ECLI:NL:RBAMS:2022:2933

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
18 maart 2022
Publicatiedatum
31 mei 2022
Zaaknummer
13/319186-21 en 09-857664-16 (TUL)
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis inzake vuurwapenbezit en munitie in verband met drillrapvideo

Op 18 maart 2022 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het voorhanden hebben van een vuurwapen en munitie. De zaak kwam voort uit een onderzoek naar een YouTube-video van de verdachte, waarin hij een voorwerp toonde dat op een vuurwapen leek. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte in de periode van 1 augustus 2021 tot en met 9 december 2021 te Amsterdam een vuurwapen van het merk Crvena Zastava, model M70, en 46 patronen voorhanden heeft gehad. De officier van justitie heeft bewezen verklaard dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de tenlastegelegde feiten, terwijl de verdediging aanvoerde dat het wapen een nepwapen was. De rechtbank oordeelde dat de deskundigen de wapens als echt hadden herkend en dat de verklaring van de verdachte niet geloofwaardig was. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk, en heeft de tenuitvoerlegging van een eerder voorwaardelijk opgelegde straf gelast.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Parketnummers: 13/319186-21 en 09-857664-16 (TUL)
Promis
Datum uitspraak: 18 maart 2022
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1991
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres
[BRP-adres] ,
gedetineerd in het Huis van Bewaring “ [penitentiaire inrichting] ” in [plaats]

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 4 maart 2022.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. W.J. Nijkerk en van wat verdachte en zijn raadsvrouw mr. W.E.R. Geurts naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is – kort gezegd – ten laste gelegd dat hij zich heeft schuldig gemaakt aan
feit 1 primair:
het voorhanden hebben van een vuurwapen, te weten: een pistool van het merk Crvena Zastava model M70, op een of meerdere tijdstippen in de periode van 1 augustus 2021 tot en met 9 december 2021 te Amsterdam;
feit 1 subsidiair:
het voorhanden hebben van een voorwerp dat zodanig op een wapen lijkt, dat dit voorwerp voor bedreiging of afdreiging geschikt was, namelijk een voorwerp dat een sprekende gelijkenis vertoont met een vuurwapen, op een of meerdere tijdstippen in de periode van
1 augustus 2021 tot en met 9 december 2021 te Amsterdam;
feit 2:
het voorhanden hebben van munitie op een of meerdere tijdstippen in de periode van
1 augustus 2021 tot en met 9 december 2021 te Amsterdam.
De tekst van de integrale tenlastelegging is opgenomen in een
bijlageI die aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.

3.Waardering van het bewijs

3.1
Inleiding
Op 21 september 2021 heeft een verbalisant, die betrokken is bij meer opsporingsonderzoeken gerelateerd aan (drill)rapmuziek, een YouTube video gezien van de artiest [artiestennaam] , met als titel ‘ [titelnummer] ’. Deze videoclip is in première gegaan op 4 september 2021. In de video is een persoon te zien, die later verdachte bleek te zijn, die een voorwerp in zijn handen had dat op een vuurwapen leek. Op een later moment in de video is een op een vuurwapen gelijkend voorwerp met munitie op tafel te zien.
Op 9 december 2021 is de woning van verdachte doorzocht. In de slaapkamer van verdachte
(kamer 1) is in een tas naast de kledingkast een doosje met patronen aangetroffen. Op het bed zijn drie telefoons, waaronder een Iphone11, aangetroffen en in beslag genomen. In het onderzoek naar de bij verdachte inbeslaggenomen IPhone 11 zijn twee relevante video’s gevonden. Op de eerste video is verdachte te zien met een voorwerp in zijn hand dat op een vuurwapen lijkt. Op de tweede video is de omgeving te zien waar de videoclip ‘ [titelnummer] ’ is opgenomen en lijken het vuurwapen en de munitie uit de videoclip ‘ [titelnummer] ’ op tafel te liggen.
De bij verdachte inbeslaggenomen patronen zijn onderzocht en blijken patronen van het merk Magtech te zijn, van het kaliber 9x17 mm.
3.2
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft zich op grond van het navolgende op het standpunt gesteld dat het voorhanden hebben van een vuurwapen (feit 1 primair) en munitie (feit 2) in de zin van de Wet wapens en munitie (hierna WWM) bewezen kan worden verklaard.
Vastgesteld kan worden dat verdachte in de videoclip ‘ [titelnummer] ’ het in de tenlastelegging genoemde vuurwapen en de munitie voorhanden heeft gehad. Het vuurwapen is door de vuurwapendeskundige herkend als een semi-automatisch pistool van het merk Crvena Zastava model M70. Van dit vuurwapen zijn volgens de deskundige geen uitvoeringen in gas, alarm- of luchtdrukuitvoering bekend. In de slaapkamer van [verdachte] is munitie aangetroffen en inbeslaggenomen, waarvan de wapendeskundige heeft vastgesteld dat het munitie betreft die strafbaar is gesteld in de WWM. Het in de videoclip ‘Popshit4’ zichtbare doosje komt overeen met het in de slaapkamer van verdachte inbeslaggenomen doosje met munitie.
De twee op de telefoon van verdachte aangetroffen video’s onderschrijven dat verdachte zich bezig hield met vuurwapens.
3.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich, mede gelet op de bekennende verklaring van verdachte, voor feit 2 gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Van het onder feit 1 primair tenlastegelegde heeft zij vrijspraak bepleit. Verdachte heeft het vuurwapen alleen voor de opname van de videoclip in zijn handen gehad. Hij ging ervan uit dat het een nepwapen was, omdat hij in het wapen gele balletjes zag zitten en de vriend van wie hij het pistool had gekregen tegen hem had gezegd dat het ging om een nepwapen.
In deze zaak is op basis van enkel de videobeelden de conclusie getrokken dat sprake is van een echt vuurwapen. Om vast te kunnen stellen of sprake is van een echt vuurwapen is onderzoek aan dat wapen nodig, maar dat heeft niet plaatsgevonden. De conclusie van de wapendeskundige dat hem geen uitvoering van het desbetreffende wapen in gas/alarm- of luchtdrukuitvoering bekend is, acht de raadsvrouw niet betrouwbaar. Er is immers geen informatie over de deskundigheid van de verbalisant verstrekt en daarnaast zijn de stills van de video niet voorgelegd aan bijvoorbeeld een wapendeskundige van het Nederlands Forensisch Instituut.
De raadsvrouw heeft geen verweer gevoerd wat betreft het onder 1 subsidiair tenlastegelegde feit.
3.4
Het oordeel van de rechtbank
De vraag die aan de rechtbank voorligt, is of bewezenverklaard kan worden dat het wapen dat verdachte op de beelden voorhanden heeft gehad, een echt wapen is in de zin van de WWM. Verdachte heeft bekend dat hij in de videoclip een op een vuurwapen gelijkend voorwerp voorhanden heeft gehad en heeft gesteld dat dit een nepwapen was. Verdachte heeft ter zitting verklaard dat het betreffende voorwerp tijdens het opnemen van de clip buiten is geweest.
Anders dan de verdediging is de rechtbank van oordeel dat sprake is van een echt vuurwapen. Zij overweegt daartoe als volgt.
Verbalisant [verbalisant 1] heeft stills bekeken van de videoclip ‘ [titelnummer] ’. Op zogeheten
close upopnames heeft verbalisant het vuurwapen herkend als een semi automatisch pistool van het merk Crvena Zastava in model M70. Dit model vuurwapen is geproduceerd in het kaliber 7,65mm Browning (synoniem .32) en het kaliber 9x17mm (synoniem .380). Vanaf de videobeelden is niet vast te stellen welk kaliber het hier betreft. De verbalisant heeft de Zastava M70 aan de combinatie van bepaalde specifieke kenmerken herkend.
Verbalisant [verbalisant 1] heeft geconcludeerd dat sprake is van een vuurwapen van categorie III onder 1 van de WWM.
De videoclip ‘ [titelnummer] ’ en de stills daarvan zijn tevens door verbalisant [verbalisant 2] bekeken. [verbalisant 2] heeft beschreven dat een van de stills een duidelijk beeld gaf van het vuurwapen en dat de herkenning van het vuurwapen door [verbalisant 1] als een Crvena Zastava juist is. Aan [verbalisant 2] is bekend dat het vuurwapen Crvena Zastava, model M70, vervaardigd is in de kalibers 7,65 mm en 9x17 mm. Hem zijn geen uitvoeringen van dit vuurwapen bekend in gas/alarm- of luchtdrukuitvoering.
Anders dan de raadsvrouw ziet de rechtbank geen reden om te twijfelen aan de deskundigheid van de verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 1] . Uit het dossier blijkt dat [verbalisant 2] als materiedeskundige vuurwapens en [verbalisant 1] als taakaccenthouder (vuur)wapens werkzaam zijn bij de Dienst Regionale Recherche, Forensische Opsporing, Bureau Wapens, Munitie en Explosieven. Zonder nadere motivering valt niet in te zien waarom zij niet deskundig zouden zijn en waarom zij niet gevolgd zouden kunnen worden in hun conclusies. De rechtbank neemt deze conclusies dan ook over.
De verklaring van verdachte dat er sprake zou zijn geweest van een nepwapen en dat hij de balletjes in het magazijn van het wapen heeft gezien, vindt geen steun in het dossier en staat haaks op de bevindingen van voornoemde verbalisanten. Met name [verbalisant 2] heeft expliciet geverbaliseerd dat - eenvoudig gezegd - de loop van het vuurwapen op de stills te groot is voor het formaat dat airsoftballetjes hebben. De rechtbank acht de verklaring van verdachte dan ook onaannemelijk.
Over de onder verdachte inbeslaggenomen patronen overweegt de rechtbank dat deze kaliber 9x17mm betreffen en dat dit munitie van categorie III in de zin van de WWM is. [verbalisant 2] heeft geverbaliseerd dat het in eerdergenoemde videoclip getoonde doosje overeenkomt met het onder verdachte inbeslaggenomen doosje munitie.
Verdachte heeft ter zitting verklaard dat de clip twee of drie weken voor de première daarvan is opgenomen. Uit een proces-verbaal van verbalisant Riemersma volgt dat de videoclip is ge-upload op 4 september 2021. Uit het onderzoek aan de telefoon van verdachte is een Whatsappgesprek naar voren gekomen. In dit gesprek heeft verdachte op vrijdag 27 augustus 2021 enkele berichten gestuurd waaruit volgt dat de clip op de zondag daarna, dus op 29 augustus 2021, zou worden opgenomen. De munitie is bij de doorzoeking op 9 december 2021 inbeslaggenomen. Daarnaast heeft verdachte verklaard de munitie al ver daarvoor te hebben gevonden. De rechtbank constateert op basis hiervan dat verdachte het vuurwapen en de munitie in de tenlastegelegde periode voorhanden heeft gehad.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat verdachte de onder feit 1 primair en onder feit 2 tenlastegelegde feiten bewezen kunnen worden verklaard.

4.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in de bijlage vervatte bewijsmiddelen bewezen dat verdachte:
1. primair
in de periode van 1 augustus 2021 tot en met 9 december 2021 te Amsterdam een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een vuurwapen van het merk Crvena Zastava, model M70, zijnde een vuurwapen in de vorm van een pistool, voorhanden heeft gehad;
2.
op tijdstippen in de periode van 1 augustus 2021 tot en met 9 december 2021 te Amsterdam telkens munitie van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten 46 patronen voorhanden heeft gehad.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

5.De strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

7.Motivering van de straffen en maatregelen

7.1
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de door haar bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit dat een gevangenisstraf gelijk aan het voorarrest, te weten een 85 dagen, passend is. Zij heeft hierbij onder meer verwezen naar jurisprudentie voor het voorhanden hebben van een nepvuurwapen in een videoclip, waarbij een taakstraf is opgelegd, en de LOVS-richtlijnen.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van de bewezenverklaarde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan op de zitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van een vuurwapen en
46 patronen. Dit vuurwapen en de munitie was ook te zien op een video. Dit zijn ernstige feiten. Het onbevoegd voorhanden hebben van dergelijke wapens brengt een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van personen met zich en tast de veiligheid van de samenleving ernstig aan. De verheerlijking van geweld en het tonen van wapens en munitie alsof dat normaal is, zoals dat in (drill)rapvideo’s wordt gedaan, is onacceptabel en zorgwekkend. Ook verdachte lijkt het laakbare van zijn handelen niet in te zien, getuige zijn verklaring ter terechtzitting dat hij het leuk vond als ook de munitie in de clip te zien zou zijn. Daarbij komt dat het vuurwapen dat verdachte in de video in handen had tijdens het opnemen van die video ook op straat is geweest. De locaties van de video waren in Amsterdam Zuidoost, een wijk die al geruime tijd wordt geteisterd door vuurwapengeweld.
Het is niet voor niets dat voor vuurwapenbezit doorgaans aanzienlijke onvoorwaardelijke gevangenisstraffen worden opgelegd. De rechtbank ziet in het geval van verdachte geen aanleiding om hier vanaf te zien.
De rechtbank heeft acht geslagen op de documentatie van verdachte. Verdachte is eerder veroordeeld voor geweldsdelicten waarbij vuurwapens zijn gebruikt of voorhanden zijn geweest. Daarnaast liep verdachte in een proeftijd en is verdachte recentelijk in het buitenland veroordeeld tot een gevangenisstraf van 18 maanden voor het vervoeren van bijna vier kilogram cocaïne. De rechtbank weegt deze omstandigheden in strafverzwarende zin mee.
De reclassering adviseert in het geval van een veroordeling een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen. Zij acht interventies en toezicht niet nodig.
Bij het bepalen van de strafmaat houdt de rechtbank verder rekening met de straffen die in soortgelijke gevallen worden opgelegd. De LOVS-oriëntatiepunten gaan voor het voorhanden hebben van een pistool in een woning uit van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van vier maanden. Voor het voorhanden hebben van een pistool in de openbare ruimte gaan de richtlijnen uit van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van acht maanden. De richtlijnen gaan voor het voorhanden hebben van munitie uit van een geldboete.
De rechtbank is van oordeel dat gelet op alle hiervoor genoemde omstandigheden aanleiding bestaat bij de straftoemeting af te wijken van wat de officier van justitie heeft gevorderd. De rechtbank acht een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van twaalf maanden passend en geboden. De rechtbank ziet, gelet op het feit dat verdachte ten tijde van het plegen van onderhavige feiten in een proeftijd liep, geen reden om een deels voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen.
Tenuitvoerlegging voorwaardelijke veroordeling
Bij de stukken bevindt zich de op 3 maart 2022 ter griffie van deze rechtbank ontvangen vordering van de officier van justitie in het arrondissement Amsterdam in de zaak met parketnummer 09/857664-16, betreffende het onherroepelijk geworden vonnis van
5 oktober 2017 van de meervoudige strafkamer van de rechtbank in Den Haag, waarbij verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden, met bevel dat van deze straf een gedeelte, groot 3 maanden, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat veroordeelde zich voor het einde van een op 2 jaar bepaalde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Tevens bevindt zich bij de stukken een geschrift waaruit blijkt dat de mededeling als bedoeld in artikel 366a van het Wetboek van Strafvordering aan verdachte per post is toegezonden. Gebleken is dat verdachte zich voor het einde van voornoemde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt, zoals naar voren komt uit de verdere inhoud van dit vonnis.
De rechtbank ziet hierin aanleiding de tenuitvoerlegging van dat voorwaardelijke strafdeel voor de duur van 3 maanden te gelasten.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op artikel 57 van het Wetboek van Strafrecht en op de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.

9.Beslissing

Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
feit 1 primair:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III;
feit 2:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, meermalen gepleegd.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van
12 (twaalf) maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma als bedoeld in artikel 4 van de Penitentiaire beginselenwet.
Gelast de tenuitvoerlegging van de bij vonnis van 5 oktober 2017 door de meervoudige strafkamer van de rechtbank te Den Haag voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf van

3 (drie) maanden.

Dit vonnis is gewezen door
mr. D.A. Segbedzi, voorzitter, mrs. Ch.A. van Dijk en M.C. Eggink, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. H.L. van Loon, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 18 maart 2022.
[...]

[...]

[...]

[...]

[...]

[...]

[...]

[...]

[...]

[...]

  • [...]
  • [...]
  • [...]
  • [...]

[...]