Op 24 mei 2022 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een opgeëiste persoon aan Polen op basis van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). De vordering tot overlevering was ingediend door de officier van justitie en dateert van 15 maart 2022. De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon vastgesteld, die verklaarde de Poolse nationaliteit te hebben en dat zijn personalia correct waren. Het EAB was uitgevaardigd door de regionale rechtbank van Toruń op 31 oktober 2019 en betreft een vrijheidsstraf van 1 jaar en 2 maanden, opgelegd bij een vonnis van 9 november 2017. De opgeëiste persoon was niet aanwezig bij het proces in Polen, wat door zijn raadsman als een weigeringsgrond werd aangevoerd op basis van artikel 12 van de Overleveringswet (OLW). De officier van justitie betwistte dit en stelde dat de opgeëiste persoon in persoon was gedagvaard. De rechtbank oordeelde dat er geen reden was om aan de informatie in het EAB te twijfelen en dat de weigeringsgrond niet van toepassing was. De rechtbank concludeerde dat de overlevering kon worden toegestaan, omdat het EAB voldeed aan de eisen van de OLW en er geen andere weigeringsgronden waren. De rechtbank heeft de overlevering van de opgeëiste persoon aan Polen toegestaan voor de feiten zoals omschreven in het EAB.