In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Amsterdam op 18 mei 2022 een beschikking gegeven met betrekking tot de ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing van een minderjarige, hierna te noemen [minderjarige]. De kinderrechter heeft vastgesteld dat [minderjarige], geboren in 2017, ernstig in haar ontwikkeling wordt bedreigd. Sinds 23 maart 2022 is er geen zicht op haar opvoedsituatie bij de moeder, en er zijn grote zorgen over haar welzijn. De ouders hebben zich onvoldoende gehouden aan veiligheidsafspraken en de hulpverlening is niet goed op gang gekomen, mede door de ziekte van de gezinsmanager van Jeugdbescherming Regio Amsterdam (JBRA).
De kinderrechter heeft de ouders als belanghebbenden aangemerkt en heeft de verzoeken van de Raad voor de Kinderbescherming en JBRA in overweging genomen. De Raad verzocht om een ondertoezichtstelling van twaalf maanden, terwijl JBRA verzocht om een spoedige uithuisplaatsing van [minderjarige]. De kinderrechter heeft geoordeeld dat de situatie van [minderjarige] zodanig is dat een ondertoezichtstelling noodzakelijk is, en heeft de ondertoezichtstelling voor de duur van twaalf maanden opgelegd. Tevens is de machtiging tot uithuisplaatsing verleend voor een periode van zes maanden, met de nadruk op het belang van een veilige en stabiele omgeving voor [minderjarige].
De kinderrechter heeft benadrukt dat het van groot belang is dat de ouders, en met name de moeder, gaan samenwerken met JBRA en bereikbaar zijn voor de hulpverlening. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en er is een vervolgprocedure gepland voor begin november 2022. De kinderrechter heeft tevens opgemerkt dat het betreurenswaardig is dat er door de ziekte van de gezinsmanager vanaf februari 2022 geen contact is geweest tussen JBRA en het gezin, wat de situatie van [minderjarige] heeft verergerd.