8.3Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft gelet op de aard en de ernst van wat bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft kennisgenomen van het rapport van GGZ Reclassering Inforsa van 17 februari 2022, opgemaakt door [naam GGZ medewerker] . Dit rapport houdt – zakelijk weergegeven – onder meer het volgende in:
Verdachte komt sinds 1991 in aanraking met justitie. Er is sprake van een langdurig patroon in het plegen van delicten met een geweldscomponent onder invloed van alcohol en/of drugs en vermogensdelicten. Er is sprake van hardnekkige verslavingsproblematiek hetgeen direct gerelateerd is aan het delictgedrag van verdachte. Hij pleegt delicten als hij onder invloed van alcohol verkeerd en vertoont agressief gedrag. Er zijn meerdere trajecten geweest om verdachte binnen een drangkader (klinisch) te behandelen voor deze problematiek, maar die zijn niet succesvol gebleken. Voornamelijk omdat verdachte zich onttrekt aan de behandeling. Er lijkt ook sprake te zijn van een patroon van het afbreken van klinische behandelingen, waarbij verdachte vóór het opstarten van het klinische traject aangeeft behandeld te willen worden, maar die opname na een korte periode van maximaal twee weken tegen advies in afbreekt. De reclassering is daarom van mening dat een klinisch traject binnen een drangkader geen kans van slagen heeft.
Verdachte lijkt op geen enkele manier in staat tot het hebben en behouden van enige structuur en lijkt zich ertegen te verzetten indien die aangeboden wordt. Verdachte externaliseert het mislukken van eerdere trajecten en toont geen inzicht in zijn eigen handelen. Daarbij ontbreekt het hem aan copingvaardigheden om met enige problematiek om te gaan. Voornoemde is onder andere gerelateerd aan de verstandelijke beperking van verdachte, er is sprake van een hoge mate van onmacht. Daarbij komt dat zowel verdachte zichzelf als zijn omgeving hem kan overschatten.
Vanuit de reclassering, hulpverlening en Top 600 wordt hernieuwde diagnostiek noodzakelijk geacht. Hierbij wordt neurologisch onderzoek tevens wenselijk geacht, gezien de aanwezige vermoedens van niet aangeboren hersenletsel veroorzaakt door het ernstige en veelvuldige middelengebruik van verdachte. Zijn middelengebruik leidt tot een hoog risico op letselschade voor derden maar ook voor verdachte zelf. Ook het risico op recidive wordt ingeschat als hoog. Er is sprake van ernstige maatschappelijk teloorgang en lichamelijke problematiek, waarbij het voortzetten van zijn middelengebruik verdere ernstige lichamelijke problemen tot gevolg kan hebben.
De problematiek van verdachte is niet te handhaven middels een zorgmachtiging; daarvoor biedt een zorgmachtiging niet voldoende kader. Een zorgmachtiging zal tekortschieten op het gebied van dwang en beveiliging. Binnen de intramurale fase van de ISD-maatregel kan diagnostiek worden uitgevoerd, om verdachte toe te leiden naar een langdurige opname met aansluitend langdurige en intensieve woonzorg, die passend is bij de zorgvraag van verdachte. Binnen de ISD-maatregel kan worden gewerkt aan het stabiliseren van verdachte en het toeleiden naar passende en langdurige zorg.
Reclassering Inforsa adviseert om aan verdachte de ISD-maatregel voor de duur van twee jaar op te leggen.
De rechtbank heeft ter terechtzitting van 23 februari 2022 reclasseringswerker [naam GGZ medewerker]
, verbonden aan GGZ Reclassering Inforsa, als deskundige gehoord.
De rechtbank sluit zich aan bij de bevindingen en conclusies die in voornoemd reclasseringsrapport worden beschreven. Ten aanzien van het voorwaardelijk verzoek van de raadsvrouw om de mogelijkheden van een zorgmachtiging te laten onderzoeken, wordt als volgt overwogen. De reclassering heeft gesteld dat het kader van een zorgmachtiging onvoldoende is voor het kunnen behandelen van de problematiek van verdachte. Gelet op het ingeschatte recidiverisico en het risico op letsel bij anderen en verdachte zelf acht de rechtbank het op dit moment niet aan de orde om de zaak aan te houden om de mogelijkheden van een zorgmachtiging te laten onderzoeken. De rechtbank acht zich voldoende voorgelicht. De rechtbank wijst dit verzoek van de raadsvrouw dan ook af.
De rechtbank stelt vast dat ten aanzien van de bewezen geachte feiten aan alle voorwaarden is voldaan die artikel 38m van het Wetboek van Strafrecht aan het opleggen van de ISD-maatregel stelt. Hiervoor is bewezen verklaard dat verdachte misdrijven heeft begaan waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten. Uit het uittreksel Justitiële Documentatie (strafblad) van 20 januari 2022 blijkt dat verdachte gedurende de vijf jaren voorafgaand aan de misdrijven (op 21 maart 2020, 3 juni en 5 december 2021) ten minste driemaal wegens een misdrijf onherroepelijk is veroordeeld tot een vrijheidsbenemende straf, terwijl het in dit vonnis bewezen verklaarde feiten zijn begaan na tenuitvoerlegging van deze straffen en er, zoals blijkt uit de hiervoor genoemde rapportage, ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte wederom een misdrijf zal begaan. Blijkens het strafblad van verdachte is ook voldaan aan de eisen die de “Richtlijn voor Strafvordering bij meerderjarige veelplegers” van het Openbaar Ministerie stelt: verdachte is een zeer actieve veelpleger, die over een periode van vijf jaren processen-verbaal tegen zich zag opgemaakt worden voor meer dan tien misdrijven, waarvan ten minste één in de laatste twaalf maanden, terug te rekenen vanaf de pleegdatum van het laatst gepleegde feit. Verder eist de veiligheid van personen of goederen het opleggen van deze maatregel, gezien de ernst en het aantal door verdachte begane soortgelijke feiten. De rechtbank ziet geen reden om deze maatregel niet op te leggen. Zij zal daarom de officier van justitie op dit punt van de vordering volgen.
Om de beëindiging van de recidive van verdachte en het leveren van een bijdrage aan de oplossing van zijn problematiek alle kansen te geven en voorts ter optimale bescherming van de maatschappij, is het van groot belang dat voldoende tijd wordt genomen om de ISD-maatregel ten uitvoer te leggen. Daarom zal de rechtbank de maatregel voor de maximale termijn van twee jaren opleggen en de tijd die door verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht niet in mindering brengen op de duur van de maatregel.