ECLI:NL:RBAMS:2022:2950

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
31 mei 2022
Publicatiedatum
31 mei 2022
Zaaknummer
13/751141-22
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overlevering op basis van Europees Aanhoudingsbevel - EAB Polen

Op 26 april 2022 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een opgeëiste persoon aan Polen op basis van een Europees Aanhoudingsbevel (EAB). De vordering tot overlevering werd ingediend door de officier van justitie op 7 februari 2022 en betreft een EAB dat op 2 juli 2021 door de District Court in Slupsk, II Criminal Department, is uitgevaardigd. De opgeëiste persoon, geboren in 1998 in Polen, is gedetineerd in Nederland en heeft geen vaste woon- of verblijfplaats in Nederland. Tijdens de openbare zitting op 12 april 2022 was de opgeëiste persoon aanwezig, bijgestaan door zijn raadsman, mr. L.J. Woltring, en een tolk in de Poolse taal.

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon vastgesteld en geconcludeerd dat hij de Poolse nationaliteit heeft. De rechtbank heeft ook de inhoud van het EAB beoordeeld, waarin melding wordt gemaakt van een vrijheidsstraf van één jaar die aan de opgeëiste persoon is opgelegd bij een vonnis van de Regional Court in Czluchów op 20 september 2016. De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen weigeringsgronden zijn die de overlevering in de weg staan, en dat de feiten waarvoor de overlevering wordt verzocht, ook onder de Nederlandse wet strafbaar zijn.

De rechtbank heeft uiteindelijk besloten de overlevering toe te staan, omdat het EAB voldoet aan de eisen van de Overleveringswet (OLW) en er geen andere belemmeringen zijn. De beslissing is genomen door de rechters M. van Mourik, E.G.M.M. van Gessel en J. van Zijl, en is uitgesproken in het openbaar. Tegen deze uitspraak staat geen gewoon rechtsmiddel open.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER
Parketnummer: 13/751141-22
RK nummer: 22/673
Datum uitspraak: 26 april 2022
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 7 februari 2022 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
Dit EAB is uitgevaardigd op 2 juli 2021 door
the District Court in Slupsk, II Criminal Department(Polen) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon]
geboren te [geboorteplaats] (Polen) op [geboortedag] 1998
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland
gedetineerd [detentieplaats]
hierna te noemen de opgeëiste persoon.

1.Procesgang

De vordering is behandeld op de openbare zitting van 12 april 2022. Het verhoor heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie mr. N.R. Bakkenes.
De opgeëiste persoon is bijgestaan door zijn raadsman, mr. L.J. Woltring, advocaat te Haarlem en door een tolk in de Poolse taal.
De raadsman heeft geen weigeringsgronden of beletselen aangevoerd die aan het toestaan van de overlevering in de weg kunnen staan.
Op grond van artikel 22, derde lid, OLW heeft de rechtbank de termijn waarbinnen zij op grond van het eerste lid van dit artikel uitspraak moet doen met dertig dagen verlengd omdat zij die verlenging nodig heeft om over de verzochte overlevering te beslissen.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht. De opgeëiste persoon heeft ter zitting verklaard dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat hij de Poolse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

In het EAB wordt melding gemaakt van een
valid judgment of the Regional Court in Czluchów of 20ᵗʰ September, 2016 in the matter of reference II K 228/16; the judgment became final on
28ᵗʰ September 2016.
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf voor de duur van 1 jaar, door de opgeëiste persoon te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat. De vrijheidsstraf is aan de opgeëiste persoon opgelegd bij het hiervoor genoemde vonnis.
Dit vonnis betreft de feiten zoals die zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB.

4.Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 12 OLW

De rechtbank stelt vast dat bij bovengenoemd vonnis van 20 september 2016 aan de opgeëiste persoon een voorwaardelijke gevangenisstraf van één jaar is opgelegd, waarvan de tenuitvoerlegging is bevolen bij beslissing van 17 september 2019. Deze beslissing, waarbij de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke gevangenisstraf werd bevolen, valt niet onder de reikwijdte van artikel 4 bis Kaderbesluit 2002/584/JBZ - en dus niet onder die van artikel
12 OLW - nu bij deze beslissing niet de aard en de maat van de eerder uitgesproken straf werd gewijzigd en niet is gebleken dat de autoriteit die deze beslissing heeft gegeven op dit punt over een zekere beoordelingsbevoegdheid beschikte. [1]
Het voorgaande betekent dat enkel het vonnis van 20 september 2016 moet worden getoetst aan de weigeringsgrond van artikel 12 OLW.
De rechtbank stelt vast dat het vonnis van 20 september 2016 is gewezen, terwijl de verdachte niet in persoon is verschenen bij het proces dat tot die beslissing heeft geleid, maar dat de in artikel 12, sub a, OLW genoemde omstandigheid zich heeft voorgedaan, waardoor deze weigeringsgrond niet van toepassing is.
In de aanvullende informatie van 1 maart 2022 staat immers het volgende vermeld:
1. [opgeëiste persoon] , the sentenced person, during preparatory proceedings provided his address, and then the notice of the date and time of court session/hearing in respect of the application/motion lodged in accordance with article 335 paragraph 2 of the Criminal Procedure Code (…) was sent to that address, and on 25th August, 2016 it was collected in person by the sentenced person;
2. [opgeëiste persoon] , the sentenced person, on 8th January 2016, confirmed/acknowledged (while putting his signature/by signing) the receipt of instruction concerning the rights and obligations/duties of a suspect in criminal/penal proceedings, including also his obligation to provide a new address in case of any change of his place of residence or stay, with the instruction/advice, that otherwise, any letter sent to the current (last known) address would be considered as served upon/delivered effectively, and any act of legal procedure or court hearing/session would be conducted while the suspect was absent (in absentia).

5.Strafbaarheid

Feiten waarvoor dubbele strafbaarheid is vereist
De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft de feiten niet aangeduid als feiten waarvoor het vereiste van toetsing van dubbele strafbaarheid niet geldt. Overlevering kan in dat geval worden toegestaan, indien voldaan wordt aan de kaderbesluitconform uitgelegde eisen die in artikel 7, eerste lid, aanhef en onder b, OLW juncto artikel 7, eerste lid, onder a 2°, OLW zijn neergelegd.
De rechtbank stelt vast dat hieraan is voldaan.
De feiten leveren naar Nederlands recht op:
Diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang van het misdrijf heeft verschaft doormiddel van braak, meermalen gepleegd;
en
poging tot diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang van het misdrijf heeft verschaft doormiddel van braak, meermalen gepleegd.

6.Slotsom

Nu is vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW, er ook overigens geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg staan en er geen sprake is van een geval waarin aan het EAB geen gevolg mag worden gegeven, dient de overlevering te worden toegestaan.

7.Toepasselijke wetsbepalingen

De artikelen 45 en 311 Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2, 5 en 7 OLW.

8.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan
the District Court in Slupsk, II Criminal Department(Polen) voor de feiten zoals die zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB.
Aldus gedaan door
mr. M. van Mourik, voorzitter,
mrs. E.G.M.M. van Gessel en J. van Zijl, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. H.L. van Loon, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 26 april 2022.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.HvJ EU 22 december 2017, C-571/17 PPU, ECLI:EU:C:2017:1026 (Ardic), punt 77)