Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
uitspraak van 2 juni 2022 van de enkelvoudig kamer in de zaak tussen
[eiser] , te Amsterdam, eiser (hierna: [eiser] )
Procesverloop
Overwegingen
Beslissing
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 2 juni 2022.
Rechtbank Amsterdam
In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 2 juni 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen [eiser], die bijzondere bijstand voor kosten van rechtsbijstand in Duitsland had aangevraagd, en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam. De aanvraag van [eiser] werd op 28 september 2020 afgewezen, omdat hij volgens het college geen volledige inlichtingen had gegeven. Het college handhaafde deze afwijzing in de beslissing op bezwaar van 30 december 2020, met als argument dat de kosten waarvoor [eiser] bijstand vroeg, in het buitenland waren opgekomen.
Tijdens de zitting op 4 mei 2022 heeft [eiser] betoogd dat de politie, met medewerking van het college, valse informatie over hem had gedeeld met de Duitse autoriteiten, wat leidde tot de juridische procedure in Duitsland. Hij stelde dat het college verantwoordelijk was voor de kosten van zijn rechtsbijstand, omdat deze voortvloeiden uit de acties van de gemeente. Het college verwees naar het territorialiteitsbeginsel, dat volgens hen in de weg staat aan het verstrekken van bijstand voor kosten die in het buitenland zijn gemaakt, en verwees naar artikel 11 van de Participatiewet.
De rechtbank oordeelde dat het college terecht had gesteld dat het territorialiteitsbeginsel van toepassing was en dat er geen zeer dringende redenen waren om hiervan af te wijken. De rechtbank concludeerde dat de kosten waarvoor [eiser] bijstand vroeg, in het buitenland waren opgekomen en dat er geen voldoende connectie met Nederland was om een uitzondering te maken. Het beroep van [eiser] werd ongegrond verklaard, wat betekent dat hij geen recht had op de aangevraagde bijzondere bijstand.