ECLI:NL:RBAMS:2022:2947

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
2 juni 2022
Publicatiedatum
31 mei 2022
Zaaknummer
AWB - 21 _ 3423
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursprocesrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet op schrift gestelde mededeling omtrent verblijf in buitenland met behoud van bijstand

Op 2 juni 2022 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in de zaak tussen [eiser] en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam. [eiser] had op 26 juni 2021 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op zijn bezwaar. Het college had op 24 september 2021 het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard, omdat de mededeling waartegen bezwaar was gemaakt niet op schrift was gesteld. De rechtbank oordeelde dat de mededeling geen besluit is in de zin van artikel 1:3 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), omdat deze niet voldoet aan het schriftelijkheidsvereiste. Hierdoor kon het beroep van [eiser] niet slagen. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard, wat betekent dat [eiser] geen gelijk kreeg in deze zaak. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij de Centrale Raad van Beroep.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 21/3423

uitspraak van 2 juni 2022 van de enkelvoudig kamer in de zaak tussen

[eiser] , te Amsterdam, eiser, (hierna: [eiser] )

en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam,verweerder (hierna: het college)
(gemachtigde: mr. H.H.J. Ten Hoope)

Procesverloop

[eiser] heeft op 26 juni 2021 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op zijn bezwaar.
Het college heeft bij beslissing op bezwaarschrift van 24 september 2021 het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard. In een afzonderlijk besluit van dezelfde datum heeft het college beslist op de ingebrekestelling.
Op grond van 6:20 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) richt het beroep zich van rechtswege tegen het alsnog genomen besluit.
De zaak is behandeld op een zitting van 4 mei 2022. [eiser] is verschenen. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. [eiser] heeft bezwaar gemaakt tegen de mededeling dat hij met behoud van uitkering in juni 2017 naar Berlijn mocht vertrekken in verband met een medische behandeling. Deze mededeling is niet op schrift gesteld.
2. [eiser] heeft beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen op zijn bezwaar. Hangende het beroep heeft het college op 24 september 2021 beslist op het bezwaar. Het college heeft het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard. Daaraan heeft het college primair ten grondslag gelegd dat het bezwaar niet gericht is tegen een besluit de zin van artikel 1:3 van de Awb omdat niet is voldaan aan het schriftelijkheidsvereiste.
3. Op grond van 6:20 van de Awb zich het beroep zich van rechtswege tegen het alsnog genomen besluit. De rechtbank zal het beroep daarom inhoudelijk behandelen.
4. De rechtbank oordeelt als volgt. Volgens artikel 1:3, eerste lid van de Awb wordt onder een besluit verstaan: een schriftelijke beslissing van een bestuursorgaan, inhoudende een publiekrechtelijke rechtshandeling. Hieruit volgt dat een niet op schrift gestelde mededeling van het college geen besluit is in de zin van dit artikel en dat het beroep van [eiser] om die reden niet slaagt. [eiser] heeft op de zitting nog aangevoerd dat het hem eigenlijk gaat om een geschil omtrent het einde van zijn verblijf in het buitenland. Dat kan [eiser] niet baten reeds omdat hij ten aanzien van dat besluit een rechtsmiddel had en dat hij dat rechtsmiddel ook heeft gebruikt.
5. Het beroep is ongegrond. [eiser] krijgt geen gelijk.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.H.M. van de Ven, rechter, in aanwezigheid van N. van der Kroft, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 2 juni 2022.
griffier
rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.