ECLI:NL:RBAMS:2022:3054

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
9 maart 2022
Publicatiedatum
2 juni 2022
Zaaknummer
13/145194-21
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Oplegging van de ISD-maatregel na bedreigingen met misdrijf tegen het leven

Op 9 maart 2022 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan drie bedreigingen. De rechtbank heeft de verdachte, geboren in 1978 en thans gedetineerd, veroordeeld tot een maatregel van plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (ISD) voor de duur van twee jaar. De bedreigingen vonden plaats in Amsterdam op verschillende data, waarbij de verdachte dreigende woorden heeft geuit naar drie verschillende slachtoffers. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaardingen geldig zijn en dat zij bevoegd is om kennis te nemen van de ten laste gelegde feiten. De officier van justitie, mr. S.H.S. Kurniawan-Ayre, heeft de ISD-maatregel gevorderd, terwijl de verdediging heeft gepleit tegen deze maatregel en een zorgmachtiging heeft voorgesteld. De rechtbank heeft echter geconcludeerd dat de ISD-maatregel noodzakelijk is gezien de ernst van de feiten en het recidiverisico van de verdachte. De rechtbank heeft ook de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder voorwaardelijk opgelegde straf afgewezen, omdat de ISD-maatregel als voldoende werd beschouwd om de problematiek van de verdachte aan te pakken. De beslissing is genomen op basis van de artikelen 38m, 38n, 57 en 285 van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummer: 13/145194-21 (A), 13/328550-21 (B) en 13/168482-20 (C)
Parketnummer vordering tul: 23/000732-21
Datum uitspraak: 9 maart 2022
Verkort vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de zaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1978,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het postadres:
[adres] ,
thans gedetineerd te: [detentieplaats] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit verkort vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 23 februari 2022.
De rechtbank heeft de zaken, die bij afzonderlijke dagvaardingen onder de bovenvermelde parketnummers zijn aangebracht, gevoegd. Deze zaken worden hierna als respectievelijk zaak A, zaak B en zaak C aangeduid.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie,
mr. S.H.S. Kurniawan-Ayre, en van wat verdachte en zijn raadsvrouw, mr. Z. Boufadiss, naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat
in zaak A
hij op of omstreeks 3 juni 2021 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, [slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door voornoemde [slachtoffer 1] dreigend de woorden toe te voegen “Ik ga je afmaken als je op straat bent. Je weet niet wie ik ben.” en/of “Je bent een klootzak ik ga je vermoorden je vader en je moeder je hele familie”, althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
in zaak B
hij op of omstreeks 5 december 2021 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling,
door voornoemde [slachtoffer 2] een of meermalen dreigend de woorden toe te voegen: “Ik maak je af, ik maak je dood, kankerslet”, althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
in zaak C
hij op één of meer tijdstip(pen) of omstreeks 21 maart 2020 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, (telkens) [slachtoffer 3] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door (telkens) voornoemde [slachtoffer 3] dreigend de woorden toe te voegen “Ik maak je af” en/of “Ik ga je naaien” en/of “Je gaat er aan”, althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.

3.Voorvragen

De dagvaardingen zijn geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

Bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat verdachte
in zaak A
op 3 juni 2021 te Amsterdam, [slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, door voornoemde [slachtoffer 1] dreigend de woorden toe te voegen “Ik ga je afmaken als je op straat bent. Je weet niet wie ik ben.” en “Je bent een klootzak ik ga je vermoorden je vader en je moeder je hele familie”, althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
in zaak B
op 5 december 2021 te Amsterdam, [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, door voornoemde [slachtoffer 2] dreigend de woorden toe te voegen: “Ik maak je af, ik maak je dood, kankerslet”, althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
in zaak C
op 21 maart 2020 te Amsterdam, [slachtoffer 3] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en met zware mishandeling, door voornoemde [slachtoffer 3] dreigend de woorden toe te voegen “Ik maak je af” en “Ik ga je naaien” en “Je gaat er aan”, althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.

5.Het bewijs

De rechtbank grondt haar beslissing dat verdachte het bewezen geachte heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. Indien tegen dit verkort vonnis hoger beroep wordt ingesteld, worden de door de rechtbank gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het verkort vonnis. Deze aanvulling wordt dan aan het verkort vonnis gehecht.

6.De strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders

8.1
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat aan verdachte de maatregel van plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (ISD-maatregel) zal worden opgelegd voor de duur van twee jaar zonder aftrek van voorarrest.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit de ISD-maatregel niet aan verdachte op te leggen. De raadsvrouw heeft een voorwaardelijk verzoek gedaan om onderzoek te laten doen naar de mogelijkheden van een zorgmachtiging, indien de rechtbank overweegt de ISD-maatregel op te leggen.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft gelet op de aard en de ernst van wat bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft kennisgenomen van het rapport van GGZ Reclassering Inforsa van 17 februari 2022, opgemaakt door [naam GGZ medewerker] . Dit rapport houdt – zakelijk weergegeven – onder meer het volgende in:
Verdachte komt sinds 1991 in aanraking met justitie. Er is sprake van een langdurig patroon in het plegen van delicten met een geweldscomponent onder invloed van alcohol en/of drugs en vermogensdelicten. Er is sprake van hardnekkige verslavingsproblematiek hetgeen direct gerelateerd is aan het delictgedrag van verdachte. Hij pleegt delicten als hij onder invloed van alcohol verkeerd en vertoont agressief gedrag. Er zijn meerdere trajecten geweest om verdachte binnen een drangkader (klinisch) te behandelen voor deze problematiek, maar die zijn niet succesvol gebleken. Voornamelijk omdat verdachte zich onttrekt aan de behandeling. Er lijkt ook sprake te zijn van een patroon van het afbreken van klinische behandelingen, waarbij verdachte vóór het opstarten van het klinische traject aangeeft behandeld te willen worden, maar die opname na een korte periode van maximaal twee weken tegen advies in afbreekt. De reclassering is daarom van mening dat een klinisch traject binnen een drangkader geen kans van slagen heeft.
Verdachte lijkt op geen enkele manier in staat tot het hebben en behouden van enige structuur en lijkt zich ertegen te verzetten indien die aangeboden wordt. Verdachte externaliseert het mislukken van eerdere trajecten en toont geen inzicht in zijn eigen handelen. Daarbij ontbreekt het hem aan copingvaardigheden om met enige problematiek om te gaan. Voornoemde is onder andere gerelateerd aan de verstandelijke beperking van verdachte, er is sprake van een hoge mate van onmacht. Daarbij komt dat zowel verdachte zichzelf als zijn omgeving hem kan overschatten.
Vanuit de reclassering, hulpverlening en Top 600 wordt hernieuwde diagnostiek noodzakelijk geacht. Hierbij wordt neurologisch onderzoek tevens wenselijk geacht, gezien de aanwezige vermoedens van niet aangeboren hersenletsel veroorzaakt door het ernstige en veelvuldige middelengebruik van verdachte. Zijn middelengebruik leidt tot een hoog risico op letselschade voor derden maar ook voor verdachte zelf. Ook het risico op recidive wordt ingeschat als hoog. Er is sprake van ernstige maatschappelijk teloorgang en lichamelijke problematiek, waarbij het voortzetten van zijn middelengebruik verdere ernstige lichamelijke problemen tot gevolg kan hebben.
De problematiek van verdachte is niet te handhaven middels een zorgmachtiging; daarvoor biedt een zorgmachtiging niet voldoende kader. Een zorgmachtiging zal tekortschieten op het gebied van dwang en beveiliging. Binnen de intramurale fase van de ISD-maatregel kan diagnostiek worden uitgevoerd, om verdachte toe te leiden naar een langdurige opname met aansluitend langdurige en intensieve woonzorg, die passend is bij de zorgvraag van verdachte. Binnen de ISD-maatregel kan worden gewerkt aan het stabiliseren van verdachte en het toeleiden naar passende en langdurige zorg.
Reclassering Inforsa adviseert om aan verdachte de ISD-maatregel voor de duur van twee jaar op te leggen.
De rechtbank heeft ter terechtzitting van 23 februari 2022 reclasseringswerker [naam GGZ medewerker]
, verbonden aan GGZ Reclassering Inforsa, als deskundige gehoord.
De rechtbank sluit zich aan bij de bevindingen en conclusies die in voornoemd reclasseringsrapport worden beschreven. Ten aanzien van het voorwaardelijk verzoek van de raadsvrouw om de mogelijkheden van een zorgmachtiging te laten onderzoeken, wordt als volgt overwogen. De reclassering heeft gesteld dat het kader van een zorgmachtiging onvoldoende is voor het kunnen behandelen van de problematiek van verdachte. Gelet op het ingeschatte recidiverisico en het risico op letsel bij anderen en verdachte zelf acht de rechtbank het op dit moment niet aan de orde om de zaak aan te houden om de mogelijkheden van een zorgmachtiging te laten onderzoeken. De rechtbank acht zich voldoende voorgelicht. De rechtbank wijst dit verzoek van de raadsvrouw dan ook af.
De rechtbank stelt vast dat ten aanzien van de bewezen geachte feiten aan alle voorwaarden is voldaan die artikel 38m van het Wetboek van Strafrecht aan het opleggen van de ISD-maatregel stelt. Hiervoor is bewezen verklaard dat verdachte misdrijven heeft begaan waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten. Uit het uittreksel Justitiële Documentatie (strafblad) van 20 januari 2022 blijkt dat verdachte gedurende de vijf jaren voorafgaand aan de misdrijven (op 21 maart 2020, 3 juni en 5 december 2021) ten minste driemaal wegens een misdrijf onherroepelijk is veroordeeld tot een vrijheidsbenemende straf, terwijl het in dit vonnis bewezen verklaarde feiten zijn begaan na tenuitvoerlegging van deze straffen en er, zoals blijkt uit de hiervoor genoemde rapportage, ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte wederom een misdrijf zal begaan. Blijkens het strafblad van verdachte is ook voldaan aan de eisen die de “Richtlijn voor Strafvordering bij meerderjarige veelplegers” van het Openbaar Ministerie stelt: verdachte is een zeer actieve veelpleger, die over een periode van vijf jaren processen-verbaal tegen zich zag opgemaakt worden voor meer dan tien misdrijven, waarvan ten minste één in de laatste twaalf maanden, terug te rekenen vanaf de pleegdatum van het laatst gepleegde feit. Verder eist de veiligheid van personen of goederen het opleggen van deze maatregel, gezien de ernst en het aantal door verdachte begane soortgelijke feiten. De rechtbank ziet geen reden om deze maatregel niet op te leggen. Zij zal daarom de officier van justitie op dit punt van de vordering volgen.
Om de beëindiging van de recidive van verdachte en het leveren van een bijdrage aan de oplossing van zijn problematiek alle kansen te geven en voorts ter optimale bescherming van de maatschappij, is het van groot belang dat voldoende tijd wordt genomen om de ISD-maatregel ten uitvoer te leggen. Daarom zal de rechtbank de maatregel voor de maximale termijn van twee jaren opleggen en de tijd die door verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht niet in mindering brengen op de duur van de maatregel.

9.Afwijzen vordering tot tenuitvoerlegging voorwaardelijke veroordeling

De officier van justitie heeft gevorderd dat de eerder aan verdachte op 15 juli 2021 voorwaardelijk opgelegde straf onder parketnummer 23/000732-21 ten uitvoer wordt gelegd. Ter terechtzitting heeft de officier van justitie verzocht deze vordering af te wijzen.
Gebleken is dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd, verbonden aan voornoemde voorwaardelijk opgelegde straf, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt, zoals naar voren komt uit de verdere inhoud van dit vonnis. De rechtbank ziet in de aan verdachte opgelegde ISD-maatregel aanleiding de vordering tot tenuitvoerlegging van die voorwaardelijke straf af te wijzen.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen maatregel is gegrond op de artikelen 38m, 38n, 57 en 285 van het Wetboek van Strafrecht.

11.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
in zaak A en B
telkens: bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht;
in zaak C
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en zware mishandeling.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Legt op de
maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige dadersvoor de duur van twee jaar.
Wijst de vordering tot tenuitvoerlegging van de bij genoemd vonnis van 15 juli 2021 voorwaardelijk opgelegde straf onder parketnummer 23/000732-21, af.
Dit vonnis is gewezen door
mr. C. Klomp, voorzitter,
mrs. S. Djebali en C.M. Georgiades, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M.R. Baart, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 9 maart 2022.