In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 18 mei 2022 uitspraak gedaan in een jeugdbeschermingskwestie betreffende de minderjarige [minderjarige], geboren op [geboortedatum] 2012. De moeder van [minderjarige] heeft verzocht om de schriftelijke aanwijzing van de Gecertificeerde Instelling (GI) van 24 februari 2022, die de contacten tussen haar en [minderjarige] beperkte, geheel of gedeeltelijk te vervallen. De GI had de moeder een begeleid contact van één uur per week opgelegd, wat de moeder als onzorgvuldig en niet in het belang van [minderjarige] beschouwde. De rechtbank heeft vastgesteld dat de GI niet voldoende gelegenheid heeft gegeven aan de moeder om haar zienswijze kenbaar te maken, wat in strijd is met de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Hierdoor is de schriftelijke aanwijzing niet op de juiste wijze tot stand gekomen. De rechtbank heeft de aanwijzing daarom vervallen verklaard, maar de rechtsgevolgen van de aanwijzing in stand gelaten, zodat de GI moet bezien hoe de omgang tussen de moeder en [minderjarige] kan worden uitgebreid. Het verzoek van de GI om de aanwijzing te bekrachtigen is afgewezen.