ECLI:NL:RBAMS:2022:3040

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
10 mei 2022
Publicatiedatum
2 juni 2022
Zaaknummer
13-665081-19
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van de vordering tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling van een veroordeelde

Op 10 mei 2022 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling (v.i.) van een veroordeelde. De vordering tot herroeping was ingediend door het Openbaar Ministerie op basis van artikel 6:6:8 van het Wetboek van Strafvordering. De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. M.E. Woudman, en de argumenten van de veroordeelde en zijn raadsvrouw, mr. P.W. van Rijmenam-van Oosterom. De rechtbank heeft ook getuigen gehoord, waaronder medewerkers van de reclassering en de gemeente Amsterdam.

De veroordeelde was eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van 36 maanden, met een v.i. datum van 18 april 2021. Na een uitstel van 180 dagen was hij op 26 augustus 2021 voorwaardelijk in vrijheid gesteld onder verschillende voorwaarden, waaronder een meldplicht en een locatieverbod. De officier van justitie stelde dat de veroordeelde zich niet aan deze voorwaarden had gehouden, wat leidde tot de vordering tot herroeping.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de veroordeelde zich inderdaad niet voldoende aan de voorwaarden heeft gehouden, maar ook dat hij positieve stappen had gezet, zoals het behalen van een koksdiploma en het vinden van een vaste baan. De rechtbank oordeelde dat de vordering tot herroeping moest worden afgewezen, omdat een herroeping van de v.i. het positieve traject van de veroordeelde zou doorkruisen. De rechtbank besloot de veroordeelde een laatste kans te geven om zich aan de voorwaarden te houden.

Uitspraak

beslissing
RECHTBANK AMSTERDAM
Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
VI-zaaknummer : 99/000515-58
Parketnummer : 13/665081-19 (23-004693-19)
Beslissing op de vordering van het Openbaar Ministerie ex artikel 6:6:8 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling (hierna: v.i.) van
[veroordeelde] (hierna: de veroordeelde),
geboren op [geboortedag] 1996 te [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[adres 1] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

De beslissing is genomen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 10 mei 2022.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de volgende stukken:
  • het hieronder genoemde onherroepelijk geworden arrest betreffende de veroordeelde;
  • de vordering van de officier van justitie van 11 april 2022;
  • het reclasseringsadvies van 25 maart 2022;
  • het besluit voorwaardelijke invrijheidsstelling van 25 augustus 2021 en het wijzigingsbesluit voorwaardelijke invrijheidstelling van 26 augustus 2021, beide opgemaakt door mr. V.G. Smink, advocaat-generaal Openbaar Ministerie te Arnhem en het wijzigingsbesluit voorwaardelijke invrijheidstelling van 5 oktober 2021, opgemaakt door mr. E.J. Hulsing, advocaat-generaal Openbaar Ministerie te Arnhem;
De rechtbank heeft voorts kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. M.E. Woudman, en van wat de veroordeelde en zijn raadsvrouw, mr. P.W. van Rijmenam-van Oosterom, advocaat te Amsterdam, naar voren hebben gebracht.
De rechtbank heeft verder als getuige/deskundige gehoord mevrouw [naam 1] , werkzaam als regisseur Top600 bij Gemeente Amsterdam, en mevrouw [naam 2] , werkzaam als reclasseringswerker/toezichthouder bij reclassering Nederland te Amsterdam.

2.Procesgang

Bij onherroepelijk geworden arrest van het Gerechtshof Amsterdam van 26 februari 2021, is aan de veroordeelde – onder meer – een gevangenisstraf opgelegd van 36 maanden, met aftrek van de tijd die door de veroordeelde in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht.
Op grond van de wettelijke bepalingen was de v.i. datum van veroordeelde berekend op 18 april 2021. Bij beslissing van deze rechtbank van 23 april 2021 is de v.i. met 180 dagen uitgesteld waarna veroordeelde al na 120 dagen, te weten op 26 augustus 2021, feitelijk in vrijheid is gesteld. Op dat moment is de proeftijd van 365 dagen gaan lopen, met een strafrestant van 240 dagen.
De veroordeelde is, gelet op artikel 6:2:10 en 6:2:11 Sv, op 26 augustus 2021 voorwaardelijk in vrijheid gesteld, onder de algemene voorwaarde dat hij zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit en onder de bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
  • zich niet zal bevinden in het centrum van Amsterdam, welke bijzondere voorwaarde wordt ondersteund door middel van elektronisch monitoring. Een uitzondering op dit locatieverbod geldt voor het volgen van een koksopleiding (voor de duur van acht weken) op het adres [adres 2] ;
  • op vooraf vastgestelde tijden aanwezig zal zijn op zijn verblijfadres. De reclassering stelt de precieze tijdstippen vast in overleg met veroordeelde en mede afhankelijk van de dagbesteding. De veroordeelde dient mee te werken aan elektronische monitoring van dit locatiegebod. Het huidige verblijfadres is [instelling] , [adres 3] ;
  • zich binnen twee werkdagen na invrijheidstelling zal melden bij Reclassering Nederland, [adres 4] en zich zal blijven melden, zolang en zo vaak de reclassering dit noodzakelijk acht;
  • zich gedurende de proeftijd onder behandeling zal stellen van De Waag, althans een soortgelijke zorginstelling, nader te bepalen door de reclassering, op tijden en plaatsen als door of namens die zorginstelling aan te geven. De veroordeelde dient zich te houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de behandelaar worden gegeven.
  • gedurende de proeftijd zal verblijven in een instelling voor begeleid wonen of maatschappelijk opvang, te weten [instelling] , althans in een soortgelijke instelling. De veroordeelde dient zich te houden aan het (dag-)programma dat deze instelling in overleg met de reclassering heeft opgesteld;
  • medewerking verleent en een actieve inspanning verricht voor (een traject gericht op) het verkrijgen en behouden van woonruimte en een structurele en zinvolle (betaalde) dagbesteding;
  • medewerking te verlenen aan middelencontrole door middel van ademonderzoek (blaastest) en/of urineonderzoek en/of een ander controlemiddel om zijn middelengebruik te beheersen. De reclassering bepaalt de frequentie en de wijze waarop de middelencontroles plaatsvinden;
  • een open, gemotiveerde en meewerkende houding zal tonen met betrekking tot het toezicht en de overige bijzondere voorwaarden. De veroordeelde dient openheid van zaken te geven ten aanzien van zijn financiële situatie.
De schriftelijke vordering tot herroeping van de v.i. van het Openbaar Ministerie is op 11 april 2022 op de griffie van de rechtbank ontvangen.

3.De inhoud van vordering

De vordering van de officier van justitie strekt ertoe dat de rechtbank de voorwaardelijke invrijheidstelling herroept voor een periode van 120 dagen wegens het niet naleven van de daaraan verbonden bijzondere voorwaarden.
De veroordeelde heeft de bijzondere voorwaarden van de meldplicht, het locatiegebod, het locatieverbod, de ambulante behandeling, het begeleid wonen en het tonen van een open, gemotiveerde en meewerkende houding overtreden. Ook na een mondelinge en een officiële waarschuwing heeft de veroordeelde niets veranderd aan zijn houding en gedrag.
Van begin januari 2022 tot heden is de veroordeelde daardoor een aantal keren niet op de meldplichtafspraak verschenen (zonder tegenbericht) en heeft hij zich veelvuldig niet gehouden aan het tijdschema van zijn locatiegebod, door niet op de aangegeven tijden op zijn verblijfplaats te zijn. Omdat hij ook regelmatig afspraken bij Inforsa (ambulante behandeling) verzet of niet verschijnt is het behandeltraject nog niet van start gegaan. Tevens loopt het woontraject niet goed, omdat begeleiders moeilijk contact krijgen met de veroordeelde, hij slecht bereikbaar is een zorgmijdende houding aanneemt. Zowel in het contact met zijn woonbegeleider als zijn toezichthouder is de veroordeelde niet open over wat hem bezighoudt en waar hij tegenaan loopt en is van mening dat veel zaken privé zijn en daardoor niet besproken hoeven te worden. Hierdoor is het niet mogelijk om te komen tot gedragsverandering en risicobeperking. De reclassering ziet op het moment dan ook geen mogelijkheden om het toezicht voort te zetten.

4.De beoordeling

4.1.
De v.i.-regeling
Volgens de v.i.-regeling geldt als uitgangspunt dat een veroordeelde, als is voldaan aan het bepaalde in artikel 6:2:10 Sv, vervroegd in vrijheid wordt gesteld na het ondergaan van het in dit artikel omschreven deel van de gevangenisstraf. Aan de (periode van de) v.i. kunnen door het Openbaar Ministerie algemene en bijzondere voorwaarden worden gesteld. Indien veroordeelde een voorwaarde niet heeft nageleefd, kan, op grond van het bepaalde in artikel 6:2:13 Sv de v.i. echter worden herroepen. Deze beslissing wordt genomen door de rechtbank, op vordering van de officier van justitie.
4.2.
Advies van de reclassering en van regisseur Top600 bij Gemeente Amsterdam
De reclassering adviseert de herroeping van de v.i., omdat geen mogelijkheden meer worden gezien om het toezicht voort te zetten, alsmede geen mogelijkheden voor gedragsverandering en risicobeperking. Hierdoor kan een situatie ontstaan waarbij de veroordeelde zich volledig onttrekt aan de bijzondere voorwaarden. Dit kan erin resulteren dat de veroordeelde weer in zijn oude patronen en problematiek terugvalt. De reclassering is van mening dat de veroordeelde begeleiding nodig heeft. Bij het voortzetten van het toezicht is het nodig dat de veroordeelde zich aan alle opgelegde bijzondere voorwaarden houdt. Reclasseringswerker/toezichthouder [naam 2] heeft ter terechtzitting zitting het advies toegelicht en bevestigd.
De regisseur Top600 bij Gemeente Amsterdam [naam 1] heeft ter terechtzitting verklaard al twee jaren bij de veroordeelde betrokken te zijn en een iets ander beeld te hebben. De veroordeelde heeft zich volgens haar vanaf het begin van de proeftijd voor 120 procent ingezet, maar dat was niet genoeg. De veroordeelde is te hoog ingeschat en er is teveel van hem gevraagd. De oorzaak van de problematiek van de veroordeelde ligt in trauma’s, waarvan de behandeling slechts kan plaatsvinden indien zijn leven stabiel is. Als het thans ingezette traject drie maanden wordt onderbroken vanwege detentie vreest [naam 1] voor de motivatie van de veroordeelde. De veroordeelde zal dan zijn woonplek en zijn baan verliezen.
4.3.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft ter terechtzitting verzocht de vordering tot herroeping van de v.i. af te wijzen. De veroordeelde heeft zich weliswaar niet voldoende aan de voorwaarden gehouden, maar is overvraagd geweest. Vervroegde invrijheidstelling dient om een veroordeelde te begeleiden bij de terugkeer in de maatschappij. Bij een herroeping van de v.i. zal de veroordeelde van de regen in de drup raken. De maatschappij is er meer bij gebaat de vordering af te wijzen en de veroordeelde de mogelijkheid te geven met begeleiding op maat zijn leven verder op de rit te zetten.
4.4.
Het standpunt van de veroordeelde
De veroordeelde heeft zich op de terechtzitting verzet tegen de gevorderde herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling. Hij erkent zich niet altijd aan de voorwaarden te hebben gehouden. Daar staat tegenover dat hij zijn koksdiploma heeft gehaald en inmiddels een vaste baan heeft als kok. Daarnaast zal hij in september van dit jaar vader worden. De veroordeelde is inmiddels zijn behandeling bij Inforsa gestart en bezig om een woning te krijgen.
De raadsvrouw heeft ter terechtzitting verzocht om de vordering af te wijzen. Hiertoe heeft zij aangevoerd dat de veroordeelde in de afgelopen negen maanden veel heeft bereikt en niet meer met justitie in aanraking is geweest. De oorzaak van het missen van afspraken is er ook in gelegen dat de veroordeelde veel heeft gewerkt om niet te recidiveren vanwege financiële problemen. Hij staat open voor begeleiding, wil graag, maar het lukt niet altijd.
4.5.
Het oordeel van de rechtbank
Op grond van het onderzoek ter terechtzitting stelt de rechtbank vast dat de veroordeelde, zoals hij ook erkent, zich niet voldoende heeft gehouden aan de opgelegde voorwaarden. Vervroegde invrijheidstelling is een gunst, waarbij de veroordeelde zich aan de voorwaarden dient te houden. Aan de andere kant is de veroordeelde er wel in geslaagd zijn diploma te halen en naar eigen zeggen een vaste baan te krijgen. Volgens de begeleidende regisseur is de wil er wel, maar is de veroordeelde, zeker in het begin, overvraagd geweest. Door een herroeping van de v.i. en het ondergaan van detentie zal het positief ingezette traject doorkruist worden.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat de vordering tot herroeping van de v.i. dient te worden afgewezen en dat aan de veroordeelde een laatste kans moet worden geboden om zich alsnog aan de voorwaarden te houden
5. Beslissing
wijst de vorderingtot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling
af.
Deze beslissing is gegeven door
mr. R.M. Troost, voorzitter,
mr. E. Akkermans en mr. E. van den Brink, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M. van Randeraat, griffier.
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 10 mei 2022.
Mrs. E. Akkermans en E. van den Brink zijn buiten staat deze beslissing mede te ondertekenen.
Tegen deze beslissing staat géén rechtsmiddel open.