ECLI:NL:RBAMS:2022:2961

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
12 mei 2022
Publicatiedatum
31 mei 2022
Zaaknummer
13/751114-22
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering van overlevering op basis van Nederlandse nationaliteit en tenuitvoerlegging van straf in Nederland

Op 12 mei 2022 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de vordering ex artikel 23 Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie. De vordering betreft de behandeling van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat is uitgevaardigd door het Landgericht Kiel in Duitsland. De opgeëiste persoon, geboren in 1998 en met de Nederlandse nationaliteit, was in Nederland ingeschreven en werd bijgestaan door zijn raadsvrouw tijdens de zitting. De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon bevestigd en vastgesteld dat hij de Nederlandse nationaliteit heeft.

De rechtbank heeft de vordering beoordeeld en vastgesteld dat de overlevering op grond van artikel 6a OLW kan worden geweigerd, omdat de opgeëiste persoon de Nederlandse nationaliteit heeft en de tenuitvoerlegging van de in Duitsland opgelegde vrijheidsstraf kan worden overgenomen. De rechtbank concludeert dat de opgelegde vrijheidsstraf van 2 jaren en 8 maanden, die is opgelegd voor diefstal door twee of meer verenigde personen, niet de toepasselijke Nederlandse wettelijke strafmaxima overstijgt en niet onverenigbaar is met Nederlands recht.

De rechtbank heeft daarom de overlevering geweigerd en gelijktijdig de tenuitvoerlegging van de vrijheidsstraf in Nederland bevolen. Tevens is de gevangenhouding van de opgeëiste persoon tot aan de tenuitvoerlegging van de vrijheidsstraf bevolen. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, waarbij de voorzitter en twee andere rechters aanwezig waren, en is openbaar uitgesproken. Tegen deze uitspraak staat geen gewoon rechtsmiddel open.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/751114-22
RK nummer: 22/1262
Datum uitspraak: 12 mei 2022
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 2 maart 2022 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
Dit EAB is uitgevaardigd op 22 december 2021 door het
Landgericht Kiel(Arrondissementsrechtbank), Duitsland, en het strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1998,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[adres] ,
hierna te noemen de opgeëiste persoon.

1.Procesgang

De vordering is behandeld op de openbare zitting van 12 mei 2022. Het verhoor heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie, mr. J.J.M. Asbroek. De opgeëiste persoon is bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. S.W. Kuijpers, advocaat te Hoofddorp.
Op grond van artikel 22, derde lid, OLW heeft de rechtbank de termijn waarbinnen zij op grond van het eerste lid van dit artikeluitspraak moet doen met dertig dagen verlengd omdat zij die verlenging nodig heeft om over de verzochte overlevering te beslissen.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht. De opgeëiste persoon heeft ter zitting verklaard dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat hij de Nederlandse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

In het EAB wordt melding gemaakt van voor tenuitvoerlegging vatbaar vonnis van het
Landgericht Kiel(arrondissementsrechtbank) van 8 maart 2021, onherroepelijk geworden op 16 maart 2021 (dossiernummer: 1 KLs 32/20).
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf voor de duur van 2 jaren en 8 maanden. Van deze straf resteren volgens
Form A, welk formulier in samenhang wordt gelezen met het EAB, en de aanvullende informatie van 22 maart 2022 van de
Staatsanwältinvan het
Staatsanwaltschaft bei dem Landgericht Kielnog 2 jaren en 8 maanden, minus 223 dagen. De vrijheidsstraf is aan de opgeëiste persoon opgelegd bij het hiervoor genoemde vonnis.
Dit vonnis betreft het feit zoals dat is omschreven in onderdeel e) van het EAB.
Uit bovengenoemde aanvullende informatie van 22 maart 2022 blijkt dat de opgeëiste persoon in persoon is verschenen bij het proces dat tot het vonnis heeft geleid.

4.Strafbaarheid: Feit waarvoor dubbele strafbaarheid is vereist

De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft het feit niet aangeduid als een feit waarvoor het vereiste van toetsing van dubbele strafbaarheid niet geldt. Overlevering kan in dat geval worden toegestaan, indien voldaan wordt aan de kaderbesluitconform uitgelegde eisen die in artikel 7, eerste lid, aanhef en onder b, OLW juncto artikel 7, eerste lid, onder a 2°, OLW zijn neergelegd.
De rechtbank stelt vast dat hieraan is voldaan.
Het feit levert naar Nederlands recht op:
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak.

5.Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 6a OLW

De opgeëiste persoon heeft de Nederlandse nationaliteit. Op grond van artikel 6a OLW kan de overlevering van een Nederlander worden geweigerd, indien de overlevering is gevraagd ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een hem bij onherroepelijk vonnis opgelegde vrijheidsstraf en de rechtbank van oordeel is dat de tenuitvoerlegging van die straf kan worden overgenomen.
De rechtbank moet daarom beoordelen of de tenuitvoerlegging van de in Duitsland
opgelegde vrijheidsstraf kan worden overgenomen.
De in artikel 6a, tweede lid, aanhef en onder a, OLW van overeenkomstige toepassing verklaarde weigeringsgronden staan niet in de weg aan overname van de tenuitvoerlegging van die vrijheidsstraf.
Uit de hiervoor onder 4 weergegeven Nederlandse kwalificatie volgt dat de opgelegde vrijheidsstraf niet de toepasselijke Nederlandse wettelijke strafmaxima overstijgt.
De opgelegde sanctie is naar haar aard niet onverenigbaar met Nederlands recht. Voor een aanpassing van de opgelegde vrijheidsstraf overeenkomstig artikel 6a, derde tot en met vijfde lid, OLW is daarom geen plaats.
De rechtbank concludeert op grond van het voorgaande dat de tenuitvoerlegging van de opgelegde vrijheidsstraf kan worden overgenomen. Zij is dan ook bevoegd om de overlevering overeenkomstig artikel 6a, eerste lid, OLW te weigeren. In het onderhavige geval ziet zij geen aanleiding om af te zien van de uitoefening van die bevoegdheid.
De rechtbank zal daarom de overlevering weigeren en gelijktijdig de tenuitvoerlegging van die vrijheidsstraf in Nederland bevelen. Daarbij zal de rechtbank op grond van artikel 27, vierde lid, OLW de gevangenhouding van de opgeëiste persoon tot aan de tenuitvoerlegging van die vrijheidsstraf bevelen.

6.Slotsom

Nu is vastgesteld dat de weigeringsgrond van artikel 6a OLW van toepassing is en de rechtbank geen aanleiding ziet om af te zien van de toepassing van die weigeringsgrond, moet de overlevering te worden geweigerd.

7.Toepasselijke wetsbepalingen

Artikel 311 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2, 5, 6a en 7 van de Overleveringswet.

8.Beslissing

WEIGERTde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan het
Landgericht Kiel(Arrondissementsrechtbank), Duitsland, voor het feit zoals dat is omschreven in onderdeel e) van het EAB.
BEVEELTde tenuitvoerlegging van de in overweging 3 bedoelde vrijheidsstraf in Nederland.
HEFT OPde overleveringsdetentie van
[opgeëiste persoon] .
BEVEELTde gevangenhouding van
[opgeëiste persoon]tot aan de tenuitvoerlegging van de vrijheidsstraf. Dit bevel is apart opgemaakt.
Aldus gedaan door
mr. E.G.M.M. van Gessel, voorzitter,
mrs. J.G. Vegter en A.K. Glerum, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. D. Gigengack, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 12 mei 2022.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.