ECLI:NL:RBAMS:2022:3046

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
25 mei 2022
Publicatiedatum
2 juni 2022
Zaaknummer
13/070508-22
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toestemming voor overlevering op basis van Europees aanhoudingsbevel met afzien van weigeringsgrond

Op 25 mei 2022 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat was uitgevaardigd door de Regionale Rechtbank in Częstochowa, Polen. De zaak betreft de overlevering van een opgeëiste persoon, geboren in 1971, die gedetineerd is in Nederland. De rechtbank heeft de vordering tot overlevering behandeld op een openbare zitting op 11 mei 2022, waarbij de officier van justitie, mr. K. van der Schaft, aanwezig was, evenals de raadsman van de opgeëiste persoon, mr. S. de Goede.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de opgeëiste persoon niet in persoon aanwezig was bij het proces dat leidde tot het EAB, en dat de weigeringsgrond van artikel 12 van de Overleveringswet (OLW) van toepassing zou kunnen zijn. Echter, de rechtbank heeft besloten om af te zien van deze weigeringsgrond, omdat de opgeëiste persoon meerdere keren is gehoord en op de hoogte was van de strafprocedure. De rechtbank oordeelt dat de overlevering geen schending van de verdedigingsrechten van de opgeëiste persoon oplevert, aangezien zij op de hoogte was van de procedure en niet onzorgvuldig is geweest in haar bereikbaarheid.

De rechtbank heeft ook vastgesteld dat de feiten waarvoor de overlevering wordt verzocht, zijn opgenomen in de lijst van bijlage 1 bij de OLW, en dat de opgeëiste persoon een vrijheidsstraf van drie jaar moet ondergaan. Gezien het feit dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW en er geen andere weigeringsgronden zijn, heeft de rechtbank besloten om de overlevering toe te staan. De uitspraak is gedaan door mr. M.C.M. Hamer, voorzitter, en mrs. M.M.L.A.T. Doll en G.M. Beunk, rechters, in aanwezigheid van griffier mr. C.W. van der Hoek.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER
Parketnummer: 13/070508-22
RK nummer: 22/1586
Datum uitspraak: 25 mei 2022
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 23 maart 2022 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
Dit EAB is uitgevaardigd op 22 juni 2021 door
The Regional Court of Law in Częstochowa(Polen) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon] ,
geboren te [geboorteplaats] (Polen) op [geboortedag] 1971,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
gedetineerd in de [detentieplaats] ,
hierna te noemen de opgeëiste persoon.

1.Procesgang

De vordering is behandeld op de openbare zitting van 11 mei 2022. Het verhoor heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie, mr. K. van der Schaft. De opgeëiste persoon is bijgestaan door haar raadsman, mr. S. de Goede, advocaat te Breda, en door een tolk in de Poolse taal.
Op grond van artikel 22, derde lid, OLW heeft de rechtbank de termijn waarbinnen zij op grond van het eerste lid van dit artikel uitspraak moet doen met dertig dagen verlengd, omdat zij die verlenging nodig heeft om over de verzochte overlevering te beslissen.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht. De opgeëiste persoon heeft ter zitting verklaard dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat zij de Poolse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

In het EAB wordt melding gemaakt van een
enforceable judgement of the District Court of Law in Zawiercie of 9th August, 2017(II K 516/13).
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf voor de duur van drie jaar, door de opgeëiste persoon te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat. De vrijheidsstraf is aan de opgeëiste persoon opgelegd bij het hiervoor genoemde vonnis.
Dit vonnis betreft de feiten zoals die zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB.
3.1
Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 12 OLW
De raadsman heeft betoogd dat de overlevering op grond van artikel 12 OLW moet worden geweigerd. De opgeëiste persoon was niet in persoon aanwezig bij het proces dat tot de beslissing heeft geleid en de uitzonderingen van artikel 12 OLW zijn niet van toepassing. Daarnaast is de zaak afgesplitst en onder een nieuw parketnummer ondergebracht. Onduidelijk is of de instructie over de adreswijziging dan ook nog steeds geldt onder het nieuwe parketnummer. Verder heeft de opgeëiste persoon ook haar toenmalige Nederlandse adres opgegeven en is voortdurend telefonisch bereikbaar geweest voor de Poolse autoriteiten. Er kan dus niet worden geconcludeerd dat zij stilzwijgend afstand heeft gedaan van haar recht om op het proces te verschijnen.
De rechtbank stelt vast dat het EAB strekt tot de tenuitvoerlegging van een vonnis terwijl de opgeëiste persoon niet in persoon is verschenen bij het proces dat tot die beslissing heeft geleid, en dat - kort gezegd - is gewezen zonder dat zich één van de in artikel 12, sub a tot en met d, OLW genoemde omstandigheden heeft voorgedaan.
Gelet daarop kan de overlevering op grond van artikel 12 OLW worden geweigerd.
De rechtbank ziet, met de officier van justitie, echter aanleiding om af te zien van haar bevoegdheid om de overlevering te weigeren. Zij acht daarbij het volgende van belang.
Uit het EAB en de aanvullende informatie van 10 mei 2022 blijkt dat de opgeëiste persoon drie keer is gehoord, waarbij ze de feiten heeft bekend. Zij is op 14 april 2008 tijdens het vooronderzoek erop gewezen dat zij het adres moet opgeven waar correspondentie over de strafprocedure naar toe zal worden gezonden en dat zij ook nadien iedere adreswijziging moet doorgeven. Deze instructie is door de opgeëiste persoon ondertekend. Tijdens de verhoren heeft ze een Pools adres ( [adres] ) opgegeven waar ze woonde. Tevens heeft ze toen aangegeven dat ze tot 10 oktober 2010 in Nederland woonde en dat ze niet de intentie had om Polen te verlaten. De oproep voor de zitting is volgens het EAB verzonden naar het door de opgeëiste persoon opgegeven adres. Dat de zaak na afsplitsing van de zaken van medeverdachten een ander parketnummer heeft gekregen maakt niet dat de opgeëiste persoon in de haar eigen zaak niet zou zijn geïnstrueerd. Het ging immers nog steeds om dezelfde strafzaak.
Naar het oordeel van de rechtbank maken deze omstandigheden dat het toestaan van de overlevering geen schending van de verdedigingsrechten van de opgeëiste persoon oplevert. De opgeëiste persoon was klaarblijkelijk op de hoogte van het strafproces en, zo zij al niet uit eigen beweging stilzwijgend afstand heeft gedaan van haar recht om in persoon te verschijnen bij het proces, is zij op zijn minst kennelijk onzorgvuldig geweest met betrekking tot haar bereikbaarheid voor officiële correspondentie.

4.Strafbaarheid; feitenvermeld op bijlage 1 bij de OLW

Onderzoek naar de dubbele strafbaarheid van de feiten waarvoor de overlevering wordt verzocht, moet achterwege blijven, nu de uitvaardigende justitiële autoriteit de strafbare feiten heeft aangeduid als feiten vermeld in de lijst van bijlage 1 bij de OLW. De feiten vallen op deze lijst onder nummers 20 en 23, te weten:
20) oplichting;
23) vervalsing van administratieve documenten en handel in valse documenten; vervalsing van betaalmiddelen.
Uit het EAB volgt dat op deze feiten naar het recht van Polen een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste drie jaren is gesteld.

5.Slotsom

Nu is vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW, er ook overigens geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg staan en er geen sprake is van een geval waarin aan het EAB geen gevolg mag worden gegeven, dient de overlevering te worden toegestaan.

6.Toepasselijke wetsbepalingen

De artikelen en 2, 5, 7 en 12 OLW.

7.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan
The Regional Court of Law in Częstochowa(Polen) voor de feiten zoals die zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB.
Aldus gedaan door
mr. M.C.M. Hamer, voorzitter,
mrs. M.M.L.A.T. Doll en G.M. Beunk, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. C.W. van der Hoek, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 25 mei 2022.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.