Op 25 mei 2022 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat was uitgevaardigd door de Regionale Rechtbank in Częstochowa, Polen. De zaak betreft de overlevering van een opgeëiste persoon, geboren in 1971, die gedetineerd is in Nederland. De rechtbank heeft de vordering tot overlevering behandeld op een openbare zitting op 11 mei 2022, waarbij de officier van justitie, mr. K. van der Schaft, aanwezig was, evenals de raadsman van de opgeëiste persoon, mr. S. de Goede.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de opgeëiste persoon niet in persoon aanwezig was bij het proces dat leidde tot het EAB, en dat de weigeringsgrond van artikel 12 van de Overleveringswet (OLW) van toepassing zou kunnen zijn. Echter, de rechtbank heeft besloten om af te zien van deze weigeringsgrond, omdat de opgeëiste persoon meerdere keren is gehoord en op de hoogte was van de strafprocedure. De rechtbank oordeelt dat de overlevering geen schending van de verdedigingsrechten van de opgeëiste persoon oplevert, aangezien zij op de hoogte was van de procedure en niet onzorgvuldig is geweest in haar bereikbaarheid.
De rechtbank heeft ook vastgesteld dat de feiten waarvoor de overlevering wordt verzocht, zijn opgenomen in de lijst van bijlage 1 bij de OLW, en dat de opgeëiste persoon een vrijheidsstraf van drie jaar moet ondergaan. Gezien het feit dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW en er geen andere weigeringsgronden zijn, heeft de rechtbank besloten om de overlevering toe te staan. De uitspraak is gedaan door mr. M.C.M. Hamer, voorzitter, en mrs. M.M.L.A.T. Doll en G.M. Beunk, rechters, in aanwezigheid van griffier mr. C.W. van der Hoek.