ECLI:NL:RBAMS:2022:2984

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
18 mei 2022
Publicatiedatum
1 juni 2022
Zaaknummer
C/13/665615 en C/13/704663
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot vaststelling zorgregeling en benoeming bijzondere curator voor minderjarige in het kader van gezinsopname

In deze beschikking van de Rechtbank Amsterdam, gedateerd 18 mei 2022, wordt een verzoek behandeld van de vader en moeder van de minderjarige [minderjarige] met betrekking tot de zorgregeling en de benoeming van een bijzondere curator. De ouders zijn betrokken in een complexe juridische procedure die voortvloeit uit hun echtscheiding en de zorg voor hun kind. De rechtbank heeft eerder al verschillende beschikkingen gedaan over de omgang en de ondertoezichtstelling van [minderjarige]. De bijzondere curator, mw. drs. A. van Teijlingen, heeft in haar rapport de problematiek rondom [minderjarige] uiteengezet, waarbij zij de noodzaak van een gezinsopname en het opstellen van een levensverhaal benadrukt. De rechtbank is van mening dat het in het belang van [minderjarige] is dat hij leert wie hij is en hoe hij zich moet verhouden tot zijn ouders. De rechtbank heeft besloten de bijzondere curator opnieuw te benoemen en de ouders te begeleiden in het opstellen van het levensverhaal. Tevens is er een verzoek gedaan om de contacten tussen [minderjarige] en zijn ouders uit te breiden en te normaliseren. De rechtbank heeft de zaak aangehouden voor verdere behandeling en heeft de ouders opgedragen zich te wenden tot een kliniek voor gezinsopname. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en verdere beslissingen zijn aangehouden.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK AMSTERDAM
Afdeling privaatrecht
Meervoudige kamer
zaaknummers / rekestnummers: C/13/665615 / FA RK 19-2574 en C/13/704663 / JE RK 21-578
Beschikking van 18 mei 2022
in de zaak van:
[de vader],
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen de vader,
advocaat mr. M. Gruiters te Nieuwegein,
tegen
[de moeder],
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
hierna te noemen de moeder,
advocaat mr. J.J.M. Kleiweg te Amsterdam,
hierna gezamenlijk te noemen de ouders.
Als belanghebbenden zijn aangemerkt:
mw. drs. A. van Teijlingen,
gevestigd te Sassenheim,
bijzondere curator van [minderjarige] , het minderjarige kind van de ouders,
hierna te noemen: de bijzondere curator;
Jeugdbescherming Regio Amsterdam,
gevestigd te Amsterdam, hierna te noemen JBRA.
Op grond van het bepaalde in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
de Raad voor de Kinderbescherming,
gevestigd te Amsterdam,
hierna te noemen: de Raad.

1.Het verdere verloop van de procedure

1.1.
Het verloop van de procedure tot 15 december 2021 ten aanzien van de verzoeken in het kader
van gezag en omgang (geregistreerd onder rekestnummer: C/13/665615 / FA RK 19-2574, hierna te noemen: de omgangszaak) is weergegeven in de beschikkingen van 28 augustus 2019, 30 september 2020, 9 december 2020, 12 juli 2021, 25 augustus 2021 en 15 december 2021.
1.2.
Het verloop van de procedure tot 15 december 2021 ten aanzien van het verzoek van JBRA tot
verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] (geregistreerd onder rekestnummer: C/13/704663 / JE RK 21-578) is weergegeven in de beschikkingen van de rechtbank van 23 augustus 2021 en 15 december 2021.
1.3.
Bij de beschikking van 15 december 2021 heeft de rechtbank in de omgangszaak een
voorlopige omgangsregeling bepaald, de Raad verzocht advies uit te brengen, de verzoeken van de vader tot vaststelling van de hoofdverblijfplaats en vervangende toestemming voor inschrijving op een school afgewezen, een bijzondere curator voor het hierna te noemen kind benoemd en het resterende deel van de verzoeken aangehouden.
1.4.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de na 15 december 2021 ingekomen stukken,
waaronder het rapport van de bijzondere curator van 1 april 2022, het bericht van JBRA van 8 april 2022 in de zaak met rekestnummer C/13/704663 JE RK21-578 waarin het resterende deel van dat verzoek is ingetrokken, en het rapport van de Raad van 12 april 2022.
1.5.
De rechtbank heeft de omgangszaak verder mondeling behandeld achter gesloten deuren
op 14 april 2022, gelijktijdig met de zaak met zaaknummer C/13/712840 / JE RK 22/44. Die zaak gaat over de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een pleeggezin en daarin is op 14 april 2022 een afzonderlijke beslissing gegeven. Verschenen en gehoord bij de mondelinge behandeling zijn: partijen en hun advocaten, de bijzondere curator van [minderjarige] , mw. [naam 1] als vertegenwoordigster van de Raad en mw. [naam 2] en mw. [naam 3] als vertegenwoordigsters van JBRA.

2.De feiten

2.1.
De rechtbank verwijst voor de feiten naar de beschikkingen van 28 augustus 2019, 30
september 2020, 9 december 2020, 12 juli 2021, 25 augustus 2021 en 15 december 2021, welke beschikkingen hier als herhaald en ingelast dienen te worden beschouwd.
2.2.
Partijen zijn de ouders van
[minderjarige], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag]
2012, hierna te noemen [minderjarige] .
2.3.
Bij beslissing van 12 juli 2021 heeft de rechtbank de vader mede met het gezag over [minderjarige]
belast. De moeder heeft tegen deze beslissing op 15 september 2021 hoger beroep ingesteld.
2.4.
[minderjarige] woont sinds het uiteengaan van partijen in 2014 bij de moeder. Sinds de beschikking
van de kinderrechter in de zaak met zaaknummer C/13/712840 / JE RK 22/44 verblijft hij in een pleeggezin.

3.De verzoeken en de verweren

Het resterende deel van het verzoek om een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] bij de grootouders moederszijde is ingetrokken. Daarom kunnen de gronden van dat verzoek niet meer worden onderzocht. Dit verzoek wordt afgewezen.
De rechtbank moet in deze zaak nog een beslissing nemen op de aangehouden verzoeken van de vader ten aanzien van de (definitieve) zorgregeling en de oplegging van een dwangsom en op het verzoek van de moeder tot ontzegging van de omgang

4.De nadere standpunten

4.1.
Het advies van de bijzondere curator
4.1.1.
De bijzondere curator heeft in haar rapport de zeer complexe dynamiek beschreven waar [minderjarige] in terecht is gekomen. [minderjarige] is loyaal naar zijn beide ouders en hij verkeert in een groot loyaliteitsconflict. De problematiek en dynamiek die er in deze zaak tussen de ouders speelt, heeft [minderjarige] volledig geïnternaliseerd, hij heeft het tot zijn probleem gemaakt. [minderjarige] is als een kameleon geworden, die zich volledig aanpast aan de volwassenen om hem heen. Ook heeft [minderjarige] moeite zich te verhouden tot andere kinderen en vertoont hij op school moeilijk gedrag.
4.1.2.
Ouders moeten inzicht krijgen in deze bij [minderjarige] geïnternaliseerde problematiek, zij moeten leren wie [minderjarige] van binnen geworden is. [minderjarige] moet op zijn beurt een basis krijgen met zijn vader, waarbij hij leert dat hij op geen enkele wijze verantwoordelijk is voor het welzijn van één van zijn ouders. Er zal een levensverhaal moeten komen waar beide ouders zich toe kunnen verhouden en waar [minderjarige] groot mee kan worden. Dit zal een gezamenlijk gedragen verhaal moeten zijn, waarbij het niet gaat over gelijk of ongelijk, maar een verhaallijn die consistent is met wat voor [minderjarige] relevant is. De bijzondere curator heeft aangegeven dat zij daar in geval van een hernieuwde benoeming met de ouders aan kan werken.
4.1.3.
De bijzondere curator pleit voor een gezinsopname, waarbij ouders elkaar afwisselen bij [minderjarige] , een intensieve begeleiding krijgen en komen tot de reset die zo hard nodig is. Dit zal veel vragen van de ouders, maar geeft wat de bijzondere curator betreft de beste kans op een duurzame en gezonde relatie van [minderjarige] met zijn beide ouders. Tijdens de periode tot de gezinsopname zou een start gemaakt moeten worden met het levensverhaal van [minderjarige] . Ook zou er voor beide ouders continuïteit moeten zijn in ontspannen omgang met hun zoon waarbij zij ieder om de week een hele middag met [minderjarige] zouden moeten kunnen doorbrengen.
4.2.
Het advies van de Raad
4.2.1.
De Raad heeft zich aangesloten bij het advies van de bijzondere curator. De Raad vindt dat het in het belang van [minderjarige] is om de door de bijzondere curator gegeven adviezen op te volgen. De stappen die nog gezet moeten worden, zijn een voorwaarde om tot een definitieve(re) beantwoording van de door de rechtbank gestelde vragen betreffende de zorgregeling te kunnen komen. De Raad adviseert daarom de behandeling van de verzoeken aan te houden in afwachting van de stappen die conform het advies van de bijzondere curator moeten worden gezet en de bevindingen van de (opnieuw te benoemen) bijzondere curator. De Raad adviseert de omgang tussen de ouders en [minderjarige] zo snel als dat in zijn belang mogelijk is onbegeleid te laten plaatsvinden.
4.2.2.
De Raad heeft in haar rapport verzocht JBRA te vervangen door een andere gecertificeerde instelling.
4.3.
Het standpunt van de moeder
De moeder heeft zich aangesloten bij de adviezen van de Raad en de bijzondere curator. De moeder wil graag meewerken aan een gezinsopname en het maken van een levensverhaal.
4.4.
Het standpunt van de vader
De vader heeft zich aangesloten bij de adviezen van de Raad en de bijzondere curator. De vader wil graag meewerken aan een gezinsopname en het maken van een levensverhaal. De vader wil graag uitbreiding van de omgang. De vader kan zich erin vinden dat de omgang tussen hem en [minderjarige] voorlopig nog begeleid blijft.
4.5.
Het standpunt van JBRA
4.5.1.
JBRA heeft zich aangesloten bij het advies van de bijzondere curator. JBRA kan zich erin vinden dat de bijzondere curator opnieuw wordt benoemd, om ouders te helpen bij het opstellen van het levensverhaal. Wat JBRA betreft moet de omgang de komende tijd begeleid blijven. JBRA heeft een nieuwe begeleider van Family Supporters bereid gevonden de omgang te begeleiden. [minderjarige] heeft zelf aangegeven dat hij de huidige contactmomenten als heel kort ervaart en JBRA neemt dat serieus. Eventuele uitbreiding van de omgang wil JBRA echter doen in samenspraak met pleegzorg en de behandelaar van [minderjarige] .
4.5.2.
JBRA heeft verzocht het verzoek van de Raad om een andere gecertificeerde instelling te benoemen aan te houden.

5.De verdere beoordeling

5.1.
De rechtbank overweegt dat de standpunten van de ouders en de hulpverlening over hoe het op dit moment verder moet met de omgangsprocedure met elkaar overeenstemmen. De ouders zijn bereid mee te werken aan het maken van een levensverhaal voor [minderjarige] en aan de geadviseerde gezinsopname.
5.2.
De rechtbank acht het, met de Raad en de bijzondere curator, in het belang van [minderjarige] dat hij leert wie hij is, waar hij vandaan komt en hoe hij zich moet verhouden tot zijn ouders en hun gezamenlijke verleden. Daarnaast is het van belang dat de ouders inzicht krijgen in wie [minderjarige] van binnen geworden is, hoe zij daar mee om moeten gaan en hoe zij [minderjarige] de vrijheid en emotionele toestemming kunnen bieden voor vrij en onbelast contact met zijn beide ouders. Dat is nodig voor [minderjarige] , zodat hij zichzelf kan ontwikkelen. Door alles wat er in zijn leven en dat van zijn ouders is gebeurd, is [minderjarige] nu een kind geworden dat reageert op de problemen en emoties van volwassenen en dat is iets waar een kind helemaal niet mee bezig hoort te zijn. Om dat hardnekkige patroon te kunnen doorbreken, is een zwaar middel als een gezinsopname noodzakelijk.
5.3.
Dat betekent dat de zaak zal worden aangehouden tot de hierna te noemen pro forma datum.
De rechtbank overweegt nog dat dit betekent dat er geen beslissingen over de zorgregeling worden genomen. Op dit moment is [minderjarige] uit huis geplaatst en heeft hij eens per week een uur contact met zijn ouders. Dat is een erg magere zorgregeling. Mede vanwege de aanstaande gezinsopname en zoals ook is geadviseerd door de bijzondere curator, dringt de rechtbank er bij JBRA op aan dat de contacten tussen [minderjarige] en zijn ouders zo snel mogelijk worden uitgebreid en dat deze, zodra dat in het belang van [minderjarige] mogelijk is, verder worden genormaliseerd door de begeleiding af te bouwen en toe te werken naar onbegeleid contact. Tot die tijd zal het contact nog worden begeleid door Family Supporters of een soortgelijke organisatie.
5.4.
Artikel 1:250 van het Burgerlijk Wetboek bepaalt (samengevat) dat de rechtbank een bijzondere curator kan benoemen om de belangen van een minderjarige te behartigen als er sprake is van strijd met de belangen van de met het gezag belaste ouders. De rechtbank overweegt, zoals zij al eerder heeft gedaan, dat vast staat dat er tussen de ouders sprake is van een al jaren bestaande strijd en van voortdurende gerechtelijke procedures en dat dit in toenemende mate heeft geleid tot zorgen over [minderjarige] en zijn ontwikkeling. Daarom heeft de rechtbank in een eerdere beschikking een bijzondere curator voor [minderjarige] benoemd, zodat zijn stem in deze procedure goed gehoord kon worden. Omdat de rechtbank het belangrijk vindt dat ook in het vervolg van deze procedure de stem van [minderjarige] gehoord blijft, zal zij mw. drs. A. van Teijlingen, die zich bereid heeft verklaard de benoeming te aanvaarden, opnieuw benoemen.
5.5.
Omdat de bijzondere curator zich bereid heeft verklaard om in het belang van [minderjarige] de ouders te begeleiden bij het opstellen van het levensverhaal en de ouders daarmee hebben ingestemd, zal de rechtbank de bijzondere curator als opdracht geven het opstellen van het levensverhaal te begeleiden en alles te doen wat zij verder in het belang van [minderjarige] vindt.
5.6.
De Raad heeft tevens verzocht JBRA te vervangen door een andere gecertificeerde instelling. Dat verzoek zal worden afgesplitst en op een nog te bepalen zitting mondeling worden behandeld omdat dit verzoek te kort voor de zitting is ingediend en JBRA heeft verzocht dit verzoek aan te houden.
Gelet op vorenstaande zal als volgt worden beslist.

6.De beslissing

De rechtbank:
- benoemt tot bijzondere curator over de minderjarige [minderjarige] :
mw. drs. A. van Teijlingen
Postbus 14
[adres]
T. [telefoonnummer] ,
om [minderjarige] te vertegenwoordigen zoals bedoeld in artikel 1:250 van het Burgerlijk Wetboek en de ouders te begeleiden bij het opstellen van het levensverhaal van en voor [minderjarige] ;
- verzoekt de bijzondere curator om
uiterlijk tien dagen voor de hierna te noemen pro forma datumschriftelijk verslag te doen aan de rechtbank, onder gelijktijdige verstrekking aan partijen, van haar bevindingen;
- draagt de griffie op een afschrift van deze beschikking aan de bijzondere curator toe te sturen;
- draagt de ouders op zich te wenden tot, en draagt JBRA op de ouders aan te melden bij, een kliniek voor gezinsopname, zoals iCare in Drenthe of een soortgelijke kliniek;
- draagt JBRA op het contact tussen [minderjarige] en zijn ouders zo spoedig mogelijk uit te breiden en toe te werken naar onbegeleid contact en bepaalt dat tot het moment waarop onbegeleid contact zal plaatsvinden het contact wordt begeleid door Family Supporters of een soortgelijke organisatie;
- bepaalt dat het verzoek tot vervanging van de gecertificeerde instelling van deze procedure wordt afgesplitst en op een nader te bepalen zitting mondeling zal worden behandeld;
- verklaart de beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
- bepaalt dat de behandeling pro forma wordt voortgezet op
12 december 2022en stelt partijen in de gelegenheid zich uiterlijk op deze datum schriftelijk uit te laten over de door hen gewenste volgende stap in de procedure;
- wijst het verzoek onder rekestnummer C/13/704663 / JE RK 21-578 af;
- houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze beschikking is gegeven door mr. M.J.M. Marseille, voorzitter, tevens kinderrechter en mrs. H.M. Patijn en M.R. Bruning, rechters, in tegenwoordigheid van mr. G. Veldman, als griffier, en in het openbaar uitgesproken op 18 mei 2022.
Voor zover tegen de beschikking hoger beroep openstaat kan dit via een advocaat worden ingesteld bij het Gerechtshof te Amsterdam (IJdok 20 / Postbus 1312, 1000 BH).
Het beroep moet worden ingesteld:
- door de verzoeker en degene aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden: binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden: binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking hun op andere wijze bekend is geworden.