ECLI:NL:RBAMS:2022:2957

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
24 mei 2022
Publicatiedatum
31 mei 2022
Zaaknummer
13/751155-20 (EAB I)
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Europees strafrecht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toestemming tot overlevering op basis van Europees aanhoudingsbevel met betrekking tot strafrechtelijke feiten in Polen

Op 24 mei 2022 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een opgeëiste persoon aan Polen op basis van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). De vordering tot overlevering was ingediend door de officier van justitie en dateert van 15 maart 2022. De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon vastgesteld, die verklaarde de Poolse nationaliteit te hebben en dat zijn personalia correct waren. Het EAB was uitgevaardigd door de regionale rechtbank van Toruń op 31 oktober 2019 en betreft een vrijheidsstraf van 1 jaar en 2 maanden, opgelegd bij een vonnis van 9 november 2017. De opgeëiste persoon was niet aanwezig bij het proces in Polen, wat door zijn raadsman als een weigeringsgrond werd aangevoerd op basis van artikel 12 van de Overleveringswet (OLW). De officier van justitie betwistte dit en stelde dat de opgeëiste persoon in persoon was gedagvaard. De rechtbank oordeelde dat er geen reden was om aan de informatie in het EAB te twijfelen en dat de weigeringsgrond niet van toepassing was. De rechtbank concludeerde dat de overlevering kon worden toegestaan, omdat het EAB voldeed aan de eisen van de OLW en er geen andere weigeringsgronden waren. De rechtbank heeft de overlevering van de opgeëiste persoon aan Polen toegestaan voor de feiten zoals omschreven in het EAB.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/751155-20 (EAB I)
RK nummer: 22/1407
Datum uitspraak: 24 mei 2022
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 15 maart 2022 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
Dit EAB is uitgevaardigd op 31 oktober 2019 door
the Regional Court of Toruń(Polen) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon] ,
geboren te [geboorteplaats] (Polen) op [geboortedag] 1992,
verblijvende op het adres:
[adres opgeëiste persoon] ,
hierna te noemen de opgeëiste persoon.

1.Procesgang

De vordering is behandeld op de openbare zitting van 12 mei 2022. Het verhoor heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie, mr. K. van der Schaft. De opgeëiste persoon is bijgestaan door zijn raadsman, mr. F.P. Slewe, advocaat te Schiphol en door een tolk in de Poolse taal.
Op grond van artikel 22, derde lid, OLW heeft de rechtbank de termijn waarbinnen zij op grond van het eerste lid van dit artikel uitspraak moet doen met dertig dagen verlengd omdat zij die verlenging nodig heeft om over de verzochte overlevering te beslissen.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht. De opgeëiste persoon heeft ter zitting verklaard dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat hij de Poolse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

In het EAB wordt melding gemaakt van een voor tenuitvoerlegging vatbaar vonnis van de
District Court in Brodnicavan 9 november 2017 (referentienummer: II K 258/17).
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf voor de duur van 1 jaar en 2 maanden, door de opgeëiste persoon te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat. Van deze straf resteren volgens het EAB nog 1 jaar, 1 maand en 29 dagen. De vrijheidsstraf is aan de opgeëiste persoon opgelegd bij het hiervoor genoemde vonnis.
Dit vonnis betreft de feiten zoals die zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB.

4.Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 12 OLW

Standpunt van de raadsman
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat artikel 12 OLW in de weg staat aan de overlevering van de opgeëiste persoon. De opgeëiste persoon is niet aanwezig geweest bij het proces dat in Polen tot zijn veroordeling heeft geleid en heeft (direct na zijn aanhouding in Nederland) verklaard dat hij nooit in kennis is gesteld van de datum van de terechtzitting in Polen.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de overlevering moet worden toegestaan. In het EAB staat dat de opgeëiste persoon in persoon is gedagvaard. Er is geen reden om aan die informatie te twijfelen.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt vast dat het EAB strekt tot de tenuitvoerlegging van een vrijheidsbenemende straf, terwijl de opgeëiste persoon niet in persoon is verschenen bij het proces dat tot de beslissing heeft geleid. Het EAB vermeldt echter dat de opgeëiste persoon in persoon is gedagvaard, dat hij de oproep voor de zitting in persoon heeft opgehaald en dat hij daarbij ervan in kennis is gesteld dat een beslissing kon worden genomen als hij niet op het proces zou verschijnen. De rechtbank ziet geen reden om aan deze informatie te twijfelen. De enkele, niet onderbouwde ontkenning van de opgeëiste persoon is daartoe in ieder geval onvoldoende. Het voorgaande betekent dat sprake is van de situatie als bedoeld in artikel 12, sub a, OLW. De weigeringsgrond van artikel 12 OLW is dus niet van toepassing. Het verweer wordt verworpen.

5.Strafbaarheid: Feiten waarvoor dubbele strafbaarheid is vereist

De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft de feiten niet aangeduid als feiten waarvoor het vereiste van toetsing van dubbele strafbaarheid niet geldt. Overlevering kan in dat geval worden toegestaan, indien voldaan wordt aan de kaderbesluitconform uitgelegde eisen die in artikel 7, eerste lid, aanhef en onder b, OLW juncto artikel 7, eerste lid, onder a 2°, OLW zijn neergelegd.
De rechtbank stelt vast dat hieraan is voldaan.
De feiten leveren naar Nederlands recht op:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd;
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod,
en:
handelen in strijd met een in artikel 3 van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd.

6.Slotsom

Nu is vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW en er ook overigens geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg staan en er geen sprake is van een geval waarin aan het EAB geen gevolg mag worden gegeven, moet de overlevering te worden toegestaan.

7.Toepasselijke wetsbepalingen

De artikelen 2, 3, 10 en 11 van de Opiumwet en 2, 5 en 7 van de OLW.

8.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan
the Regional Court of Toruń(Polen) voor de feiten zoals die zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB.
Aldus gedaan door
mr. E.G.M.M. van Gessel, voorzitter,
mrs. M.M.L.A.T. Doll en A.K. Glerum, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. D. Gigengack, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 24 mei 2022.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.