ECLI:NL:RBAMS:2022:3041
Rechtbank Amsterdam
- Eerste en enige aanleg
- Rechtspraak.nl
Tussenuitspraak inzake overlevering op basis van Europees aanhoudingsbevel met betrekking tot verblijfsvergunning en strafbaarheid
Op 25 mei 2022 heeft de Rechtbank Amsterdam een tussenuitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een opgeëiste persoon op basis van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). De vordering tot overlevering werd ingediend door de officier van justitie op 22 maart 2022 en betreft een EAB dat is uitgevaardigd door het hof van beroep Antwerpen op 10 november 2021. De opgeëiste persoon, geboren in Italië in 1973, is momenteel gedetineerd en heeft verklaard stateloos te zijn. Tijdens de openbare zitting op 11 mei 2022 was de officier van justitie aanwezig, evenals de raadsman van de opgeëiste persoon, mr. A.C. Vingerling.
De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon bevestigd en vastgesteld dat hij op de hoogte was van het proces dat tot het EAB heeft geleid. De rechtbank heeft ook de grondslag en inhoud van het EAB onderzocht, waarbij werd vastgesteld dat de opgeëiste persoon een vrijheidsstraf van vijf jaar moet ondergaan, waarvan nog 1825 dagen resteren. De rechtbank concludeert dat de weigeringsgrond van artikel 12 OLW niet van toepassing is, omdat de opgeëiste persoon op de hoogte was van de rechtszitting.
Daarnaast heeft de rechtbank geconstateerd dat de opgeëiste persoon in het bezit was van een verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd, die op 1 december 2021 was ingetrokken. Echter, na een bezwaarprocedure is deze intrekking gegrond verklaard. De rechtbank heeft besloten het onderzoek te heropenen om de officier van justitie in de gelegenheid te stellen de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) te bevragen over de verblijfsstatus van de opgeëiste persoon. De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting voor onbepaalde tijd geschorst en de oproeping van de opgeëiste persoon bevolen voor een nader te bepalen datum.