ECLI:NL:RBAMS:2022:3062

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
3 juni 2022
Publicatiedatum
2 juni 2022
Zaaknummer
AWB - 21/5486
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen beslissing UWV over arbeidsongeschiktheid en WIA-uitkering

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 3 juni 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. S. van Andel, en de raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv), vertegenwoordigd door mr. S. Elfert. Eiseres had beroep ingesteld tegen het besluit van het Uwv, dat haar arbeidsongeschiktheid op 58,30% had vastgesteld. Eiseres was eerder werkzaam als treasury assistent en later als user experience tester, maar meldde zich in 2013 ziek wegens stressklachten. Na verschillende ziekmeldingen en een herbeoordeling van haar WIA-uitkering, heeft het Uwv in oktober 2021 het bezwaar van eiseres gegrond verklaard, maar haar arbeidsongeschiktheid op 58,30% vastgesteld. Eiseres was van mening dat de urenbeperking onjuist was vastgesteld en dat zij niet in staat was om 30 uur per week te werken.

De rechtbank heeft de zaak behandeld op een zitting op 17 mei 2022, waar eiseres en haar gemachtigde aanwezig waren. De rechtbank heeft overwogen dat het onderzoek door de verzekeringsarts bezwaar en beroep zorgvuldig is geweest en dat de rapporten waarop het Uwv zijn besluit heeft gebaseerd aan de vereisten voldoen. De rechtbank concludeert dat het Uwv terecht heeft geoordeeld dat eiseres voor 58,30% arbeidsongeschikt is en verklaart het beroep ongegrond. Eiseres krijgt geen gelijk en er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten of vergoeding van het griffierecht.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 21/5486

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 3 juni 2022 in de zaak tussen

[eiseres] , te Amsterdam, eiseres

(gemachtigde: mr. S. van Andel),
en
de raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv),verweerder
(gemachtigde: mr. S. Elfert).

Procesverloop

Met besluit van 7 juni 2021 (het primaire besluit) heeft het Uwv de uitkering van eiseres op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) ongewijzigd gelaten. Vanaf 1 juli 2020 is zij wel minder arbeidsongeschikt dan voorheen (53,99%).
Met het besluit van 14 oktober 2021 (het bestreden besluit) heeft het Uwv het bezwaar van eiseres gegrond verklaard. Het Uwv heeft daarbij het primaire besluit herroepen en beslist dat eiseres 58,30% arbeidsongeschikt is.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is behandeld op de zitting van 17 mei 2022. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Wat aan deze procedure voorafging
1. Eiseres was werkzaam als treasury assistent voor gemiddeld 40 uur per week toen zij zich op 15 april 2013 voor het eerst ziek meldde wegens stressklachten. Bij het spreekuur voor de Ziektewet werd de diagnose burn-out gesteld. Op 14 september 2016 meldde eiseres zich opnieuw ziek. Als gevolg van een psychose in 2014 ervaarde zij spanningsklachten. Op het moment van deze ziekmelding was eiseres werkzaam als user experience tester voor gemiddeld 24 uur per week. Vanaf 12 september 2018 ontvangt eiseres een loongerelateerde WGA [1] -uitkering. Zij werd destijds 51,34% arbeidsongeschikt verklaard. Sinds september 2019 werkt eiseres als administratief medewerker voor gemiddeld 24 uur per week en later voor 18 uur per week. Eind juli 2020 heeft eiseres om een herbeoordeling van de WIA gevraagd wegens toegenomen gezondheidsklachten. Die herbeoordeling ligt in deze procedure voor.
2. Aan het primaire besluit heeft het Uwv een rapport van de verzekeringsarts van
12 mei 2021, met een opgestelde Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van dezelfde datum, en een rapport van de arbeidsdeskundige van 21 mei 2021 ten grondslag gelegd.
3. Aan het bestreden besluit heeft het Uwv een rapport van de verzekeringsarts bezwaar en beroep van 6 oktober 2021, met een nieuw opgestelde FML van dezelfde datum, en een rapport van de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep van 7 oktober 2021 ten grondslag gelegd. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft de urenbelastbaarheid begrensd op 6 uur per dag en 30 uur per week. Voorwaarde hierbij is dat in het werk rekening gehouden wordt met de beperkingen van eiseres. Op basis van de gewijzigde FML heeft de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep de functie medewerker gordijnen ongeschikt geacht omdat eiseres bij deze functie meer dan het toegestane aantal uren per dag moet werken. Ook zonder deze functie resteren er echter voldoende geschikte functies.
Standpunt eiseres
4. Eiseres stelt zich op het standpunt dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep de urenbeperking onjuist heeft vastgesteld. Ten onrechte heeft het Uwv aangenomen dat eiseres in staat is 30 uur per week te werken. Eiseres heeft immers haar eigen werk van 18 uur per week al niet kunnen volhouden. Als eiseres meer uren werkt neemt de kans op een psychose en dus uitval toe. Daarom moet zij doordeweeks minimaal twee dagen recupereren en kan zij niet 6 uur per dag werken. Wegens haar medische beperkingen kan eiseres de functies die de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft geduid niet uitoefenen.
Het oordeel van de rechtbank
5. Kern van het geschil is of het Uwv terecht heeft bepaald dat eiseres op 1 juli 2020 voor 58,30% arbeidsongeschikt is.
6. Het Uwv mag zijn besluiten over arbeidsongeschiktheid in principe baseren op rapporten van zijn verzekeringsartsen en arbeidsdeskundigen. Deze rapporten moeten dan wel aan een aantal voorwaarden voldoen: zij moeten op zorgvuldige wijze tot stand zijn gekomen, ze mogen geen tegenstrijdigheden bevatten en de conclusies moeten logisch voortvloeien uit de rapporten. Het is aan eiseres om aannemelijk te maken dat de rapporten die over haar zijn opgesteld niet aan deze vereisten voldoen. De rechtbank gaat hieronder in op de vraag of de opgestelde medische en arbeidskundige rapportages voldoen aan de hierboven genoemde voorwaarden.
De medische beoordeling
7. De rechtbank is van oordeel dat het onderzoek door de verzekeringsarts bezwaar en beroep zorgvuldig is geweest. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft de dossiergegevens bestudeerd en was aanwezig bij de hoorzitting via videobellen. Verder is de verzekeringsarts bezwaar en beroep in het aanvullend rapport van 10 mei 2022 ingegaan op de beroepsgronden en het door eiseres overgelegde behandelplan van Mentrum.
8. De rechtbank stelt vast dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep de door hem aangenomen urenbeperking van 30 uur per week per ongeluk niet heeft verwerkt in de FML van 6 oktober 2021. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft dit alsnog gedaan in de FML van 10 mei 2022.
9. Wat betreft de urenbeperking overweegt de rechtbank als volgt. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft beperkingen aangenomen die zien op het voorkomen van psychische stress en hoge eisen wat betreft sociaal functioneren en concentreren. Indien rekening gehouden wordt met die beperkingen, is een verdergaande urenbeperking niet aan de orde. Volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep is een recuperatiemogelijkheid van 2 dagen doordeweeks niet nodig, omdat eiseres bij 6 uur passend werk per dag voldoende hersteltijd heeft om de volgende dag weer in staat te zijn tot dezelfde inspanning. De rechtbank kan het standpunt van de verzekeringsarts bezwaar en beroep volgen. Uit het behandelplan van Mentrum volgt niet dat eiseres meer beperkt zou moeten zijn, juist in tegendeel. Het behandelplan spreekt erover dat de ziekte inmiddels meer op de achtergrond staat in het leven van eiseres en er daardoor weer ruimte is voor werken naar een betaalde baan. Dat eiseres haar vorige functie als administratief medewerker niet volhield, terwijl zij maar 18 uur per week werkte, leidt er niet toe dat de rechtbank twijfelt aan de conclusies van de verzekeringsarts bezwaar en beroep. Die functie hield immers onvoldoende rekening met de medische beperkingen van eiseres en bezorgde haar te veel stress. Ook anderszins is niet aannemelijk geworden dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep een verdergaande urenbeperking had moeten aannemen.
10. Naar het oordeel van de rechtbank bevatten het rapport van de verzekeringsarts bezwaar en beroep geen tegenstrijdigheden en vloeien de conclusies logisch voort uit de bevindingen. Het Uwv mocht de resultaten van het onderzoek van de verzekeringsarts bezwaar en beroep daarom ten grondslag leggen aan het bestreden besluit.
De arbeidskundige beoordeling
11. De rechtbank ziet geen aanleiding om te twijfelen aan de medische geschiktheid van eiseres voor de door de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep geduide functies. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat hiervoor al is geoordeeld dat het bestreden besluit op een deugdelijke medische grondslag berust. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft eiseres ongeschikt geacht voor de functie medewerker gordijnen. In deze functie wordt de urenbeperking van eiseres overschreden. Bij de overgebleven functies heeft de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep waar sprake is van signaleringen een voldoende en inzichtelijke motivering gegeven waarom de functies geschikt zijn voor eiseres De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft in zijn rapportage van 11 mei 2022 nog aangegeven dat, ook met de in de FML van 10 mei 2022 gewijzigde urenbelastbaarheid, de geduide functies geschikt zijn voor eiseres. De rechtbank is dan ook van oordeel dat het Uwv zich bij zijn besluit op het rapport van de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep mocht baseren.
Conclusie
12. Het Uwv heeft terecht geoordeeld dat eiseres voor 58,30% arbeidsongeschikt is. Het beroep is daarom ongegrond. Eiseres krijgt geen gelijk. Voor een veroordeling in de proceskosten of vergoeding van het griffierecht bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.M. van der Linden-Kaajan, rechter, in aanwezigheid van mr. C.J. van 't Hoff, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
3 juni 2022.
griffier
rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.
Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.

Voetnoten

1.WGA: Werkhervatting gedeeltelijk arbeidsgeschikten.