeefster aan, richting het toilet. Aangeefster heeft verklaard dat verdachte ongevraagd bij haar het toilet is binnen gelopen. De toiletjuffrouw heeft verklaard dat aangeefster wenkte en tegen haar zei dat verdachte naar haar moest komen. Verdachte heeft verklaard dat de toiletjuffrouw tegen hem zei dat aangeefster om hem vroeg.
Verdachte is de damestoiletten ingegaan en is bij aangeefster in het achterste toilet naar binnen gegaan. Aangeefster heeft in eerste instantie verklaard dat verdachte een mes in zijn handen had, maar in later door haar afgelegde verklaringen is zij hier niet meer zeker van. Verdachte ontkent ten stelligste dat hij een mes bij zich had.
In het toilet hebben seksuele handelingen plaatsgevonden tussen verdachte en aangeefster. Aangeefster heeft verklaard dat zij enkele jaren eerder door haar ex-vriend verkracht was en dat zij daarom de beslissing nam om te doen wat verdachte van haar verlangde. Zij was bang dat het anders niet goed met haar zou aflopen. Ze heeft naar haar zeggen wel aan hem kenbaar gemaakt dat zij het niet wilde. Volgens aangeefster was verdachte niet agressief tegen haar. Verdachte heeft daarentegen verklaard dat de seksuele handelingen met instemming van hen beiden hebben plaatsgevonden. Terwijl aangeefster met haar rug naar verdachte toe stond heeft verdachte geprobeerd om haar met zijn penis vaginaal te penetreren. Omdat verdachte en aangeefster beide zwaarlijvig zijn, lukte dit niet goed. Aangeefster zegt dat zij iets van penetratie heeft gevoeld maar dat de penis van verdachte er steeds uitviel. Verdachte heeft verklaard dat hij naar zijn beleving in het geheel niet met zijn penis in haar vagina is geweest. Hij probeerde dit wel, maar het lukte niet goed. Nadat aangeefster zich had omgedraaid heeft verdachte haar met één of meer vingers bij haar schaamlippen aangeraakt. Volgens aangeefster heeft verdachte haar ook bij haar vagina proberen te likken en is dit ook één keer gelukt. Verdachte ontkent dit.
Na enkele minuten is verdachte het toilet uitgelopen en nam weer plaats achter de bar. Kort daarna is ook aangeefster het toilet uitgegaan en heeft samen met haar vriendin [naam club] verlaten.
Aangeefster heeft diezelfde ochtend een informatief zedengesprek bij de politie gevoerd en bij haar is een Forensisch Medisch Onderzoek uitgevoerd. Later heeft zij aangifte gedaan van verkrachting. Uit de verschillende onderzoeken die zijn gedaan is gebleken dat aangeefster een blauwkleurige huidverkleuring op haar buik had en een beschadiging, een scheurtje, in het genitaal gebied. In de bemonsteringen van haar perineum en binnenste en buitenste schaamlippen zijn spermasporen van verdachte aangetroffen. In de bemonstering die in de vagina (‘diep vaginaal’) is gedaan, zijn geen sporen van verdachte aangetroffen.
3.2.
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van verkrachting (het primair tenlastegelegde) en heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden, met aftrek van voorarrest.
De door aangeefster afgelegde verklaringen zijn geloofwaardig en op de belangrijkste punten consistent. Haar verklaringen worden ondersteund door de verklaring van haar vriendin, die heeft waargenomen dat aangeefster na het gebeurde in de wc in shock was en moest huilen. Aangeefster heeft in het informatief zedengesprek en in haar aangifte verklaard dat verdachte in de wc een mes bij zich had, waarbij zij dit mes ook gedetailleerd heeft omschreven. Enkele maanden later was zij er niet meer honderd procent zeker van of verdachte een mes bij zich had. Op dat moment was zij echter al bezig met een EMDR trauma-therapie, waardoor haar herinnering aan het gebeurde mogelijk vervaagd was. Er is dan ook geen reden om te twijfelen aan haar in eerste instantie afgelegde verklaringen omtrent dit mes. Het kan daarom bewezen worden dat verdachte met een mes in zijn hand het toilet is ingegaan en dat hij dit mes aan aangeefster heeft getoond. De verklaring van aangeefster omtrent hetgeen heeft plaatsgevonden wordt ook ondersteund door de medische verklaring, waaruit volgt dat er blauwe plekken zijn geconstateerd op haar buik en knie en bij de binnenste schaamlippen.
De verklaring van aangeefster wordt bovendien bevestigd door de resultaten van het NFI-onderzoek van 30 december 2021, waaruit blijkt dat er tussen de binnenste schaamlippen van aangeefster sperma van verdachte is aangetroffen. Het kan daarom worden aangenomen dat verdachte met zijn penis bij haar is binnengedrongen.
De verklaring van de toiletjuffrouw ondersteunt de verklaring van verdachte slechts ten dele. Haar verklaring is bovendien merkwaardig omdat zij zegt dat zij niets heeft gezien of gehoord van wat er in het toilet is gebeurd tussen verdachte en aangeefster, terwijl dit gezien de omstandigheden en de feitelijke situatie aldaar moeilijk voorstelbaar is. Het is niet ondenkbaar dat zij niet de gehele waarheid verteld heeft omdat zij vreest voor haar baan. Verdachte is immers haar baas.
Het kan wettig en overtuigend worden bewezen dat verdachte onder bedreiging met een mes tegen de wil van aangeefster seks met haar heeft gehad, waarbij hij seksueel bij haar is binnengedrongen. Aldus is sprake geweest van een voltooide verkrachting, zoals primair is ten laste gelegd.
3.3.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft integrale vrijspraak bepleit. De door aangeefster afgelegde verklaringen zijn onbetrouwbaar. Zij heeft op belangrijke punten wisselend verklaard en kan zich veel dingen niet herinneren. De verklaring van verdachte vindt juist op veel punten steun in de verklaringen van de vriendin van aangeefster, de toiletjuffrouw en de bevindingen van het NFI-onderzoek.
Het kan niet worden bewezen dat verdachte met een mes of een puntig voorwerp in zijn hand de wc is ingegaan. De toiletjuffrouw heeft dit niet gezien, terwijl zij op dat moment wel goed zicht op verdachte moet hebben gehad. Aangeefster is later zelf op haar eerdere verklaringen teruggekomen en kan zich niet meer herinneren of verdachte iets in zijn hand had.
De toiletjuffrouw heeft niet gehoord dat aangeefster tegen verdachte heeft gezegd dat hij ‘het niet moest doen’.
Het kan evenmin worden bewezen dat verdachte met zijn penis in de vagina van aangeefster is geweest. Zowel verdachte als aangeefster hebben verklaard dat verdachte weliswaar geprobeerd heeft om in haar te komen, maar dat dit niet goed lukte omdat ze allebei te dik waren. Uit het NFI-rapport blijkt dat geen DNA van verdachte ín de vagina van aangeefster is aangetroffen. Er is wel sperma van verdachte aangetroffen bij de binnenste schaamlippen, maar dit sperma kan bovendien mogelijk nadien door verplaatsing/‘lopen’ daar terecht zijn gekomen.
Het bij aangeefster geconstateerde letsel kan niet worden toegeschreven aan het gebeurde in de wc. Aangeefster heeft verklaard dat de blauwe plekken op haar buik mogelijk het gevolg waren van gebeurtenissen die eerder op haar werk hadden plaatsgevonden. Een blauwe plek op haar knie bleek een gevolg van vallen met de fiets. Van het scheurtje bij haar vagina weet zij niet of dit is veroorzaakt door verdachte, ook een andere oorzaak was denkbaar. Bovendien heeft zij verklaard dat verdachte niet agressief was en dat zij geen pijn had gevoeld.
De door de vriendin van aangeefster bij aangeefster waargenomen emoties duiden niet zonder meer op een verkrachting. Deze emoties kunnen evengoed een andere oorsprong hebben.
3.4.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank overweegt dat als vaststaand kan worden aangenomen dat op 10 juli 2021 seksuele handelingen tussen aangeefster en verdachte hebben plaatsgevonden in het damestoilet van [naam club] . De rechtbank moet de vraag beantwoorden of kan worden vastgesteld dat die seksuele handelingen tegen de wil van aangeefster hebben plaatsgevonden, zoals zij heeft verklaard.
De rechtbank wijst erop dat uit artikel 342 lid 2 van het Wetboek van Strafvordering volgt dat het bewijs dat een verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan, niet uitsluitend op de verklaring van één getuige (in dit geval: van aangeefster) kan worden aangenomen. Er moet met andere woorden voldoende steunbewijs zijn.
Om tot een bewezenverklaring te komen van verkrachting, dan wel de poging daartoe, zal in de eerste plaats vast moeten komen te staan dat verdachte door geweld of een andere feitelijkheid of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid, aangeefster heeft gedwongen om die seksuele handelingen te ondergaan. De onderhavige verdenking heeft in de eerste plaats het oog op dreiging met geweld, die eruit heeft bestaan dat verdachte met een mes in zijn hand het toilet waarin aangeefster zich bevond is ingegaan en daar het mes aan haar heeft getoond.
Anders dan de officier van justitie acht de rechtbank het bewijs ontoereikend om dit aan te nemen. De verklaring van aangeefster dat verdachte met een mes in zijn hand het toilet is ingegaan staat op zichzelf en wordt naar het oordeel van de rechtbank niet ondersteund door andere bewijsmiddelen. Immers, de toiletjuffrouw heeft geen mes bij verdachte gezien, het mes is niet te zien op de camerabeelden en er is geen mes aangetroffen dat voldoet aan de door aangeefster gegeven omschrijving. Bovendien is aangeefster nadien gaan twijfelen aan haar waarnemingen en is zij niet meer zeker of verdachte daadwerkelijk een mes bij zich had. Anders dan de officier van justitie acht de rechtbank niet aannemelijk dat haar herinnering op dit punt is beïnvloed door de door haar ondergane EMDR-therapie. Een dergelijke therapie is namelijk gericht op het afzwakken of omzetten van de door een traumatische ervaring opgeroepen emoties, maar behoeft daardoor niet tot gevolg te hebben dat de herinnering aan een dergelijke ervaring geheel wordt uitgewist.
Ook anderszins kan niet worden bewezen dat verdachte met geweld of een andere feitelijkheid, dan wel het dreigen daarmee, aangeefster heeft gedwongen tot het ondergaan van seksuele handelingen.
Verdachte is achter aangeefster aangelopen en bij haar het toilet ingegaan, maar het dossier geeft geen eenduidig beeld over de omstandigheden waaronder dit is gebeurd. De verklaringen van verdachte, de toiletjuffrouw en aangeefster lopen uiteen. Er is onvoldoende bewijs om het ‘achter aangeefster aan het toilet in gaan’, als een feitelijkheid aan te merken waardoor aangeefster gedwongen werd om de seksuele handelingen te ondergaan.
De geconstateerde blauwe plekken op het lichaam van aangeefster lijken, ook naar de verklaringen van aangeefster zelf, het gevolg van andere gebeurtenissen en passen bovendien niet bij de door aangeefster beschreven handelingen. Aangeefster weet niet of het scheurtje bij haar vagina tijdens het gebeurde in het toilet is ontstaan of dat dit wondje wellicht eerder door eigen toedoen was toegebracht, bijvoorbeeld bij het scheren. Verdachte sluit niet uit dat hij haar tijdens de seks mogelijk per ongeluk met een nagel heeft gekrast. Aangeefster heeft bovendien verklaard dat verdachte tijdens de seks niet agressief tegen haar was. Ook het geconstateerde letsel is daarom geen steunbewijs voor de verklaring van aangeefster dat zij is gedwongen om seks te hebben met verdachte.
De vriendin van aangeefster heeft waargenomen dat aangeefster, nadat zij uit het toilet was gekomen, geëmotioneerd was en in shock leek. Hoewel hieruit kan worden afgeleid dat aangeefster een nare of heftige gebeurtenis had meegemaakt, levert dit naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende ondersteuning op voor een verkrachting.
Omdat de rechtbank niet bewezen acht dat verdachte aangeefster heeft gedwongen tot het ondergaan van seksuele handelingen, kan geen bewezenverklaring volgen voor zowel de verkrachting als de poging daartoe (het primair als het subsidiair tenlastegelegde). De vraag of verdachte al dan niet seksueel bij haar is binnengedrongen kan daarom onbesproken blijven.
De rechtbank acht het tenlastegelegde niet bewezen. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.Ten aanzien van de benadeelde partij

De benadeelde partij [slachtoffer] , bijgestaan door haar advocaat mr. C.M. Sent, vordert
€ 100,- aan materiële schade en € 7.500,- aan vergoeding van immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente.
De benadeelde partij zal in de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard, omdat aan verdachte geen straf of maatregel is opgelegd en artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht niet is toegepast.
De benadeelde partij en de verdachte zullen ieder de eigen kosten dragen.

5.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart het ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart [slachtoffer] niet-ontvankelijk in haar vordering.
Bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder de eigen kosten dragen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. C. Klomp, voorzitter,
mrs. M. Snijders Blok-Nijensteen en J. van Zijl, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. B. de Hoogh, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 1 februari 2022.