ECLI:NL:RBAMS:2022:2970

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
17 mei 2022
Publicatiedatum
1 juni 2022
Zaaknummer
C/13/717378 / JE RK 22-340
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Machtiging gesloten jeugdhulp in verband met loverboyproblematiek en verslaving

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Amsterdam op 17 mei 2022 een beschikking gegeven met betrekking tot een machtiging voor gesloten jeugdhulp voor de minderjarige [minderjarige]. De zaak betreft ernstige zorgen over de veiligheid en ontwikkeling van [minderjarige], die vermoedelijk slachtoffer is van loverboyproblematiek en kampt met een verslaving aan softdrugs en lachgas. De kinderrechter heeft de minderjarige en haar moeder als belanghebbenden aangemerkt. De minderjarige is voorafgaand aan de zitting apart gehoord, bijgestaan door haar advocaat, en heeft aangegeven dat ze het liefst begeleid wil wonen en na een jaar een eigen huis wil.

De gecertificeerde instelling, de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering, heeft ernstige zorgen geuit over de situatie van [minderjarige]. Sinds de vriend van [minderjarige] uit detentie is, gaat het bergafwaarts met haar. Ze heeft haar dagbesteding stopgezet, vertoont zelfbepalend gedrag en is onbereikbaar voor hulpverlening. Er zijn ook vermoedens van fysiek geweld en seksuele uitbuiting. De kinderrechter heeft de spoedmachtiging voor gesloten jeugdhulp, die eerder op 10 mei 2022 was verleend, gehandhaafd en een nieuwe machtiging verleend voor de duur van drie maanden, tot 17 augustus 2022.

De kinderrechter heeft geconcludeerd dat de jeugdhulp noodzakelijk is vanwege de ernstige opgroei- en opvoedingsproblemen van [minderjarige]. De beslissing om de machtiging voor drie maanden te verlenen, in plaats van de door de GI verzochte zes maanden, is genomen om [minderjarige] enige perspectief te bieden. De kinderrechter benadrukt dat het noodzakelijk is dat [minderjarige] meewerkt aan het onderzoek naar haar problematiek, zodat passende behandeling kan worden aangemeld.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK AMSTERDAM

Familie- en Jeugdrecht
Zaakgegevens: C/13/717378 / JE RK 22-340
datum uitspraak: 17 mei 2022

Beschikking van de kinderrechter over een machtiging gesloten jeugdhulp

in de zaak van
de gecertificeerde instelling de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering, hierna te noemen
de GI,
gevestigd te Amsterdam
betreffende
[minderjarige], geboren op [geboortedatum] 2005 te [geboorteplaats] , hierna te noemen [minderjarige] .

[de moeder] , is de moeder,

wonende te [woonplaats 1] ,

[de vader] , is de vader,

wonende te [woonplaats 2] .
De kinderrechter merkt [minderjarige] en de moeder als belanghebbenden aan.

Het verdere procesverloop

De kinderrechter houdt rekening met de mondelinge uitspraak van de kinderrechter van
10 mei 2022, schriftelijk bevestigd op 11 mei 2022. Bij deze beschikking is een spoedmachtiging gesloten jeugdhulp ten aanzien van [minderjarige] verleend met ingang van
10 mei 2022 tot 24 mei 2022.
De kinderrechter heeft acht geslagen op de instemmende verklaring van 11 mei 2022 van de gekwalificeerde gedragswetenschapper, ter bevestiging van het e-mailbericht van
10 mei 2022. De gedragswetenschapper heeft [minderjarige] op 11 mei 2022 gezien en gesproken.
Op 17 mei 2022 heeft de kinderrechter de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld. De zaak is gelijktijdig behandeld met de procedure met zaak- en rekestnummer C/13/716756 / JE RK 22/304 (waarin afzonderlijk is beslist). Gehoord zijn:
- de minderjarige [minderjarige] , die voorafgaand aan de mondelinge behandeling apart is gehoord, bijgestaan door mr. M.M.E. Rietjens,
- de moeder,
- dhr. K.W. van Klinken en mw. E. Greidanus, namens de GI.

De standpunten

Voorafgaand aan de mondelinge behandeling heeft de kinderrechter apart met [minderjarige] gesproken, in het bijzijn van haar advocaat. De conclusie van dit gesprek is dat [minderjarige] het liefst begeleid wil wonen en na een jaar een eigen huis wil.
De GI heeft, onder verwijzing naar de stukken, het volgende aangevoerd. Er bestaan ernstige zorgen omtrent [minderjarige] en haar veiligheid. Sinds de vriend van [minderjarige] uit detentie is, gaat het bergafwaarts met [minderjarige] . [minderjarige] is gestopt met haar dagbesteding en laat zelfbepalend gedrag zien. Ze lijkt volledig onder de invloedsfeer te staan van haar vriend en onttrekt zich aan het toezicht van Accuraat zorg. Ze wordt regelmatig opgehaald door haar vriend en is in de nacht vaak afwezig. [minderjarige] is onbereikbaar voor de hulpverlening en de toezichthouder. Ook is sprake van fysiek geweld met letsel bij [minderjarige] . Er bestaan vermoedens dat [minderjarige] slachtoffer is van seksuele uitbuiting. Ze is medio maart 2022 tezamen met een groepsgenoot in een woning aangetroffen met vijf mannen, die betaald hadden voor seksuele diensten. Daarnaast zien de zorgen op de verslaving van [minderjarige] aan softdrugs en lachgas. Het overmatig lachgasgebruik van [minderjarige] leidt inmiddels tot verlammingsverschijnselen. Op 4 mei 2022 heeft [minderjarige] een scooter gestolen, mogelijk om haar drugsgebruik te bekostigen. Een machtiging gesloten jeugdhulp is gelet op de ernstige zorgen noodzakelijk. Plaatsing van [minderjarige] op een open groep is niet mogelijk, nu [minderjarige] weigert mee te werken aan een behandeling, wat hiervoor een voorwaarde is.
Tijdens de mondelinge behandeling heeft de GI het verzoek mondeling gewijzigd in die zin dat in plaats van een machtiging voor drie maanden een machtiging voor zes maanden wordt verzocht. Pas wanneer [minderjarige] gestabiliseerd is, is het mogelijk om te onderzoeken wat de voorliggende problematiek is. Hierbij is het noodzakelijk dat [minderjarige] meewerkt. Vervolgens vindt aan de hand van de uitkomsten van dit onderzoek een aanmelding plaats voor een behandeling. Indien bijvoorbeeld blijkt dat de loverboyproblematiek op de voorgrond staat, zal een plaatsing buiten de regio worden overwogen. Een termijn van drie maanden is voor dit gehele traject te kort en creëert onrust in de laatste maand voor een eventuele verlenging.
De advocaat van [minderjarige] voert aan dat [minderjarige] de beschreven zorgen grotendeels ontkent. Hoewel [minderjarige] haar softdrugsgebruik toegeeft, heeft ze al twee weken niet meer gebruikt. Hierdoor heeft ze nachtmerries en een onrustig gevoel, waarvoor ze hulp zou willen. Het lachgasgebruik is volgens [minderjarige] niet zodanig geweest dat sprake was van uitvalverschijnselen. [minderjarige] geeft tevens aan dat ze niet langer samen is met haar vriend. Daarnaast vindt [minderjarige] het lastig dat haar ontwikkeling stilstaat gedurende het verblijf in Pinq. Ze wil graag de dagbesteding voortzetten, na de zomervakantie starten met niveau 1 in de richting van de zorg en gaan kickboksen. De advocaat verzoekt primair afwijzing van het verzoek. Subsidiair voert de advocaat aan dat een periode van zes maanden te lang is. Gelet op de enorme weerstand bij [minderjarige] , is noodzakelijk dat voor haar een stip aan de horizon is. Eerst dient te worden bezien wat de gesloten plaatsing gaat opleveren. Nu een gesloten plaatsing dient te gelden als een ultimum remedium, verzoekt de advocaat subsidiair de machtiging te verlenen voor de duur van drie maanden.
De moeder geeft aan het eens te zijn met het gewijzigde verzoek van de GI. Omdat [minderjarige] nergens aan mee heeft gewerkt, verwacht zij dat een machtiging voor de duur van drie maanden te kort is. Ze hoopt dat [minderjarige] in gaat zien dat het meewerken aan het onderzoek en behandeling voor haar het beste is.

De verdere beoordeling

Gelet op het bepaalde in artikel 6.1.2, tweede lid, Jeugdwet kan een machtiging slechts worden verleend indien naar het oordeel van de kinderrechter deze jeugdhulp noodzakelijk is in verband met ernstige opgroei- of opvoedingsproblemen die de ontwikkeling van de jeugdige naar volwassenheid ernstig belemmeren. Bovendien dient de opneming en verblijf noodzakelijk te zijn om te voorkomen dat de jeugdige zich aan deze jeugdhulp onttrekt of daaraan door anderen wordt onttrokken.
Op grond van de inhoud van de overgelegde stukken en van wat op de zitting is besproken, is de kinderrechter van oordeel dat de spoedbeslissing van 10 mei 2022 uitgaande van de destijds beschikbare informatie op goede gronden is genomen en gehandhaafd dient te worden. De kinderrechter zal deze spoedbeslissing handhaven tot heden.
De kinderrechter zal een machtiging gesloten jeugdhulp verlenen. Het is duidelijk dat ernstige zorgen bestaan omtrent de veiligheid van [minderjarige] . Niet alleen lijkt [minderjarige] volledig onder de invloedsfeer van haar (ex)vriend te staan, ook bestaan gerechtvaardigde vermoedens van loverboyproblematiek. Daarnaast zien de zorgen op de verslaving van [minderjarige] . Voorts bestaat het vermoeden dat bij [minderjarige] sprake is van een psychische stoornis. Omdat de problematiek zo uiteenlopend van aard is, dient onderzocht te worden wat de voorliggende problematiek van [minderjarige] is. Niet alleen dient [minderjarige] voor een dergelijk onderzoek gestabiliseerd te zijn, ook is noodzakelijk dat zij aan dit onderzoek meewerkt. Aan de hand van de uitkomsten van dit onderzoek kan [minderjarige] aangemeld worden voor een passende behandeling. In de huidige gesloten setting, is sprake van gedwongen abstinentie van softdrugs en lachgas, waardoor de gemoedstoestand van [minderjarige] naar waarschijnlijkheid zal stabiliseren. Pas dan kan goed worden onderzocht wat de voorliggende problematiek van [minderjarige] is. Dit traject zal, ook gelet op de ernstige weerstand van [minderjarige] tegen het verblijf bij Pinq, enige tijd duren. In dat opzicht begrijpt de kinderrechter het gewijzigde verzoek van de GI om een machtiging te verlenen voor de duur van zes maanden. De kinderrechter vreest echter dat het niet bieden van enige perspectief aan [minderjarige] contraproductief zal werken. De kinderrechter ziet daarom aanleiding om de machtiging niet voor de duur van zes maanden te verlenen, maar voor de duur van de aanvankelijk verzochte drie maanden.

De beslissing

De kinderrechter:
- handhaaft de beslissing van de kinderrechter van 10 mei 2022, schriftelijk bevestigd op
11 mei 2022, tot heden;
- verleent (aansluitend) een machtiging gesloten jeugdhulp met ingang van 17 mei 2022 tot uiterlijk 17 augustus 2022 betreffende de minderjarige [minderjarige] .
Deze beschikking is gegeven door mr. A.K. Mireku, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. S.A.A. Bakker als griffier en in het openbaar uitgesproken op 17 mei 2022.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 30 mei 2022.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof
Amsterdam