7.3Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van de bewezenverklaarde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan op de zitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van een vuurwapen en
46 patronen. Dit vuurwapen en de munitie was ook te zien op een video. Dit zijn ernstige feiten. Het onbevoegd voorhanden hebben van dergelijke wapens brengt een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van personen met zich en tast de veiligheid van de samenleving ernstig aan. De verheerlijking van geweld en het tonen van wapens en munitie alsof dat normaal is, zoals dat in (drill)rapvideo’s wordt gedaan, is onacceptabel en zorgwekkend. Ook verdachte lijkt het laakbare van zijn handelen niet in te zien, getuige zijn verklaring ter terechtzitting dat hij het leuk vond als ook de munitie in de clip te zien zou zijn. Daarbij komt dat het vuurwapen dat verdachte in de video in handen had tijdens het opnemen van die video ook op straat is geweest. De locaties van de video waren in Amsterdam Zuidoost, een wijk die al geruime tijd wordt geteisterd door vuurwapengeweld.
Het is niet voor niets dat voor vuurwapenbezit doorgaans aanzienlijke onvoorwaardelijke gevangenisstraffen worden opgelegd. De rechtbank ziet in het geval van verdachte geen aanleiding om hier vanaf te zien.
De rechtbank heeft acht geslagen op de documentatie van verdachte. Verdachte is eerder veroordeeld voor geweldsdelicten waarbij vuurwapens zijn gebruikt of voorhanden zijn geweest. Daarnaast liep verdachte in een proeftijd en is verdachte recentelijk in het buitenland veroordeeld tot een gevangenisstraf van 18 maanden voor het vervoeren van bijna vier kilogram cocaïne. De rechtbank weegt deze omstandigheden in strafverzwarende zin mee.
De reclassering adviseert in het geval van een veroordeling een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen. Zij acht interventies en toezicht niet nodig.
Bij het bepalen van de strafmaat houdt de rechtbank verder rekening met de straffen die in soortgelijke gevallen worden opgelegd. De LOVS-oriëntatiepunten gaan voor het voorhanden hebben van een pistool in een woning uit van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van vier maanden. Voor het voorhanden hebben van een pistool in de openbare ruimte gaan de richtlijnen uit van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van acht maanden. De richtlijnen gaan voor het voorhanden hebben van munitie uit van een geldboete.
De rechtbank is van oordeel dat gelet op alle hiervoor genoemde omstandigheden aanleiding bestaat bij de straftoemeting af te wijken van wat de officier van justitie heeft gevorderd. De rechtbank acht een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van twaalf maanden passend en geboden. De rechtbank ziet, gelet op het feit dat verdachte ten tijde van het plegen van onderhavige feiten in een proeftijd liep, geen reden om een deels voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen.
Tenuitvoerlegging voorwaardelijke veroordeling
Bij de stukken bevindt zich de op 3 maart 2022 ter griffie van deze rechtbank ontvangen vordering van de officier van justitie in het arrondissement Amsterdam in de zaak met parketnummer 09/857664-16, betreffende het onherroepelijk geworden vonnis van
5 oktober 2017 van de meervoudige strafkamer van de rechtbank in Den Haag, waarbij verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden, met bevel dat van deze straf een gedeelte, groot 3 maanden, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat veroordeelde zich voor het einde van een op 2 jaar bepaalde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Tevens bevindt zich bij de stukken een geschrift waaruit blijkt dat de mededeling als bedoeld in artikel 366a van het Wetboek van Strafvordering aan verdachte per post is toegezonden. Gebleken is dat verdachte zich voor het einde van voornoemde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt, zoals naar voren komt uit de verdere inhoud van dit vonnis.
De rechtbank ziet hierin aanleiding de tenuitvoerlegging van dat voorwaardelijke strafdeel voor de duur van 3 maanden te gelasten.